Выбрать главу

De Cock knikte.

‘Maar elke chauffeur van het bedrijf heeft een sleutel. Mocht een van hen wat laat van de reis terugkomen, dan kan hij zijn wagen altijd nog binnen de omheining zetten.’

Hij schoof de stalen baard in de koperen houder terug. ‘Het is een eenvoudig slot. Ik denk dat de deur van het kantoor meer problemen zal opleveren.’

Zoveel mogelijk in de schaduw van de hoge vrachtwagens slopen ze behoedzaam verder. Na ruim honderd meter bereikten ze het kantoor. Het was een betrekkelijk laag gebouw van twee verdiepingen met een plat dak. De ramen beneden waren met rolluiken beveiligd.

Bij de toegangsdeur concentreerde De Cock zich op het merk en het nummer van het cilinderslot. Daarna schoof hij uit de houder een lange dunne stift en stak die behoedzaam in het slot. Met de gevoelige toppen van zijn vingers tastte hij het inwendige af. Ineens verstarde hij. Zijn brede schouders schokten. Vledder keek hem verschrikt aan.

‘Wat is er?’

De Cock hijgde.

‘De deur is al van het slot.’ Hij wees naar scherpe verse moeten in het hout van de sponningen. Ze waren hem bij de eerste aanblik van de deur niet opgevallen. ‘Opengebroken,’ sprak hij hees. ‘Er moet iemand binnen zijn.’

Vledders hand gleed naar zijn pistool.

‘Zullen we assistentie roepen?’ fluisterde hij gespannen.

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Dat duurt allemaal veel te lang,’ antwoordde hij zacht. ‘Bovendien kan ik hier geen pottenkijkers gebruiken.’ Hij keek om zich heen en schatte de situatie. ‘Blijf bij deze deur,’ gebood hij dwingend. ‘Na ongeveer twee minuten ga je voorzichtig naar binnen.’

‘En jij dan?’

‘Aan de achterzijde van dit gebouw is nog een deur. Ik denk dat ik ongeveer twee minuten nodig zal hebben om die open te maken. Reken daarbij een minuut om naar de achterzijde te lopen en we gaan ongeveer gelijktijdig naar binnen.’ Hij wees voor zich uit. ‘Achter deze deur hier is een hal met een trap. Het privékantoor ligt op de eerste verdieping, rechts, bijna in het midden. Achter het privékantoor is een vrij groot lokaal, waarin de brandkast staat.’ Vledder keek hem fronsend aan.

‘Hoe weet je dat allemaal?’

De Cock glimlachte.

‘Dit is niet de eerste keer. Ik bedoel, ik was hier al eens voor een onderzoek naar een inbraak. Een paar jaar geleden. De firma Van Woudrichem en Van Beusekom verzorgde toen nog geen geldtransporten. Dat is pas van de laatste tijd.’ Hij tikte Vledder op de schouder. ‘Tel langzaam tot honderdtwintig.’ Toen verdween hij in de schaduw van het gebouw.

De jonge rechercheur telde. Zijn mond vormde geluidloos getallen. Hij voelde nog eens aan het koude staal van zijn pistool. Het gaf hem een gevoel van zekerheid.

Toen hij tot honderdtwintig had geteld, duwde hij de deur voorzichtig open. Er was een ruime hal, zoals De Cock had voorspeld. In het schaarse licht dat van buiten binnendrong, ontwaarde hij een bronzen borstbeeld op een witmarmeren sokkel met daarachter een hardhouten trap met open treden. Hij trok zijn pistool uit de schouderholster en drukte zich langzaam langs de trap omhoog. Boven, op het portaal bleef hij staan en luisterde. Er was geen geluid, hoe gering ook. Een bijna absolute stilte… vreemd, onwezenlijk, dreigend… alsof alles en iedereen de adem inhield.

Voor hem lag een lange, betrekkelijk brede gang met op borsthoogte glas aan beide zijden. Het was er donkerder dan in de hal beneden. Toen zijn ogen aan de duisternis gewend raakten, ontdekte hij aan het einde van de gang een diepgebogen figuur. Groot, breed, massief. Er gleed een glimlach om zijn lippen. Vertederd. Hij herkende De Cock, die op handen en voeten naderbij sloop. Vledder volgde zijn voorbeeld. Ongeveer in het midden van de gang ontmoetten zij elkaar.

