De rechter wilde niet geloven dat ik de bescheiden die ik ondertekende, nooit las… dat ik altijd in blind vertrouwen mijn handtekening zette.'
'Had je geen advocaat?'
Abraham van der Velde knikte.
'Een hele goeie… Meester Martin van Heerlen van de Keizersgracht. Zonder hem was ik er zeker niet met drie maanden vanaf gekomen.'
De Cock zweeg even om de naam te verwerken.
'Waarom meester Van Heerlen?' vroeg hij effen.
'Ik zei toch: hij is een hele goeie. Hij werd mij aanbevolen.'
'Door wie?'
Abraham van der Velde trok zijn schouders op.
'Dat weet ik niet meer. Je zit in de puree en dan noemt iemand je een advocaat.'
'Ken je de vrouw van De Graaf?'
Abraham van der Velde schoof zijn onderlip vooruit.
'Mathilde… een mooie vrouw… een schoonheid, maar volgens Ferdy zo koel als een kikker.'
'Heb je wel eens contact met haar gehad?'
Abraham grijnsde.
'Niet echt. Ik heb haar een enkele keer ontmoet op een feestje van de zaak.'
Er kwam een glimlach van vertedering op zijn gezicht. 'Toen Florentine nog een kleine meid was, speelde ze wel eens op kantoor.
Ik mocht haar wel. Het was een leuk kind.'
De uitdrukking op zijn gezicht versomberde.
'Later kreeg ze verkering met een louche gozertje, die handelde in zogenaamde ok-ka-si-on-ne-tjes… tweedehands auto's. En volgens mij was hij er ook niet vies van om een wagentje om te katten.'
'Kent u hem?'
'Wie?'
'Dat gozertje van Florentine.'
Abraham van der Velde schudde zijn hoofd.
'Nooit ontmoet.'
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
'Hoe weet u dan al die bijzonderheden over hem?'
'Van Ferdy. Hij had er zwaar de pest over in dat Florentine met dat gozertje ging samenwonen. Maar Mathilde vond het goed en bij
haar had hij niets te vertellen.'
'Zij had de broek aan?'
'Meer dan dat. Daarom ging hij ook zo vaak vreemd. Ferdy was altijd op jacht.'
De Cock boog zich iets verder naar Van der Velde toe.
'Bezit u een vuurwapen?'
Abraham grinnikte.
'Van blaffers komt alleen maar narigheid. Ik moet zo'n ding niet.'
De Cock knikte begrijpend.
'Die oude legerloods van u aan de Houthaven… komt u daar nog wel eens?'
Abraham van der Velde schudde zijn hoofd.
'Wat moet ik daar zoeken? Ik laat dat ding daar maar staan. Ik hoop dat de gemeente vandaag of morgen die grond nodig heeft, dan brengt die oude loods misschien nog wat op.' De Cock wachtte even voor hij antwoordde.
'Weet je waar wij Ferdy de Graaf met een kogel in zijn kop hebben gevonden?'
'Geen idee.'
'In uw loods… in uw oude legerloods aan de Houthaven.'
Abraham lachte breeduit.
'Dat verbaast mij niets.'
De Cock keek hem verrast aan.
'Dat verbaast u niet?'
Abraham van der Velde schudde zijn hoofd.
'Als Ferdy weer eens een of andere vrouw aan de hand had, dan nam hij haar altijd mee naar die oude loods.'
'Waarom?'
'Het stinkt er naar rottend hout.'
De Cock keek hem niet-begrijpend aan.
'En?'
'De geur van rottend hout wond hem op.'
7
De ruime parkeerplaats van Zorgvlied was totaal verlaten. Van over het water van de Amstel gierde een felle oostenwind om de oude politie-Golf. Binnen besloegen de ruiten. Het ontging De Cock. De oude rechercheur knikte traag voor zich uit.
' De-geur-van-rot-tend-hout.' Hij proefde de woorden op het puntje van zijn tong. Ter overdenking nam De Cock een kleine pauze.
Daarna boog de grijze speurder zich opnieuw over de leuning van zijn autostoel naar Brammetje. 'In welk opzicht wond de geur van rottend hout uw ex-compagnon op?'
'Seksueel.'
'Hoe weet u dat?'
Abraham grinnikte.
'Dat heeft Ferdy mij zelf verteld,' legde hij uit. 'Toen zijn huwelijk met Mathilde in het slop raakte, nam hij haar een keer mee naar mijn oude loods aan de Houthaven. Hij hoopte dat de geur van rottend hout ook haar zou opwinden.'
