Vledder keek zijn oude leermeester bewonderend aan. ‘Je was vanmiddag geweldig op dreef,’ riep hij enthousiast. ‘Je had die beide directeuren behoorlijk in de greep. Die Van Beusekom zat gewoon te beven. Ik heb het gezien.’ Hij grinnikte jongensachtig. ‘En er was een ogenblik dat ik dacht dat Van Woudrichem je letterlijk te lijf wilde.’
De Cock knikte traag. ‘Hij was inderdaad bijzonder emotioneel.’ Hij zweeg even, dacht na. ‘Het kwam, meen ik, omdat hij voelde dat er in mijn betoog een grond van waarheid school. Nu, na zijn reactie, ben ik er vrijwel van overtuigd dat hij een verhouding heeft met de vrouw van zijn employé. De dood van Martin van der Meulen komt hem inderdaad niet ongelegen.’ Hij zweeg opnieuw en hield zijn rechterwijsvinger voor zijn neus. ‘Stel eens,’ ging hij verder, ‘dat Van Woudrichem het plan heeft om in een enkele slag schatrijk te worden. Een aanlokkelijke gedachte, waarmee eenieder wel eens speelt. Maar voor de uitvoering verkeert Van Woudrichem in een uiterst gunstige positie. Hij weet door zijn functie van directeur van het vervoerbedrijf wanneer de geldtransporten extreem hoog zijn. Bovendien heeft hij de mogelijkheid om de geldwagen te manoeuvreren naar een plek waar die gemakkelijk kan worden klemgereden.’ De ogen van Vledder glinsterden. ‘Bijvoorbeeld de Geldersekade.’
‘Precies. Hij geeft zijn chauffeur de opdracht om van de opgestelde route af te wijken. Tegelijk maakt hij gemene zaak met een onderwereldfiguur.’
Vledder klapte met zijn vlakke hand op zijn bureau. ‘Peter Shot.’ De Cock knikte. ‘Die rijdt met een handlanger…’
‘Richard van Slooten.’
‘Juist… met Richard van Slooten de geldwagen klem en krijgt van Van Woudrichem als extra consigne de opdracht om de chauffeurtransporteur neer te schieten. Hij is dan eerstens een lastige getuige kwijt — inzake het wijzigen van de route — en tevens is de weg vrij voor een onbelemmerde verhouding met de schone Rita.’
Vledder kwam met een ruk overeind. Zijn blauwe ogen hadden een wilde glans.
‘Dat is het,’ riep hij uitbundig. ‘Dat is het helemaal. De Cock… dat is grandioos. Dat is gewoon…’
Plotseling stokte hij. Vanuit de hoogte keek hij op de grijze speurder neer. ‘Die… eh, die theorie, had je… had je die al tijdens het verhoor?’
De Cock knikte gelaten. ‘Daar ging ik van uit.’
Vledder slikte. ‘Maar waarom… waarom arresteerde je die Van Woudrichem dan niet?’
De grijze speurder keek langzaam omhoog. Zijn gezicht stond ernstig. ‘Ik miste één ding.’
‘En dat was?’
De Cock streek met gespreide vingers door zijn grijze haar. ‘Het bewijs.’
7
Commissaris Buitendam, de lange statige chef van het bekende politiebureau aan de Amsterdamse Warmoesstraat, wenkte met een slanke hand.
‘Kom binnen, De Cock,’ sprak hij geaffecteerd, ‘en ga zitten.’ Hij kwam opgewekt achter zijn bureau vandaan en gebaarde vriendelijk uitnodigend naar het zitje van stalen meubelen bij het raam, waar de commissaris slechts zijn prominente gasten ontving.
De grijze speurder trok zijn gezicht in een onwillige plooi. Nors, ontoegankelijk. De toenaderingen van zijn chef wees hij meestal koel en hooghartig van de hand. Sinds jaren leefde hij op gespannen voet met de commissaris. De Cock hield het graag zo, beducht voor elke inmenging in zijn wijze van onderzoek.
‘Als het u hetzelfde is… ik blijf liever staan.’
Op het bleke gezicht van de commissaris kwam een lichte blos. ‘Zo je wilt.’ Hij liep terug naar zijn bureau en nam wat stijfjes plaats. ‘Jij hebt het onderzoek naar de overval op het geldtransport.’
‘Inderdaad.’
De commissaris kuchte.
‘Van de zijde van justitie,’ ging hij geaffecteerd verder, ‘is men nogal belangstellend. Meester Van Overwhere, onze officier van justitie, heeft al een paar maal naar de stand van zaken geinformeerd. Ik heb hem uiteraard niet meer kunnen berichten, dan hetgeen ik uit jouw voorlopige rapporten heb kunnen lezen en die waren… hoe zal ik dat zeggen… hoogst summier.’
