Выбрать главу

Het klonk wat bits.

Bram van Wielingen keek hem verwonderd aan.

'Wat ben je narrig?'

De Cock gebaarde met een somber gezicht naar de dode.

'Ze noemden hem Brammetje,' sprak hij gevoelig. 'En ik mocht hem wel. Ik vraag mij af waaraan hij zijn dood heeft verdiend.'

De oude rechercheur draaide zich om.

Dokter Den Koninghe kwam de loods binnen. Achter hem schuifelden twee broeders van de Geneeskundige Dienst. Een brancard

tussen hen in.

De Cock schudde de excentrieke lijkschouwer de hand.

'Het spijt mij oprecht dat ik u weer moet lastigvallen.'

Dokter Den Koninghe keek door zijn brilletje naar hem op.

'Het is mijn vak.' Hij gebaarde naar de dode. 'En jij bent hier toch ook niet blij mee.'

'Integendeel.'

De oude lijkschouwer trok aan de vouw de pijpen van zijn pantalon iets omhoog en hurkte bij de dode neer. Bij het licht van de zaklantaarn van De Cock bezag hij de wond in de nek.

Na enkele minuten kwam de lijkschouwer omhoog. Zijn oude knieën kraakten. Met precieze bewegingen nam hij zijn bril af, pakte zijn witzijden pochet uit het borstzakje van zijn jacquet en poetste de glazen. De Cock kende de bewegingen en wachtte.

Hij is dood,' sprak hij gelaten.

De oude rechercheur knikte met een strak gezicht.

'Dat begreep ik.'

Dokter Den Koninghe zette zijn brilletje weer op.

'Nog niet zo lang. Een paar uur. De lijkstijfheid is nog niet algemeen.'

De lijkschouwer wees naar de dode.

'Wordt dit een rage?'

'U bedoelt een nekschot?'

De dokter knikte met een stuurs gezicht.

'Het is zo… eh zo kil, zo professioneel. De moordenaar is beslist geen aardig mens.'

De Cock glimlachte.

'Zijn moordenaars wel eens aardig?'

Zonder te antwoorden liep de dokter bij hem weg. De Cock liep hem na en hield hem met een hand op zijn schouder staande.

'Hebt u een sterk reukvermogen?'

De lijkschouwer keek hem niet-begrijpend aan.

'Redelijk. Moet wel bij mijn vak.'

'Wat ruikt u hier in deze loods?'

Dokter Den Koninghe snoof.

'Rottend hout.'

De Cock trok een rimpel in zijn voorhoofd.

'Kan het waarnemen van een geur invloed hebben op het gedrag van mensen?'

De dokter knikte nadrukkelijk.

'Vooral bij mensen die leiden aan hyperosmie… en dat gekoppeld aan ervaringsfeiten…'

De Cock glimlachte.

'Ik ben een eenvoudige rechercheur,' onderbrak hij verontschuldigend. 'Wat is hyperosmie?'

Dokter Den Koninghe staarde even voor zich uit.

'Hyperosmie… een versterkte reukwaarneming. In tegenstelling tot hyposmie, dat hebben mensen met een verminderde reukwaarneming. Beide zijn in feite reukstoornissen.'

'En wat bedoelt u met "gekoppelde" ervaringsfeiten?'

Dokter Den Koninghe stak gebarend zijn rechterwijsvinger omhoog.

'Wanneer men een bepaalde geur waarneemt en men beleeft op datzelfde moment iets prettigs, dan zal die geur bij herkenning iemand aangenaam stemmen. Dat is dan de koppeling geur-en-beleving.'

De Cock knikte begrijpend.

'Kan dat ook omgekeerd?'

'Uiteraard. Geur kan ook gekoppeld zijn aan onaangename ervaringsfeiten.'

De Cock schonk de lijkschouwer een dankbare glimlach.

'Bedankt. Ik zal het nooit vergeten.'

Dokter Den Koninghe zwaaide tot afscheid.

De Cock wenkte de broeders nabij. Ze legden het lijk van Brammetje op zijn rug op het canvas, drapeerden een laken over hem heen, sloegen de canvas klappen terug en sjorden de riemen vast.

Zachtjes wiegend droegen ze hem de loods uit.

De Cock keek hen na. De uitdrukking op zijn gezicht verhardde.

'Brammetje,' lispelde hij verbeten, 'ik zal jouw moordenaar vinden. Dat beloof ik.'