'En?'
'Het werd niets,' gniffelde Abraham. 'Helemaal niets. Toen Ferdy duidelijk maakte wat hij wilde, liep Mathilde gillend de loods uit.
Het is nadien ook nooit meer wat geworden met die twee.'
'Wanneer kan ik gaan rijden!' riep Vledder geprikkeld. 'Ik krijg koude benen.'
De Cock gebaarde nonchalant voor zich uit.
'Ga maar.'
Vledder startte de motor van de Golf.
'Waarheen?'
De Cock antwoordde niet. Hij was zo in gedachten verzonken, dat de vraag hem ontging. Hij wendde zich weer tot Van der Velde.
'En u… Brammetje, raakt u ook opgewonden door de geur van rottend hout… zo opgewonden, dat u eindelijk uw haatgevoelens jegens uw vroegere compagnon in daden kon omzetten?'
Abraham schoof iets van De Cock af.
'Ik… eh, ik begrijp niet wat u bedoelt,' reageerde hij onzeker.
De Cock keek hem strak aan.
'Hebt u Ferdinand de Graaf vermoord?'
Abraham maakte een afwerend gebaar met zijn handen.
'Onzin.'
De Cock schudde zijn hoofd.
'Dat is geen antwoord op mijn vraag.'
Abraham van der Velde snoof.
'Ik herhaaclass="underline" onzin… pure onzin.' In zijn stem trilde een lichte wrevel. 'Zo diep zat die haat bij mij nu ook weer niet. Ferdy en ik waren vroeger goede vrienden.'
Hij zweeg even.
'En… als ik op zijn dood uit was,' ging hij verder, 'dan had ik hem toch al veel eerder koud gemaakt?'
'Wanneer u hem meteen na het uitzitten van uw straf had vermoord, was de verdenking onmiddellijk op u gevallen. Het was verstandiger… zoals u nu hebt gedaan… om enige tijd te wachten.'
Abraham van der Velde wond zich zichtbaar op.
'Wat zit je te wauwelen,' riep hij kwaad. 'Ik heb hem niet vermoord. Zo'n vent ben ik niet.'
De Cock strekte zijn rechterarm naar hem uit.
'Hij werd in uw loods gevonden.'
'Nou en? Ik kom nooit meer in die loods.'
'En u had een motief.'
Abraham van der Velde stak zijn handen met gespreide vingers demonstratief omhoog. Zijn neusvleugels trilden.
'Hier,' gilde hij, 'hier… aan deze handen kleeft geen bloed.'
De Cock keek hem onbewogen aan.
'Dat zie ik,' sprak hij achteloos. 'Ze zijn schoon. U hebt ze vanmorgen goed gewassen.'
De oude rechercheur schudde afkeurend zijn hoofd.
'Ik ben niet onder de indruk van die wilde emotionele gebaren. Ze imponeren mij niet. "Hier kleeft geen bloed aan" is een loze kreet.
Waar was u op de dag van de moord?'
Van der Velde ademde diep.
'Weet ik veel,' riep hij luid. 'Weet ik veel. Ik houd er geen dagboek op na.'
'U hebt geen alibi?'
Abraham van der Velde schudde zijn hoofd. Hij schoof weer wat dichter naar De Cock toe.
'Ik heb geen alibi,' verzuchtte hij. 'En ik ben ook niet van plan om een alibi voor je op te bouwen. Verder kan het mij geen moer schelen wie Ferdy uiteindelijk naar de eeuwige jachtvelden heeft gezonden. Ik was het niet. En als jij zo graag wilt weten wie het wel
was, dan moet je je huiswerk goed doen.'
Vledder stootte De Cock met zijn elleboog aan en wees naar het stuur van de Golf.
'Waarheen?' herhaalde hij dwingender.
De grillige accolades rond de mond van De Cock dansten een glimlach.
'Naar het huis van Brammetje op de Wallen,' sprak hij vriendelijk.
'Brammetje krijgt van ons een lift. Dat hadden we hem toch beloofd?'
Vledder warmde zijn handen boven de oude gaskachel van de grote recherchekamer. De jonge rechercheur rilde.
'Ik ben verkleumd.' klaagde hij. 'Tot op het bot. Had je die Brammetje niet mee kunnen nemen naar ons warme bureau in plaats van dat verhoor in die koude Golf?'
De Cock kwam naast hem staan.
'Het leek mij emotioneel beter om onmiddellijk na de begrafenis met hem te praten. Het heeft soms een gunstig effect.'