te jagen?'
'Je bedoelt, dat wij de zaak verder maar moeten laten rusten?'
'Ja.'
De Cock glimlachte.
'De beoordeling of de vermoorde Ferdinand de Graaf een slecht mens was en zijn moordenaar clementie verdient… ligt niet bij ons.'
'Ik weet het, maar het blijft jammer.'
De Cock negeerde de opmerking;
'Wij moeten zijn moordenaar vinden. Dat is onze taak. Uiteindelijk zal de rechter met zijn strafmaat bepalen hoe schuldig hij die moordenaar acht.'
Vledder liet zich weer in zijn stoel terugzakken.
'Wij gaan dus gewoon door?'
'Absoluut.'
'Huiszoeking doen bij Roger ter Beek?'
De Cock trok een bedenkelijk gezicht.
'Wat weten we? Roger ter Beek had een revolver. Dat is gezien door Florentine. En verder?'
De oude rechercheur schudde zijn hoofd.
'Op die basis krijgen we nooit een officieel bevel tot huiszoeking.
De verdenking is te vaag, de bewijzen te summier.'
'En on-officieel?'
De Cock gniffelde.
'Je bedoelt met het apparaatje van Handige Henkie?'
Vledder knikte.
'Sloten hebben voor jou toch geen geheimen.'
De Cock schudde zijn hoofd.
'Dit keer liever niet. Gestel, dat wij die revolver in de woning van Roger ter Beek vinden. Dan moeten we hem laten liggen. We kunnen hem niet meenemen.'
'Waarom niet?'
'Onrechtmatig verkregen bewijs. Ik wil het risico niet lopen om door een of andere advocaat naar het verdachtenbankje te worden verwezen.'
'Wat wil je dan doen?'
De Cock grijnsde.
'We nodigen Roger ter Beek uit om de revolver bij ons in te leveren.'
'En als hij dat niet doet?'
De Cock spreidde zijn handen.
'Hij zal toch met een verhaal moeten komen. En dan kunnen we nog…'
De oude rechercheur stokte. Er werd op de deur van de recherchekamer geklopt en Vledder riep: 'Binnen.'
In de deuropening verscheen een lange magere man. De Cock schatte hem op voor in de veertig. Hij droeg een fraaie bruine wintermantel en een imposante bontmuts. In trage tred liep hij op de grijze speurder toe. Bij het bureau bleef hij staan en nam zijn bontmuts af.
De oude rechercheur nam de man nauwkeurig in zich op. Hij had een scherp gesneden gezicht met een licht geprononceerde neus en lichtgroene ogen. Zijn blonde haren waren strak achterover gekamd.
De man boog zich iets naar voren.
'Mag ik u even spreken?'
De Cock gebaarde naar de stoel naast zijn bureau.
'Neemt u plaats.'
De man knoopte zijn mantel los en ging zitten.
'Mathilde… mevrouw De Graaf,' sprak hij zacht, 'heeft mij een halfuurtje geleden gebeld. Ze verontschuldigde zich.'
'Waarvoor?
'U bent toch rechercheur De Cock?'
'Inderdaad.'
'Ze had aan u mijn naam genoemd. Ik ben Jelle Poelstra. Tot een paar maanden geleden kwam ik dikwijls bij Mathilde op visite.'
De Cock knikte.
'Dat vertelde ze. U deed dat op uitnodiging van haar man.'
Jelle Poelstra streelde de bontmuts op zijn schoot.
'Ferdinand de Graaf vertelde mij dat zijn vrouw zich vaak eenzaam voelde, omdat hij door zaken dikwijls van huis was.'
'U moest haar gezelschap houden?'
'Precies.'
De Cock glimlachte.
'Meer niet?'
Over het gelaat van Jelle Poelstra gleed een smartelijke trek.
'Dat… eh, dat is nu precies wat mij kwelt. Er is tussen mij en Mathilde nooit iets geweest. Geen verhouding, geen liefde, geen intieme relatie.'
De Cock keek de man onderzoekend aan.
'Wie beweert van wel?'
'Ik ben bang voor geruchten.'
'Zijn die er?'
Jelle Poelstra stak zijn handen trillend omhoog.
'Ik wil,' sprak hij nadrukkelijk, 'dat u er van doordrongen bent dat er voor mij geen enkele reden bestond om Ferdinand de Graaf iets aan te doen. Ik heb met die moord op hem niets te maken.'
9
De Cock keek de man hoofdschuddend na.
