Выбрать главу

De Cock keek omhoog en schudde zijn hoofd. 'Dat is een oude legerloods uit de oorlog. Die storten niet in… die roesten door.'

De jonge diender snoof. 'Het regent daarbinnen net zo hard als buiten.' Hij slofte voor de rechercheurs uit de loods in. 'Een oude zwerver heeft hem gevonden. Die zocht in de loods een beschut plekje tegen de wind.'

'Heb je zijn naam?'

De diender knikte. 'Als u hem nog wilt spreken. Hij zit in het tankstation aan de Spaarndammerdijk bij een bak koffie. Daar is hij heengelopen en heeft zijn verhaal verteld. Het personeel van het tankstation heeft ons toen gewaarschuwd.'

'Heb je de meute al opgeroepen?

De diender knikte. 'Middels de wachtcommandant.'

'Goed.'

Het was schemerig donker in de oude loods en het geurde er muf naar rottend hout. De jonge diender had gelijk. Het regende in de loods vrijwel net zo hard als buiten. Het kletterde uit gaten in het dak op een oneffen vloer van oude straattegels.

Achter in de loods, op resten van jutezakken, lag op zijn buik een grote, zwaargebouwde man. Zijn benen waren iets gespreid. Zijn armen lagen langs zijn lichaam. Van de handen staken de vingers omhoog.

De Cock nam de situatie even in ogenschouw. Daarna hurkte hij bij de dode neer. Het licht van zijn zaklantaarn gleed over het achterhoofd van het slachtoffer. In de nek van de dode, even onder de haargrens, ontdekte hij een kleine ronde wond, omringd door een krans van kruitslijm. De oude rechercheur vroeg zich af of de kogel het hoofd aan de voorzijde weer had verlaten. Hij legde zijn zaklantaarn naast het hoofd van de dode en tilde diens rechterschouder iets op. In het lichtschijnsel werd het gelaat van de man zichtbaar.

De Cock kneep even zijn ogen dicht. Door zijn lichaam pulseerde een schok van herkenning.

Vledder stond diep over hem heen gebogen. De hete adem van de jonge rechercheur kriebelde in zijn nek. 'De Graaf,' hijgde hij.

De Cock knikte. 'Ferdinand de Graaf… zonder twijfel.'

Bram van Wielingen stormde gehaast de loods binnen. Hij zette zijn metalen koffertje naast het lijk en drukte de toegestoken hand van De Cock. 'Ik heb weinig tijd. In Slotervaart ligt er nog een op mij te wachten.' Hij keek de oude rechercheur even verward aan. 'Ben je niet in de war?'

'Hoezo?'

Bram van Wielingen grijnsde. 'Ik ben je zelden overdag bij een lijk tegengekomen. In de regel maak je er nachtwerk van.'

De Cock maakte een verontschuldigend gebaar. 'Ik kies de momenten niet zelf uit.'

De fotograaf wierp een blik op de dode. 'Meneer is goedgekleed. Een jas met een bontkraag. Een dure jongen?'

De Cock trok zijn schouders op. 'Directeur van een import en exportbedrijf… wat dat ook moge zijn.'

'Je weet al wie hij is?'

De Cock knikte. 'Ene Ferdinand de Graaf. Zijn vrouw heeft vanmorgen bij mij aan de Warmoesstraat zijn vermissing gemeld.'

Bram van Wielingen bukte naar zijn koffertje, pakte zijn Hasselblad en monteerde routineus een flitslicht. 'Heb je nog bijzondere wensen?'

De Cock bescheen met zijn zaklantaarn de nek van de dode. 'Ik wil een mooi plaatje van het in-schot. Probeer vooral die kruitslijmkrans goed weer te geven. En als dat hier in de loods niet lukt. dan moet je het morgen voor het begin van de sectie nog eens proberen.'

Bram van Wielingen tuitte zijn lippen. 'Het lukt hier wel.'

'Ik heb in zijn gezicht geen uit-schot gezien. Ik denk dat de kogel nog ergens onder zijn schedeldak zit.'

De oude rechercheur zwaaide om zich heen. 'En ik wil ook een paar plaatjes van het interieur van deze loods.'

Bram van Wielingen knikte.

Terwijl het licht van de fotograaf flitste, kwam dokter Den Koninghe de loods binnen. Achter hem torenden twee levensgrote broeders van de Geneeskundige Dienst, een brancard tussen hen in.

De Cock liep op de dokter toe. De grijze speurder koesterde sinds lang een bijzondere genegenheid voor de excentrieke lijkschouwer met zijn ouderwetse grijze slobkousen onder een deftige streepjesbroek, zijn stemmig zwart jacquet en zijn verfomfaaide groen uitgeslagen garibaldihoed.

