Выбрать главу

Vledder liet van schrik zijn stuur even los.

'Wat?' riep hij geschrokken. 'Jij… jij bent de enige man die hem in leven kan houden?'

In zijn stem trilde onbegrip.

De Cock wees naar het bord Bussum-Naarden.

'Je moet hier rechtsaf.'

De Jan Toebacklaan was een smalle doodlopende laan met aan het eind een gerenommeerd hotel. Vledder parkeerde de Golf half op het trottoir en de rechercheurs stapten uit.

Nummer honderdtwaalf bleek een fraaie villa met een brede oprijlaan van knarsend grind.

Op het bellen van De Cock werd de deur geopend door een knappe vrouw in een zwarte nauwsluitende japon. De oude rechercheur schatte haar op achter in de dertig. Ze had bruine ogen die grappig contrasteerden met haar lichtblonde haar. Rond haar volle lippen, licht aangezet in ceriserood, lag een zorgelijke trek.

De grijze speurder lichtte beleefd zijn hoedje.

'Mijn naam is De Cock,' sprak hij vriendelijk. 'De Cock met ceeooceeka.' Hij wees opzij. 'Dat is mijn collega Vledder. Wij zijn rechercheurs van het bureau Warmoesstraat in Amsterdam.' Hij glimlachte. 'U… eh, u bent mevrouw Van Amerongen?'

'Zeker.'

'Wij wilden graag een gesprek met uw man.'

Mevrouw Van Amerongen schudde haar hoofd.

'Mijn man is er niet.'

'Enig idee waar ik hem kan vinden?'

Mevrouw Van Amerongen aarzelde even.

'Hebt u een arrestatiebevel?'

De Cock toonde verbazing.

'Verwacht u dat wij zo'n bevel bij ons hebben?'

Mevrouw Van Amerongen maakte een onzeker gebaar.

'Ik weet niet meer wat ik moet verwachten.'

De Cock bracht zijn beminnelijkste glimlach.

'Maakt u zich geen zorgen,' sprak hij geruststellend. 'Ik ben niet van plan om uw man te arresteren.'

Mevrouw Van Amerongen deed een stap opzij.

'Komt u binnen. Mijn man is naar de bank. Ik verwacht hem elk ogenblik terug.'

Ze ging de rechercheurs voor naar een ruim vertrek met een indrukwekkende schouw en liet hen plaatsnemen in witlederen fauteuils. Handenwringend ging ze tegenover De Cock zitten.

'Wat is er met mijn man?' vroeg ze met een zweem van wanhoop.

'Hij gedraagt zich vreemd de laatste dagen. Hij is schichtig… nerveus… rookt de ene sigaret na de andere.'

De Cock keek haar schuins aan.

'Hebt u hem zelf niet gevraagd wat hem scheelt?' vroeg hij ontwijkend.

Mevrouw Van Amerongen knikte.

'Hij zegt dat er niets aan de hand is… dat ik mij muizenissen in mijn hoofd haal… dat hij wat op adem wil komen… dat hij gewoon een poosje uit de drukte in Amsterdam weg wil.'

De Cock keek haar onderzoekend aan.

'En u vermoedt, dat hij liegt?'

Mevrouw Van Amerongen sloot even haar ogen.

'Ik ben bijna twintig jaar met hem getrouwd. Ik ken hem toch. Hij kan… en mag mij ook niets wijs maken.'

Ze boog zich iets naar voren.

'Ik ben bang, rechercheur,' sprak ze ernstig. 'Ik ben echt bang. En ik weet dat ook hij bang is… al wil hij dat niet toegeven.'

De Cock kneep rimpels in zijn voorhoofd.

'Bang… voor wie… voor wat?'

Mevrouw Van Amerongen maakte een wanhopig gebaar.

'Dat weet ik niet.'

'Weet uw man het?'

'Misschien. Maar hij wil niets zeggen.'

De Cock kwam overeind. Hij had een deur horen dichtslaan.

Enkele seconden later kwam Michel van Amerongen de kamer binnen. Zijn gezicht zag grauw. Verschrikt keek hij van De Cock naar Vledder en terug.

'Wat komt u doen… in Bussum?'

De Cock strekte zijn rechterarm naar hem uit.

'U dwingen tot een gesprek onder vier ogen.'

De heer Van Amerongen slikte. Zijn adamsappel danste op en neer.

'Onder vier ogen?'

De Cock knikte.

'Het is tijd voor een bekentenis.