'Jelle Poelstra,' mompelde hij zacht voor zich uit. 'Een vreemde man.'
Vledder wachtte tot de deur van de recherchekamer achter de man dichtsloeg. Hij keek zijn oude collega breed lachend aan.
'Ik hoop. De Cock, dat je goed hebt geluisterd,' riep hij vrolijk.
'Jij moet er wel van doordrongen zijn dat er voor hem geen enkele reden bestond om Ferdinand de Graaf iets aan te doen. Hij heeft met die moord niets te maken.'
Het klonk spottend.
De Cock krabde zich achter in zijn nek.
'Je vraagt je af waarom zo'n man dat komt vertellen. We hebben hem toch nergens van beschuldigd? Ik begrijp ook niet waarom Mathilde de Graaf hem heeft gebeld. Ze heeft mij de naam Jelle Poelstra genoemd. Is dat voor hem verontrustend?'
Vledder grinnikte.
'Blijkbaar verontrustend genoeg om zich bij ons te melden.'
De Cock gleed met zijn pink over de rug van zijn neus.
'Het geeft toch te denken,' sprak hij peinzend. 'Zou er tussen Mathilde en Jelle Poelstra toch meer zijn geweest dan een oppervlakkige vriendschap… zou Jelle Poelstra heimelijk wel eens met de gedachte hebben gespeeld om zijn vriend Ferdinand de Graaf om zeep te helpen en kwelt nu zijn geweten?'
De oude rechercheur trok een vies gezicht. Hij stond van zijn stoel op en begon door de recherchekamer te stappen. Bij de cadans van zijn tred lieten zijn gedachten zich gemakkelijker ordenen.
'Wat was dat voor een vreemd soort vriendschap?' vroeg hij hardop. 'Had Jelle Poelstra van Ferdinand de Graaf echt de opdracht gekregen om Mathilde te verleiden, zodat hij haar van overspel kon betichten? Zo ja, wat had dat voor nut?'
Vledder keek zijn oude collega, toen die langs zijn bureau liep, verward aan.
'Wat verwacht je van mij?' vroeg hij verbaasd. 'Dat ik op al die vragen een antwoord geef?'
De Cock bleef staan en schudde zijn hoofd.
'Het is een gedachtenspel,' antwoordde hij geprikkeld. 'Meer niet. Ik krijg altijd de smoor in als mensen ons voor raadsels plaatsen.'
Vledder snoof.
'Die Jelle Poelstra is in mijn ogen gewoon een waardeloze vent.
En ik voel geen enkele behoefte om hem aan ons lijstje van verdachten toe te voegen. Daar staan al te veel namen op.'
De Cock trok zijn gezicht in een grijns.
'Duik toch maar eens in onze administratie en trek hem na. Ik kan er niets aan doen. Die vent bezorgt mij een vies, klef gevoel.'
De oude rechercheur strekte zijn arm naar zijn jonge collega uit.
'Bel ook met Roger ter Beek en zeg hem dat hij ons morgen die revolver brengt… zo niet, dan komen wij hem arresteren voor illegaal vuurwapenbezit.'
Vledder keek naar hem op.
'Heb je nog meer noten op je zang?'
De Cock liep hoofdschuddend van hem weg naar de kapstok.
'Waar ga je nu nog heen?' vroeg Vledder.
De Cock wees, terwijl hij doorliep, naar de grote klok boven de deur van de recherchekamer.
'Bijna elf uur,' riep hij knorrig. 'Ik vind het mooi genoeg voor vandaag.'
Hij schoof zijn oude hoedje over zijn grijze haardos en draaide zich half om.
'Mijn vermoeid lijf smeekt om een kop warme chocolademelk, een schone pyjama, een fris bed en de douche van een verkwikkende nachtrust.'
'Amen.'
Toen De Cock de volgende morgen fris en opgewekt de grote recherchekamer binnenstapte, trof hij Vledder achter zijn elektronische schrijfmachine.
De Cock smeet zijn hoedje missend naar de kapstok en liep met zijn regenjas nog aan naar hem toe.
'Vlijtig?'
Vledder liet zijn vingers rusten en schoof de schrijfmachine van zich af. Zijn gezicht stond ernstig.
'Ik heb die Jelle Poelstra nagetrokken.'
'En?'
'Hij heeft enige jaren geleden een fikse straf uitgezeten.' 'Terzake?'
'Verkrachting.'
De Cock trok zijn neus iets op.
'Verkrachting?'