Выбрать главу

De Cock keek hem bewonderend aan.

'Goed geformuleerd. De vraag: wat was dat en wie kan ons over dat verleden iets vertellen?'

De donkere Annette van Heeteren droeg hetzelfde roodzijden mantelpakje als tijdens De Cocks eerste bezoek aan het kantoor van Ferdinand de Graaf. Met haar grote glanzende bruine ogen keek ze de rechercheurs geschrokken aan.

'Brammetje vermoord?' herhaalde ze.

De Cock knikte.

'Op exact dezelfde wijze als uw directeur.'

De secretaresse sloeg haar hand voor haar mond.

'Arme Brammetje… hij was zo levenslustig… zo zorgeloos.'

De Cock ging aan haar opmerking voorbij.

'Voor de moord op uw directeur, de heer De Graaf, zijn wel een paar min of meer steekhoudende motieven voorhanden. We hebben de indruk dat de heer De Graaf niet altijd even onberispelijk met mensen en relaties omsprong.'

De oude rechercheur pauzeerde even.

'Maar omdat,' ging hij rustig verder, 'de heer Ferdinand de Graaf en Brammetje op exact dezelfde wijze om het leven zijn gebracht,

zoeken wij nu naar een motief dat voor beide heren geldt.'

Annette trok een bedenkelijk gezicht.

'In de zakelijke sfeer… in het licht van hun vroegere compagnonschap?'

'Mogelijk.'

Annette maakte een schouderbeweging.

'Hoe ver moet men teruggaan?'

De Cock strekte zijn arm naar haar uit.

'Tot zover uw herinnering reikt.'

De secretaresse schudde traag haar hoofd.

'Ik weet niets… niets dat naar mijn gevoel tot een moord kan leiden.'

'Hoe lang kent u de beide heren al?'

Annette verzonk even in gepeins.

'Ik kwam ongeveer twintig jaar geleden hier in dienst… als kantoorhulpje. Er moest een administratie worden opgezet en bijgehouden. De heer De Graaf was toen een beginnend koopman en Brammetje was zijn vriend en zijn vrolijke, olijke compagnon.'

Ze schudde afkeurend haar hoofd.

'In feite waren zij geen van beiden echt goede zakenlieden. Niet efficiënt, niet marktgericht. Er mankeerde van alles aan.'

De Cock knikte begrijpend.

'Hebben ze beiden wel eens transacties gedaan die het daglicht niet konden velen… transacties, die mensen hebben gedupeerd?'

'Niet dat ik weet.'

De Cock boog zich iets naar voren.

'En als er dergelijke transacties waren geweest, dan had u dat geweten?'

Annette knikte nadrukkelijk.

'Alles liep via mij. Ik heb een gedegen handelsopleiding genoten.

Ik was hun vertrouwelinge, hun raadgeefster, hun financieel expert. Ze hadden zelf nergens enig begrip van.'

De Cock keek haar secondenlang aan.

'Toch bent u nooit verder gekomen dan… eh, dan secretaresse… een vrouw in loondienst. Heeft men u nooit een compagnonschap aangeboden?'

Het gezicht van Annette van Heeteren versomberde. Ze trok haar kin iets op. Rond haar mond plooide een harde trek.

'Ik had dat wel verdiend… dacht ik. Zonder mij was de zaak nooit van de grond gekomen. Ik heb ook wel eens een deelgenootschap bepleit, maar de aanspraken die ik meende te hebben, werden lachend weggehoond.'

'Ook door Brammetje?'

De secretaresse knikte traag.

'Ook door Brammetje.'

De Cock beluisterde de toon. Na een kleine weifeling pakte hij zijn hoedje van het tapijt.

'Denk nog eens goed na,' sprak hij vriendelijk. 'Misschien schiet u nog iets te binnen.'

Hij stond van zijn stoel op en slenterde naar de uitgang van het privé-kantoor.

Vledder volgde.

Bij de deur draaide De Cock zich om en liep langs Vledder heen naar haar terug.

'Kent u Jelle Poelstra?'

Er kwam een blos op het gezicht van Annette van Heeteren en haar lippen trilden.

'Als u de moordenaar van de heer De Graaf en Brammetje van der Velde zoekt…'

Ze maakte haar zin niet af.

De Cock keek haar strak aan.

'Jelle Poelstra?'

Annette van Heeteren knikte.

