Выбрать главу

De advocaat glimlachte. 'Mag ik u voorstellen… mijn zuster Adelheid.'

De oude rechercheur nam beleefd zijn hoedje af en maakte een lichte buiging. 'De Cock… met ceeooceeka. Mag ik u voorgaan?'

De grijze speurder deed de deur van de recherchekamer open en slenterde naar zijn bureau. Daar pakte hij een extra stoel en liet de beide bezoekers naast zich plaatsnemen.

De Cock keek van Martin naar Adelheid en terug. 'Wie voert het woord… of kan ik ongehinderd vragen stellen?'

Martin van Heerlen gebaarde in zijn richting. 'Beschouwt u mijn zuster Adelheid als verdachte?'

De Cock schudde zijn hoofd. 'Er zijn geen feiten en omstandigheden, zoals de wet voorschrijft, die een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit rechtvaardigen. Op het bureau van de vermoorde Ferdinand de Graaf aan de Herengracht lag een aantekening: Adelheid van Heerlen 13.00 uur. Ik concludeer hieruit, dat uw zuster Adelheid die dag te 13.00 uur een afspraak met de heer De Graaf had.'

Adelheid van Heerlen knikte.

'Dat klopt. Ik heb met Ferdinand geluncht.'

De Cock hield zijn hoofd iets schuin. 'Ferdinand… was u met hem bevriend?'

Adelheid van Heerlen glimlachte. Ineens viel het De Cock op hoe mooi ze was. Niet uitbundig, prikkelend, maar een verstilde, serene schoonheid.

'Ferdinand,' sprak ze zacht, 'is niet het type man dat mij bekoort. Ik kende hem van vroeger. In onze jeugd hebben wij in Amsterdam op de Bickersgracht gewoond. Ferdinand de Graaf woonde maar een paar huizen van ons vandaan.'

'En sindsdien hebt u contact met hem onderhouden?'

Adelheid van Heerlen schudde haar hoofd. 'Een dag voordat ik met hem lunchte, ontmoette ik hem puur bij toeval bij Vroom & Dreesmann in de Kalverstraat. We hebben daar op de boekenafdeling even met elkaar staan babbelen over vroeger… hoe de stad was veranderd. Ferdinand brak het gesprek snel af. Hij had een afspraak. Dat speet hem erg. Hij wilde graag met mij nog wat oude herinneringen ophalen.'

'Toen hebt u een afspraak met hem gemaakt?'

Adelheid van Heerlen gebaarde voor zich uit. 'Het was zijn initiatief. Hij nodigde mij uit voor een lunch in Victoria, de volgende dag.'

'En aan die afspraak hebt u zich gehouden?'

Adelheid van Heerlen knikte. 'Het was een verrukkelijke lunch en we hebben gezellig met elkaar zitten kletsen.' Ze zuchtte diep. 'Ik had om half drie een afspraak

met Martin op zijn kantoor. Ik kon dus niet te lang blijven.'

De Cock wendde zich tot de advocaat. 'Ze was die dag bij u om half drie?'

Martin van Heerlen glimlachte. 'Zo ongeveer. Ik heb niet exact op de tijd gelet. Adelheid is niet bij mij in vaste dienst, maar wanneer de paperassen in mijn kantoor zich hoog opstapelen en zelfs mijn secretaresse er geen weg meer mee weet, dan komt Adelheid even schoon schip maken.'

'Mag ik daarover nog een keer met uw secretaresse praten?'

'Zeker.'

De Cock richtte zijn blik op Adelheid van Heerlen. 'Hebt u nog verdere afspraken met de heer De Graaf gemaakt?'

'Nee.'

'Ook niet voor dezelfde avond?'

Adelheid van Heerlen schudde haar hoofd. 'En God is mijn getuige.'

De Cock knikte. Zijn gezicht stond ernstig. 'Een goede getuige,' sprak hij strak. 'Ik ben alleen bang dat Hij zich niet laat dagvaarden.'

5

Op het Stationsplein stapte De Cock uit de tram. Met zijn handen diep in de zakken van zijn regenjas gestoken, sjokte hij met de stroom voetgangers mee naar het brede trottoir van het Damrak. Hij voelde zich wat gammel. De nachtrust was te kort geweest om al de vermoeienissen van de vorige dag uit zijn botten te trekken.

Hij keek schuins omhoog. Het regende niet, maar de lucht boven de oude achtergevels van de Warmoesstraat zag grauw en dreigend.

Ook de weerberichten spraken van aanhoudende regen en heel veel wind. De Cock hield niet van de maand november. Het was zo'n maand die men volgens hem best uit het jaarbeeld kon schrappen. Het betekende alleen dertig dagen vertraging voordat december begon.