De oude rechercheur begroette hem allerhartelijkst en begeleidde hem naar de plek waar de dode lag. 'Alles goed?' vroeg hij belangstellend.

Dokter Den Koninghe wees naar de dode op de halfvergane jutezakken. 'Met hem niet,' sprak hij hoofdschuddend.

De Cock onderdrukte een glimlach.

De oude lijkschouwer trok aan de vouw de pijpen van zijn pantalon iets omhoog en hurkte bij de dode neer. Bij het licht van de zaklantaarn van De Cock bezag hij de wond in de nek.

Na enkele minuten kwam de lijkschouwer omhoog. Zijn oude knieën kraakten. Met precieze bewegingen nam hij zijn bril af, pakte zijn witzijden pochet uit het borstzakje van zijn jacquet en poetste de glazen. De Cock kende de bewegingen en wachtte gelaten.

'Hij is dood,' sprak hij laconiek.

'Dat begreep ik,' reageerde De Cock simpel.

Dokter Den Koninghe wees naar de dode. 'Al enige dagen.'

'Enige dagen?' herhaalde De Cock vragend.

De lijkschouwer knikte, zette zijn bril weer op en plooide zijn pochet terug in het borstzakje van zijn jacquet. 'De rigor mortis… de lijkstijfheid, is al vrijwel geheel verdwenen. Zelfs aan de kaak. De lijkstijfheid verdwijnt meestal na de derde dag.'

Dokter Den Koninghe zweeg even en keek naar De Cock op. 'Gezien de kruitslijmsporen,' ging hij verder, 'moet de moordenaar de mond van de loop van zijn vuurwapen vrijwel direct tegen de huid van het slachtoffer hebben gedrukt. Het lijkt op een executie.'

De oude lijkschouwer lichtte tot afscheid zijn hoedje, draaide zich om en liep de loods uit.

De Cock keek hem na. Daarna wendde hij zich tot de fotograaf, die zijn fraaie Hasselblad behoedzaam in zijn koffertje teruglegde.

'Ben je klaar?'

Bram van Wielingen knikte. 'Ik heb alles. Morgenochtend heb je de plaatjes op je bureau.' Hij blikte om zich heen. 'Alles nat en vochtig. In deze gore loods is voor een dactyloscoop niets te vinden.' Hij keek De Cock vragend aan. 'Of zie jij het anders?'

De oude rechercheur schudde zijn hoofd. 'Laat Ben Kreuger maar wegblijven.'

Bram van Wielingen nam afscheid en De Cock wenkte de broeders naderbij. Ze schoven het lijk op de brancard, drapeerden een laken

om hem heen, sloegen de canvas flappen terug en sjorden de riemen vast. Zachtjes wiegend droegen ze de dode de loods uit.

Vledder kwam naast hem staan. 'Hoe vertellen we het mevrouw De Graaf?'

De Cock blikte opzij.

'Hoe?'

'Ja.'

'In begrijpelijk Nederlands.'

'Moeder zei dat u mij wilde spreken.'

De Cock keek de jonge vrouw die aan zijn bureau was komen zitten onderzoekend aan. En ineens wist hij het. Florentine de Graaf had hetzelfde haar als haar moeder. Rood met een gloed van mahonie. Ook haar stem had dezelfde klank. Ongeveer een jaar geleden was ze bij hem komen klagen over de vriend met wie zij samenwoonde. Die vriend zou haar hebben mishandeld. Een blauwe plek op haar voorhoofd getuigde daarvan. Maar toen hij haar vroeg of zij een officiële aangifte tegen haar vriend wilde doen, had ze geweigerd. Ineens wist hij ook weer de naam van haar vriend, Roger… Roger ter Beek, een jongeman die… als hij zich goed herinnerde… handelde in gebruikte auto's.

'Moeder zei dat u mij wilde spreken,' sprak ze nog eens.

De Cock knikte. 'Uw moeder heeft vanmorgen bij mij melding gemaakt van het vermissen van uw vader.'

Florentine de Graaf glimlachte. 'Dat deed ze op mijn aanraden.'

'Wilde ze geen melding maken?'

Florentine knikte nadrukkelijk. 'Dat wel. Maar ik heb haar gezegd dat ze naar u… naar rechercheur De Cock aan de Warmoesstraat moest gaan, omdat ze dan de zekerheid had dat de vermissing van vader de juiste aandacht kreeg.' Ze glimlachte opnieuw.

'U hebt mij destijds ook goed geholpen.'

'Hebt u toen mijn advies opgevolgd?'