De oude speurder gebaarde met zijn duim naar een met bruin leer beklede deur. Het duurde even. Toen, in een flitsende beweging stonden beiden op. Met een forse trap schopte De Cock de deur open en Vledder stormde met zijn pistool in de hand naar binnen. Ongeveer in het midden van het vertrek stond een man met een atletische gestalte. Zijn contouren staken sterk af tegen het licht, dat van buiten door de ramen naar binnen viel. Verschrikt draaide de man zich om.

De Cock scheen hem met een zaklantaarn vol in zijn gezicht.

De mond van Vledder viel open.

‘Dat is… dat is…’

De Cock knikte.

‘Peter… Peter van der Duin.’

14

Peter van der Duin stak aarzelend zijn handen omhoog.

Hij lachte schaapachtig, als een betrapt kind, maar zijn ogen waren waakzaam.

De Cock knipte het licht van zijn zaklantaarn uit en leunde tegen de met leer beklede deur.

Vledder dirigeerde de chauffeur met de loop van zijn pistool uit het midden van de kamer. Hij liet hem met zijn handen tegen de muur leunen, de voeten ver uit elkaar, en fouilleerde hem zorgvuldig. Toen hij geen wapen vond, stond hij hem toe dat hij zich omdraaide en zijn handen liet zakken.

De jonge rechercheur keek naar De Cock.

‘Zal ik hem handboeien omdoen?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Dat geeft zo’n onvrij gevoel.’ Hij trok een grimas.

‘Nietwaar, meneer Van der Duin?’

De jongeman glimlachte. Het gaf aan zijn knap gezicht een extra dimensie. Hij gebaarde naar Vledder.

‘Met zo’n kanon in de buurt voel ik mij ook niet prettig. Je weet het maar nooit. Het gebeurt nog wel eens dat zo’n jongen zenuwachtig wordt.’

Vledder grijnsde breed.

‘Maak je geen zorgen. Ik word pas zenuwachtig als een ander zo’n ding in zijn handen heeft.’

De Cock kwam van de deur vandaan.

‘Wat zocht je hier?’

‘Geld.’

‘Van je eigen baas?’

Peter van der Duin schudde zijn hoofd.

‘Het is mijn baas niet meer. Ik heb ontslag genomen. Onmiddellijk na de overval. Voor dat tuig wil ik niet langer werken.’

De Cock hield zijn hoofd wat scheef.

‘Tuig? Het transportbedrijf Van Woudrichem en Van Beusekom heeft een goede naam.’

Peter van der Duin grinnikte.

‘Ik heb er lange tijd over nagedacht… over die overval, waarbij Martin van der Meulen werd neergeschoten. Er is er maar één die daarin de hand kan hebben gehad.’

‘Wie?’

‘Van Woudrichem.’

De Cock veinsde ongeloof.

‘Wat voor belang heeft die man erbij om zijn eigen personeel neer te schieten?’

Peter van der Duin schudde vertwijfeld zijn hoofd.

‘U hebt nooit bij dit bedrijf gewerkt. U kent ze niet. Maar ik loop hier al een paar jaar mee. Van Woudrichem heeft smoel op Rita. Dat heb ik u al eens een keer gezegd. Zijn eigen vrouw is geen lieverdje. Ze woont in het Gooi in een kast van een huis en heeft een gat in haar hand zo groot als de Haarlemmerpoort. Bovendien is hijzelf een mannetje dat nogal wat aankan. Een feestnummer… met een bijzondere liefde voor snelle dure wagens. Wat dacht je wat dat kost?’

‘Scheppen met geld.’

Peter van der Duin gebaarde levendig.

‘Juist… en als je dat alles heel netjes bij elkaar pakt, dan heb je een pracht motief voor de overval. Martin weg, Rita vrij, en veel money in the pocket… als u begrijpt wat ik bedoel.’

De Cock gebaarde om zich heen.

‘En dat geld zou hier moeten liggen?’

Peter van der Duin trok zijn schouders op.

‘Misschien een deel. Zeg er eens wat van. Hij moet het toch ergens laten?’

De Cock knikte bedaard.

‘Wij zijn bij Rita van der Meulen geweest,’ sprak hij bedachtzaam. ‘Ik kan me vergissen, maar ik kreeg niet de indruk dat zij zo erg van de avances van Van Woudrichem is gecharmeerd.’

Peter van der Duin schonk hem een meelijwekkend lachje. ‘Och, meneer De Cock, Rita wil er niets van laten blijken. Dat doet ze voor die oudste jongen van haar. Een gevoelig kereltje. Die was erg op Martin… op zijn vader gesteld. Begrijp je, ze wil die jongen niet kwetsen door nu al openlijk met die Van Woudrichem in zee te gaan.’