'Hij chanteerde hen.'

Half gebogen sjokten de rechercheurs tegen de stormwind in over het trottoir van de Herengracht in de richting van de Raadhuisstraat.

'Twee rondvaartboten van rederij Kooy passeerden elkaar kort voor de brug naar de Gasthuismolensteeg. Plotseling greep De Cock met z'n handen naar zijn oude hoedje. Een felle windstoot had zijn trouwe hoofddeksel bijna het troebele water in geblazen, foeterend op het weer en de maand november liep de oude rechercheur van de Raadhuisstraat via de Nieuwezijds Voorburgwal en de Mozes en Aäronstraat naar de Dam.

Vledder liep in gedachten verzonken naast hem.

'Is Jelle Poelstra een ideale moordenaar?' mompelde hij voor zich uit.

De Cock keek hem van terzijde aan.

'Wat zeg je?'

Vledder zuchtte.

'Ik vroeg mij af of Jelle Poelstra voor ons een ideale moordenaar is.'

De Cock schudde zijn hoofd.

'Chanteurs moorden niet. In het gunstigste geval worden zij vermoord.'

'Hoe bedoel je dat?'

De oude rechercheur glimlachte.

'Soms gaan chanteurs te ver en drijven hun slachtoffer tot een wanhoopsdaad… een wanhoopsdaad gericht tegen hun kwelgeest. Chanteurs houden zelf hun slachtoffers graag in leven. Terecht. Het is dom om een kip met gouden eieren te slachten.'

'Annette van Heeteren, die secretaresse, ziet in Jelle Poelstra wel een moordenaar.'

De Cock trok nog eens aan zijn hoedje.

'Het enige wat Annette van Heeteren weet, is dat zij uit naam van De Graaf en Brammetje maandelijks een bedrag aan geld aan Jelle Poelstra overmaakte. Op haar vraag waarvoor dat geld diende, heeft ze nooit een bevredigend antwoord gekregen. Voorzover haar bekend, leverde Jelle Poelstra nooit enige tegenprestatie.'

Vledder knikte begrijpend.

'Haar conclusie… chantage.'

De Cock plukte aan zijn onderlip.

'Als dat geld inderdaad een uitvloeisel van chantage was, dan luidt de vraag: waarmee werden de heren De Graaf en Van der Velde gechanteerd? Wat wist Jelle Poelstra van hen dat niet in de openbaarheid mocht komen? En hoe is dat te rijmen met de vreemde

vriendschap tussen De Graaf en Poelstra?'

Vledder maakte een hulpeloos gebaar.

'Het is jammer,' verzuchtte hij, 'dat wij dat chantageverhaal nog niet kenden toen Jelle Poelstra bij ons op bezoek was.'

De Cock maakte een grimas.

'We kunnen hem alsnog ontbieden en hem om opheldering vragen.

Maar misschien is het raadzamer om hem thuis eens op te zoeken.

Heb je zijn adres?'

Vledder knikte.

'Sloterdijkstraat. Het nummer heb ik niet in mijn hoofd.'

Via het Damrak en de Oudebrugsteeg bereikten ze de Warmoesstraat. Toen ze de hal van het politiebureau binnenstapten, wenkte Jan Kusters De Cock met een kromme vinger.

De oude rechercheur liep naar de balie.

'Wat is er? Nieuwe ellende?'

De wachtcommandant keek hem bestraffend aan.

'Niet zo somber.'

Jan Kusters deed een lade van zijn bureau open en nam daaruit een doorschijnende plastic zak waarin een revolver en een aantal patronen waren verpakt.

'Dat is voor jou. Het wapen werd gebracht door een jongeman met een staartje in zijn nek. Je kent hem wel. Hij is hier wel eens meer geweest… Roger ter Beek. Hij zei dat jij op dat schietding zat te wachten.'

De Cock grinnikte.

'Roger ter Beek koos eieren voor zijn geld.'

Jan Kusters gniffelde.

'Over eieren gesproken… Roger ter Beek had een knappe jonge meid hij zich… een schoonheid met prachtig glanzend rood haar.

Mij wees naar haar en lachte. Zeg maar tegen rechercheur De Cock dut tussen ons weer alles koek en ei is.'

De mond van de oude rechercheur viel half open.

'Lachte zij ook?'

De wachtcommandant knikte.

'Ze liepen stijfgearmd de deur uit.'