Выбрать главу

Hij stokte plotseling. De dromerige blik was uit zijn ogen verdwenen. Hij tilde zijn benen van zijn bureau en liep opmerkelijk kwiek naar de kapstok.

Vledder keek hem verward na.

‘Je voeten?’ riep hij verwonderd.

De Cock zwaaide nonchalant.

‘Over.’

Vledder liep hem na.

‘Waar ga je heen?’

De Cock wurmde zich in zijn regenjas en zette zijn oude hoedje op. Daarna draaide hij zich om.

‘Naar de Noordermarkt.’

‘Wat is daar te doen?’

De grijze speurder glimlachte.

‘Daar woont Peter Karstens.’

Vledder fronste zijn wenkbrauwen.

‘Die schilderijenvervalser, die vent die alles doet wat God verboden heeft?’

De Cock stak zijn wijsvinger omhoog.

‘Een begenadigd kunstenaar.’

Ze liepen vanuit de Warmoesstraat naar de Oudebrugsteeg in de richting van de Nieuwendijk. Het was er druk. Drommen buitenlandse toeristen trokken aan hen voorbij, op weg naar de red-lightdistrict, de befaamde Walletjes, Amsterdams grootste trekpleister. Op de Nieuwendijk was het een stuk rustiger. De Cock trok de kraag van zijn regenjas iets omhoog. De avondlucht was kil. Hij blikte opzij naar Vledder.

‘Die blauwe Jaguar is nog steeds niet boven water?’

De jonge rechercheur schudde zijn hoofd.

‘Ik heb nog geen enkele reactie op mijn telexbericht gekregen. Ik denk dat ik maar eens een berichtje in de krant laat opnemen. Misschien levert dat wat op. De districtsrecherche van de rijkspolitie heeft mij wel de bandensporen uit Drente opgestuurd. Ik heb ze door de TOHD[7] laten vergelijken met de sporen van de Duivendrechtsekade en de Wenckebachweg. Die komen overeen. Geen twijfel mogelijk. Dezelfde wagen.’

‘En de kogels?’

Vledder gebaarde.

‘Uit Doldersum heb ik er maar één. De tweede kogel, die Richard van Slooten velde, is niet in het lichaam blijven steken. De districtsrecherche heeft wel haar best gedaan, maar de kogel bij het bospad heeft ze niet kunnen vinden. Maar die kogel is wel volkomen identiek aan de beide kogels, die uit het lichaam van Martin van der Meulen zijn gekomen.’

De Cock knikte begrijpend.

‘En de kogels die mevrouw Van Slooten doodden?’

‘Die zijn nog in onderzoek. Ik heb nog geen officieel rapport. Maar de mensen van het laboratorium in Rijswijk konden mij nu al zeggen dat ze vrijwel zeker uit hetzelfde wapen komen.’

‘Een revolver.’

Vledder zuchtte diep.

‘De revolver van Peter Shot.’

Ze liepen zwijgend voort, over de Haarlemmerstraat, voorbij het fraai gerestaureerde pand van de voormalige West-Indische Compagnie, waar eens de schatten van Piet Heins zilvervloot lagen opgetast.

Het begon te regenen, een miezerige, druilerige regen, zoals die alleen maar in Amsterdam kan vallen. De Cock trok zijn hoed wat naar voren en hees zijn kraag nog verder omhoog. Aan het einde van de Haarlemmerstraat sjokten ze linksaf de Korte Prinsengracht op. De hoofden gebogen. Via een reeks karakteristieke grachtbruggen bereikten ze de Noordermarkt.

Achter de grote Hervormde Kerk, voor een klein huis met een breed hoog raam, bleef De Cock staan. Midden op de ruit, in sierlijke witte krulletters, stond Peter Karstens en daaronder, in letters van een veel kleiner formaat schilder-kunstenaar.

Vledder keek naast hem omhoog.

‘Wat wil je van hem?’

‘Een schilderij.’

Vledder grijnsde.

‘Een valse Monet… voor je huiskamer?’

De Cock antwoordde niet. Hij schoof de mouw van zijn regenjas iets omhoog en keek op zijn horloge. Het was bijna kwart over tien. Hij stapte naar de deur. Met enig welbehagen rukte hij aan de glimmend gepoetste koperen trekker. Tussen hem en Peter Karstens bestond al jaren een soort liefde-haatverhouding. Die kwam voort uit de botsing tussen de ongebreidelde levensstijl van de kunstenaar en de calvinistisch gebonden ziel van de grijze speurder. Ver weg, in het inwendige van het huis, rinkelde een bel. Luid, indringend.

Het duurde nog geen twee minuten, toen werd de deur geopend. Een man met donkerblond warrig haar, gekleed in een slobberbroek en een zwartzijden glanzende blouse, keek hem aan. De wenkbrauwen gefronsd. Zijn grote bruine ogen glommen van verwondering.

‘De Cock,’ riep hij verrast. ‘Alweer?’

De rechercheur knikte traag.

‘Ik heb erover nagedacht. Bij een vorige gelegenheid heb je mij fantastisch geholpen. Waarom zou ik niet opnieuw een beroep op je doen?’

Peter Karstens bromde. ‘Ik voel er weinig voor om een vaste handlanger van justitie te worden.’

De Cock wuifde de opmerking weg en gebaarde naar de hemel. ‘Het regent, man, laat ons er in.’

De kunstenaar aarzelde even. Toen kwam er een glimlach op zijn gezicht. Hij maakte een lichte buiging en spreidde zijn armen uitnodigend.

‘Kom binnen.’ Het klonk joviaal. Hij keek langs De Cock heen naar de jonge rechercheur. ‘Ik zie dat je je medeplichtige hebt meegenomen.’

De Cock keek hem bestraffend aan.

‘Rechercheurs hebben geen medeplichtigen… alleen maar collega’s.’

Peter Karstens grijnsde.

‘Ook als ze crimineel zijn?’

De Cock reageerde niet. Hoofdschuddend stapte hij aan de kunstenaar voorbij. Na het voorportaal kwamen ze in een hoog diep vertrek. Het was er schemerig. Het enige licht kwam van een straatlantaarn voor het huis, aan de rand van het trottoir. Het wierp lange schaduwen over ezels met half afgemaakte schilderijen. Ook de muren en wanden waren met schilderijen behangen.

Peter Karstens ging de beide rechercheurs voor naar een trap, die aan het eind van het vertrek draaiend omlaag liep. Na een korte smalle gang kwamen ze in een intieme ruimte met een lage zoldering.

De Cock keek rond, zocht naar de betoverend mooie jonge vrouw, met wie Peter Karstens al vele jaren samenwoonde.

‘Is ze er niet?’

De kunstenaar schudde zijn hoofd.

‘Maria is naar haar moeder. Elke donderdag.’ Hij maakte een nonchalant gebaar. ‘Zij noemt het een sociale verplichting.’

De Cock blikte naar een ruwhouten tafel midden in het vertrek. In flakkerend kaarslicht fonkelden fraai geslepen kristallen bokalen. Ze waren schoon en leeg.

‘Niet aan de wijn?’

Peter Karstens plukte aan zijn puntbaardje.

‘Als Maria er niet is, drink ik niet. Van wijn geniet men pas in goed gezelschap.’ Om zijn lippen dartelde een speelse glimlach. ‘Toch ben ik bereid om met jullie een fles open te trekken.’

вернуться

7

Technische Opsporings- en Herkennings Dienst.