De Cock grijnsde. ‘Ik kan niet meer rapporteren dan ik weet.’ Commissaris Buitendam keek hem onderzoekend aan. ‘Ik… eh, ik heb het stellige gevoel, De Cock,’ sprak hij voorzichtig, aarzelend, ‘dat jij mij… zoals mij ook bij vorige gelegenheden duidelijk is gebleken… onvolledig voorlicht, dat jij mij bepaalde inlichtingen en aanwijzingen onthoudt.’
De grijze speurder maakte een nonchalant gebaar.
‘Wat heeft het voor zin,’ reageerde De Cock achteloos, ‘als ik mijn rapporten volstop met inlichtingen, aanwijzingen of theorieën die tot niets leiden? Ik laat dat liever achterwege.’
De uitdrukking op het gezicht van de commissaris veranderde. De blosjes op zijn wangen kleurden dieper. Hij snoof en hamerde met zijn vuist op het eiken blad van zijn bureau.
‘Van nu af wil ik volledig op de hoogte zijn van elke stap, die jij in deze zaak onderneemt. Het is toch te gek dat ik via de officier van justitie moet horen, dat jij die… eh, die directeur… die Van Woudrichem op een insinuerende, bijna onbeschofte wijze hebt verhoord.’
De mond van De Cock viel open. ‘Wat?’ riep hij verrast.
Buitendam knikte heftig. ‘De heer Van Woudrichem heeft bij de officier van justitie officieel zijn beklag gedaan over jouw wijze van optreden,’ sprak hij streng. ‘Hij wenst daar in de toekomst van verschoond te blijven.’ De commissaris schraapte indrukwekkend zijn keel en hief zijn lange wijsvinger naar de grijze speurder op. ‘Namens de officier van justitie deel ik jou nu mede dat eventuele nadere verhoren van de heer Van Woudrichem en zijn compagnon alleen door hem persoonlijk zullen worden gedaan.’
De Cock voelde hoe de woede en drift in zijn aderen sloop. Hij kneep zijn lippen op elkaar. ‘Dan heb ik onmiddellijk een opdracht voor hem.’
De commissaris keek hem schuins aan.
‘Een opdracht?’ vroeg hij argwanend. De Cock knikte fel. ‘Laat de heer officier van justitie, in zijn gerechtelijke heiligheid, aan de heer Van Woudrichem vragen waar hij die drie miljoen heeft gelaten.’
De ogen van de commissaris schoten vuur. Hij strekte zijn arm naar de deur.
‘Eruit.’
De Cock ging.
Vledder keek hem lachend aan. ‘Was het weer zover?’ Hij schudde afkeurend zijn hoofd. ‘Het wordt toch tijd dat je je vriendelijker opstelt. Je moet meer begrip tonen.’
‘Voor wie?’
‘Voor de commissaris. Die man heeft het niet zo makkelijk. Het valt niet mee om steeds dat gezeur van een officier van justitie aan te horen.’
De Cock gebaarde driftig. ‘Hij moet feller van zich afbijten en niet alles probleemloos onderdanig uitvoeren. Waar zijn we in godsnaam mee bezig? Een of andere louche directeur stapt naar het paleis van justitie en vertelt daar huilerig dat hij door een simpele rechercheur wat hard is aangepakt en meteen worden er maatregelen genomen.’
Vledder keek hem niet-begrijpend aan. ‘Maatregelen?’
De Cock knikte. ‘We moeten elke verdere stap die wij in de zaak van de overval nog ondernemen, met de commissaris bespreken en we mogen Van Woudrichem en zijn compagnon niet meer verhoren.’
Vledder staarde hem verbaasd aan. ‘Niet meer verhoren?’
‘Nee.’
‘Wie doet dat dan?’
‘De officier zelf.’
Vledder grijnsde minachtend. ‘Dan kunnen we dat “bewijs” voorlopig wel vergeten.’ Hij grinnikte ongelovig. ‘Hoe kan die man zo’n beslissing nemen? Wat voor kansen heeft die man bij een verhoor? Hij weet toch niets van die honderden facetjes, die wij in een onderzoek tegenkomen… al die subtiele zaken, die misschien geen wettig en overtuigend bewijs leveren, maar die juist gevoelsmatig uiterst belangrijk zijn.’
De Cock keek zijn jonge collega bewonderend aan. ‘Dick,’ riep hij enthousiast, ‘je wordt al een volwassen rechercheur.’ Hij lachte hartelijk. ‘Nog even en ik kan met pensioen.’