10

Het was De Cock zwaar gevallen om mevrouw Van der Velde duidelijk te maken dat haar man was vermoord. Al zijn ervaring en mensenkennis bleken ontoereikend. Mevrouw Van der Velde was en bleef ontroostbaar. In het schemerige etablissement van Smalle Lowietje had ze haar verdriet uitgeschreeuwd… luid en met een wilde passie.

Toen Smalle Lowietje diverse malen zonder enig resultaat had geprobeerd de hartstochtelijk krijsende vrouw tot bedaren te brengen, had de tengere caféhouder in machteloze woede de moordenaar van Brammetje vervloekt. Hartgrondig… in alle termen die

hij met zijn opgekropt gemoed kon vinden. Het dramatische tafereel stond de oude rechercheur nog duidelijk voor ogen.

De Cock boog zich over de foto's die Bram van Wielingen van de plaats delict had gemaakt. Hij probeerde zich voor te stellen welke plaats de moordenaar had ingenomen toen hij de fatale kogels afvuurde. Vermoedelijk lagen de slachtoffers op dat moment al weerloos op hun buik voor hem. Er waren geen sporen van een worsteling vooraf. Was de moordenaar steeds alleen of had hij hulp?

Vledder vroeg vol ongeduld zijn aandacht.

'Wanneer gaan we haar arresteren?'

'Wie?'

De jonge rechercheur reageerde verrast.

'Mathilde de Graaf. Het is toch wel duidelijk dat zij Brammetje naar die oude loods in de Houthaven heeft gelokt. Zij moet een relatie hebben met de moordenaar. En misschien was ze het wel zelf.'

De Cock keek hem aan.

'Is dat zo?'

'Wat bedoel je?'

'Heeft zij Brammetje naar die oude loods gelokt?'

'De vrouw,' antwoordde Vledder schuchter, 'die Brammetje belde en sprak over een zaak van leven of dood, meldde zich als mevrouw De Graaf.'

'Maar voordat Brammetje de hoorn van zijn vrouw had overgenomen, had ze opgehangen.'

'Wat zegt dat?'

De Cock grijnsde.

'Dat zegt zoveel, dat de vrouw die belde, niet wilde dat Brammetje haar stem hoorde.'

'Dat begrijp ik niet.'

De Cock zuchtte.

'Ik heb van mevrouw Van der Velde begrepen,' legde hij geduldig uit, 'dat zij altijd de telefoon opnam als er werd gebeld. Brammetje was daar te lui voor. Hij kwam alleen aan het toestel als zijn vrouw hem zei dat er naar hem werd gevraagd.'

'Zoals gisteravond.'

De Cock knikte.

'Mevrouw Van der Velde had mevrouw De Graaf nooit gezien of gesproken. Zij kende haar stem niet. Maar Brammetje kende die stem wel. Hij had wel eens met haar gesproken op een feestje. En uit de tijd dat hij nog compagnon was van De Graaf, kende hij haar

stem vermoedelijk ook via de telefoon.'

'Nu begrijp ik het,' sprak Vledder opgelucht. 'Brammetje mocht haar stem niet horen, omdat hij dan zou hebben gemerkt dat hij niet met de echte mevrouw De Graaf sprak.'

Het gezicht van De Cock verhardde tot een stalen masker.

'De vrouw,' sprak hij ernstig, 'die Brammetje naar zijn oude loods in de Houthaven lokte om hem te vermoorden, was niet Mathilde de Graaf, maar een vrouw die haar naam gebruikte.'

'Wie?'

'Als ik dat wist, konden we werkelijk tot een arrestatie overgaan.'

'Heb je geen enkel idee?'

De Cock schudde zijn hoofd.

'Ze was in ieder geval een vrouw die het karakter van Brammetje juist heeft ingeschat. Ik zou op zo'n vreemd telefoontje totaal anders hebben gereageerd. Maar Brammetje was blijmoediger van aard en vooral… argelozer.'

Vledder stak in wanhoop zijn armen omhoog.

'Waarom? Wat had Brammetje gedaan om een doodvonnis over hem uit te spreken?'

De Cock staarde voor zich uit.

'De moorden op Ferdinand de Graaf en Abraham van der Velde dragen dezelfde signatuur… zijn vrijwel zeker door één en dezelfde dader gepleegd. Het enige verband dat ik tussen de twee slachtoffers zie, is hun compagnonschap in het verleden.

Vledder sloeg met zijn vuist op de rand van zijn bureau, 'Er moet in het verleden,' riep hij geëmotioneerd, 'met die twee… of door die twee… iets zijn gebeurd, dat volgens een derde de dood van Ferdinand de Graaf en Abraham van der Velde rechtvaardigde.'