15

Rechercheur De Cock zat naast Vledder op de Rigakade in de donkere laadruimte van een oude gammele bestelbus met op de buitenkant als opschrift de naam van een niet-bestaand aannemersbedrijf. Hij had de bestelauto tijdelijk van het hoofdbureau te leen.

Het onooglijke busje werd door de rechercheurs van kamer honderdnegentien zo nu en dan als geheime observatiepost gebruikt.

Vanuit een kijkgat zag hij aan de overkant van de weg het silhouet van de oude legerloods tegen het vale maanlicht afsteken.

Rondom de oude loods was het aardedonker, maar De Cock wist dat bij zijn signaal de voor- en achterkant van de loods in het flood-light van de schijnwerpers zou staan. De technische dienst had op zijn aanwijzingen de daarvoor nodige voorzieningen getroffen.

De Cock had een beroep gedaan op zijn collega's Appie Keizer en Fred Prins. Zoals steeds hadden zij blijmoedig hun medewerking toegezegd. Appie Keizer acteerde als een in lompen gehulde oude zwerver, terwijl de zwaargebouwde Fred Prins de achterkant van de loods bewaakte.

Toch was De Cock er niet geheel gerust op dat zijn plan zou slagen. Er kon nog van alles misgaan. De gehele opzet berustte op zijn theorie, dat de moordenaar die oude legerloods opnieuw als plaats delict zou gebruiken. Hij was er zelfs van overtuigd dat de man of vrouw buiten die loods niet tot een moord in staat zou zijn, omdat hij of zij dan de geur van rottend hout zou missen. Het was een theorie waarin hij rotsvast gelooide.

De oude rechercheur blikte op de verlichte wijzerplaat van zijn polshorloge. De afspraak, zo zag hij, die Michel van Amerongen had gemaakt, vond al vijf minuten geleden plaats. Het was niet precies te voorzien op welk tijdstip hij met zijn gezelschap bij de loods zou verschijnen.

De mobilofoon in de binnenzak van zijn regenjas kraakte.

De stem van Appie Keizer kwam door. 'Voor mij uit loopt een man in de richting van de loods. Ik durf hem niet dichter te benaderen. Hij heeft al een keer omgekeken.'

De Cock stootte Vledder aan. 'Heb je Appie verstaan?'

'Ja.'

'Als het onze man is dan moet hij straks binnen het bereik van je nachtkijker komen. Mocht hij inderdaad de loods binnengaan, noteer dan exact het tijdstip waarop dat gebeurt. Kijk of je hem herkent. Jij hebt betere ogen dan ik.'

Vledder ademde zwaar. 'Daar komt een man.'

'Kan je zijn gezicht zien?'

'Nee.'

'Houd hem in beeld.'

Vledder slikte. 'Hij gaat de loods binnen… weg. Ik zie niets meer.'

De Cock voelde hoe de spanning bezit van hem nam. Zijn hart bonkte in een hoog tempo en een ader pulseerde in zijn hals. De mobilofoon in de binnenzak van zijn regenjas kraakte opnieuw.

De stem van Appie Keizer kwam door. 'Pas op, daar komt een auto.'

Met geringe snelheid naderde op de Rigakade een wagen.

Vledder hijgde. 'De Mercedes van Michel van Amerongen.'

De Cock tuurde gespannen door het kijkgat. Uit de wagen stapten een man en een vrouw. Plotseling rende de man van haar weg, werd opgeslokt door de schaduw van een belendend kantoorgebouw. De vrouw had de actie van de man duidelijk niet verwacht. Secondenlang bleef ze besluiteloos staan. Toen ging ze aarzelend de loods binnen.

Met een megafoon in zijn hand stormde De Cock achter Vledder aan de laadruimte van de bestelauto uit. 'Licht,' brulde hij.

Nog geen seconde later baadden de voor- en de achterzijde van de loods in een zee van licht.

De Cock bracht de megafoon voor zijn mond. 'De loods is omsingeld,' brulde hij. 'Kom met uw handen omhoog naar buiten.'

Voorzichtig liep de oude rechercheur dichter op de loods toe. Niemand reageerde. In het inwendige van de loods klonk plotseling gedempt het geluid van een schot. Even later kwam de vrouw naar buiten. In het felle licht was haar gezicht goed te zien. Slecht gecamoufleerd door zware make-up waren op haar linkerwang twee diepe krabwonden zichtbaar.

De Cock bleef voor haar staan. Zijn gezicht was een stalen masker. 'Adelheid van Heerlen… waar is je broer?'

Als verdoofd staarde ze hem aan. 'Martin,' sprak ze onbewogen. 'Ga binnen maar kijken.'