Op de hoek van de Oudebrugsteeg bleef hij even staan en stak toen voor een aanstormende tramtrein van lijn 9 het Damrak over. Een jong nachthoertje, van de Wallen op weg naar huis, lachte. De Cock in draf was een koddig gezicht.

Nog nahijgend liep de oude rechercheur aan de Beurs van Berlage voorbij naar de Warmoesstraat. Het korte sprintje had zijn bloed even sneller doen stromen. De traagheid was weggedrukt. Nieuwe levenskrachten borrelden in hem op. In de hal van het politiebureau

slenterde hij naar de balie en boog zich plagend over Jan Kusters.

'Heb je nog ergens een lijk voor mij liggen?'

De wachtcommandant maakte een afwerend gebaar. 'Hoepel op.'

Lachend besteeg de grijze speurder de twee trappen naar de grote recherchekamer.

De Cock wierp zijn oude vilten hoedje naar de kapstok en miste. Daarna deed hij zijn regenjas uit en raapte zijn hoedje op.

De vingers van Vledder gleden razendsnel over de toetsen van zijn elektronische schrijfmachine. Toen hij De Cock in het oog kreeg, liet hij zijn vingers rusten.

'Je bent laat.'

Het klonk bestraffend.

De oude rechercheur knikte gelaten. 'En jij hebt wallen onder je ogen.'

Vledder maakte een hulpeloos gebaar. 'Ik heb die paar uur dat ik in mijn bed lag, vrijwel geen oog dichtgedaan. Volgens mij zitten we weer tot onze nekharen in de ellende.'

De Cock trok zijn schouders op. 'Het is ons vak,' sprak hij gelaten. 'Aan elk beroep kleven negatieve kanten.'

Vledder bromde. 'Ik had koekenbakker moeten worden.'

De Cock grinnikte. Een snerende opmerking lag op zijn tong, maar die hield hij wijselijk in. Hij wees naar de elektronische schrijfmachine.

'Wat ben je aan het doen?'

'Een verslag van die moord in de Houthaven. Er moet toch iets op papier staan. Dat laat je altijd aan mij over.'

De Cock negeerde de opmerking. 'Heb je al een afspraak gemaakt voor de sectie?'

Vledder knikte. 'Vanmiddag om twee uur op Westgaarde. Dokter Rusteloos heeft eerst nog een lastige klus in Rotterdam. Een jonge vrouw met tal van steekwonden. Over een ander beroep gesproken…'

De jonge rechercheur zweeg even. 'Voor mij,' ging hij grommend verder, 'is die sectie op Ferdinand de Graaf totaal overbodig.'

De Cock keek hem niet-begrijpend aan. 'Overbodig?'

Vledder knikte. 'Ik heb al eerder zo'n sectie van een slachtoffer van een nekschot meegemaakt. Conclusie: het slachtoffer was op slag dood. De kogel doorboorde de ruggegraat en vernielde het verlengde merg… en dat is, zo heeft een patholoog-anatoom mij eens verteld… de plek waar onze ziel huist.' Het klonk wat cynisch.

'Jij gelooft niet in een ziel?'

Vledder antwoordde niet en De Cock liet het onderwerp rusten. 'Wanneer is de begrafenis?'

'Morgenochtend om elf uur op Zorgvlied aan de Amstel.'

De Cock fronste zijn wenkbrauwen. 'Dat is snel.'

'Men gaat ervan uit dat het slachtoffer al een paar dagen dood was voor hij werd gevonden. Anders wordt het eerst maandag en dat is weer te laat.'

'We gaan er samen heen,' sprak De Cock.

'Naar de begrafenis?'

'Zeker.'

Vledder trok een vies gezicht. 'Moet dat?' vroeg hij opstandig. 'Ik heb een hekel aan kerkhoven en begraafplaatsen. Het is er altijd zo somber. Vooral in deze tijd van het jaar.'

De Cock wuifde zijn bedenkingen weg. 'Ik wil weten wie er buiten de treurende echtgenote en dochter Florentine nog meer belangstelling heeft voor zijn begrafenis.'

Commissaris Buitendam, de statige politiechef van bureau Warmoesstraat, wenkte hem met een slanke hand naderbij. 'Heeft Vledder jou niet verteld,' vroeg hij verrast, 'dat jij bij mij moest komen?'

De Cock schudde zijn hoofd. 'Het is hem blijkbaar ontschoten,' sprak hij achteloos. 'Ik denk dat hij het niet zo belangrijk heeft gevonden.'