Выбрать главу

‘Heb je haar wakker gebeld?’

Meindert Post maakte een schouderbeweging.

‘Wat moest ik?’ riep hij verontschuldigend.

‘Is er wat?’

Het gezicht van de uit Urk stammende brigadier kleurde rood tot in zijn nek. ‘Is er wat?’ herhaalde hij schamper. ‘Natuurlijk is er wat. Je denkt toch niet dat ik voor mijn plezier aan die telefoon lig te hengelen. Jij hebt toch ene Peter Shot gesignaleerd?’

‘Ja’

‘Die hebben we gevonden.’

De Cock reageerde verrast.

‘Waar?’

‘In een verlaten kraakpand aan de Singel. We kregen een tip van een junkie, dat hij daar lag.’

‘Hebben jullie hem gearresteerd?’

Meindert Post schudde traag zijn hoofd.

‘Dat was niet meer nodig.’

De Cock keek hem verward aan.

‘Hoezo?’

De Urker brigadier grijnsde.

‘Hij was dood.’

15

De Cock staarde Meindert Post enige ogenblikken verbijsterd aan. Het bericht van het overlijden van Peter Shot had hem diep geschokt. De dood van de gangster paste niet in zijn denkpatroon. Het hoorde niet thuis in het draaiboek dat hij in zijn gedachten van de roofoverval had opgesteld.

‘Dood,’ herhaalde hij vlak.

Brigadier Post knikte.

‘Ik heb hem zelf niet gezien. Ik heb alleen via de mobilofoon even contact met de jongens gehad. Zij denken aan een overdosis heroïne.’

De Cock beet op zijn onderlip.

‘Heb je het lijk al laten weghalen?’

Meindert Post schudde zijn hoofd.

‘Ik heb ze de opdracht gegeven om overal af te blijven en de situatie onveranderd te laten totdat jij komt.’ Hij keek omhoog naar de grote klok achter de balie. ‘Die jongens zitten nu al bijna anderhalf uur in het donker bij dat lijk. Dat is veel te lang.’

De Cock keek hem niet-begrijpend aan.

‘Te lang?’

Meindert Post knikte heftig.

‘Ik heb alleen maar jonge dienders in mijn groep. Jongens van achttien, negentien jaar. Als het te lang duurt krijgen ze nachtmerries van zo’n lijk.’

De Cock trok achteloos zijn schouders op.

‘Ik heb er ook aan moeten wennen.’

Meindert Post wond zich duidelijk op. Zijn onderlip trilde. Hij strekte zijn arm naar De Cock uit. ‘Jij…’ brulde hij, ‘jij… al loopt er ’s nachts een heel legioen lijken over je lijf… dan nog draai jij je eens lekker om.’

De grijze speurder reageerde niet.

‘Welk nummer aan de Singel?’

‘Achthonderdtwaalf.’

De Cock vatte Vledder bij zijn arm en zwaaide. ‘Zeg tegen de jongens dat ik eraan kom.’

Samen liepen ze het bureau uit.

Vanaf het Damrak stuurde Vledder de Volkswagen via de Dam, achter het Koninklijk Paleis om naar de Raadhuisstraat. De Cock zat somber naast hem.

‘Ben ik zo hard?’ vroeg hij plotseling.

Vledder lachte.

‘Je hebt een huid als een buffel.’

De Cock schudde bedroefd het hoofd.

‘Gek… en ik dacht dat ik de gevoeligste rechercheur van deze eeuw was.’

Ze reden de Singel op, jakkerden langs de Torensluis en stopten bij 812. De Cock stapte uit en keek omhoog. Het was een oud, wat vervallen pand, dat als pakhuis had gediend toen aan de Singel de beurt- en binnenvaart nog hoogtij vierde.

Voor de deur stond een politiewagen met gedoofde lichten. Twee dienders stapten op de grijze speurder toe. Ze waren inderdaad nog erg jong en hun petten splinternieuw. Een van hen nam het woord.

‘We zijn maar beneden in de wagen gaan zitten.’

Het klonk als een verontschuldiging.

De Cock knikte begrijpend.

‘Is er al een arts bij geweest?’

De jonge diender schudde zijn hoofd.

‘In opdracht van de brigadier hebben we alleen de situatie hier bewaakt.’ Hij wees omhoog. ‘Er was trouwens toch niets meer aan te redden. Volgens mij ligt hij er al een paar dagen.’

De Cock wendde zich tot Vledder.

‘Waarschuw jij de meute.’ Hij tikte de jonge diender op zijn schouder. ‘En wijs jij mij even waar hij ligt.’

Ze drukten de deur open. Na een lange donkere gang bereikten ze een steile trap. De oude, wiebelende treden kraakten onder hun voeten. Op enkele plekken ontbrak verraderlijk de leuning. De Cock volgde de jonge diender. Voorzichtig, hopend dat de veerkracht in zijn kuiten bleef.

Op de tweede verdieping betraden ze een ruim, hoog vertrek, dat zich uitstrekte van de voor- tot aan de achtergevel. Het was er niet aardedonker. Door de hoge ramen viel nog enig licht. Het trok lange schaduwen langs de muren.

Het oog van De Cock viel op een oude hippiespreuk aan de wand: This is the first day of the rest of your life. Om zijn lippen zweefde een wat weemoedige glimlach. Hij was die spreuk veel tegengekomen, op schuttingen, in kraakpanden en sleep-ins… vroeger, toen de bloemenkinderen Amsterdam nog tot hun bedevaartoord verkozen. Waar waren ze gebleven… de bloemenkinderen, die elke dag opnieuw begonnen te leven… vrolijk… onbekommerd. Geloofde de jeugd niet meer in flower-power… de zoete macht van de bloem… de liefde? Zijn gezicht betrok, de glimlach verdween. Van al hun kleurrijke bloemen was er maar één machtig en sterk gebleken: de papaver… de bloem, die de zo fel begeerde drugs levert. Alleen de papaver bloeide… ongebreideld… in uitgeteerde lijven… en op de graven van tienduizenden jongeren.

‘Meneer De Cock.’

De stem van de jonge diender verbrak zijn overpeinzingen. Hij stond een eind verder bij het raam. Het licht van zijn zaklantaarn gleed tastend langs een lichaam op de vloer.

De Cock trad naderbij en nam naast de diender plaats achter de stijl omhoogstaande voeten. Vanuit de hoogte keek hij op het lichaam neer. Het lag op de rug, vrijwel haaks op de muur. Het was een nog betrekkelijk jonge man van naar schatting dertig, vijfendertig jaar met dun vlasblond haar en een scherpe neus boven een halfopen mond. De aanblik was niet prettig. De dood had het gezicht getekend.

De jonge diender ving in het licht van zijn zaklantaarn een lege injectiespuit. Hij lag rechts van de dode, gegleden uit een machteloze hand.

De Cock stapte over de opgestoken voeten heen en knielde links van het lichaam. Voorzichtig schoof hij de mouw van het colbert omhoog. Met zijn zaklantaarn bescheen hij een door lijkvlekken gekleurde onderarm en ontdekte in en om de holte een reeks punctieplekjes. Vele waren ontstoken.

De Cock kwam overeind.

‘Wie zegt dat dit Peter Shot is?’

De jonge diender reageerde wat bedremmeld.

‘Een junk. Hij meldde zich bij de brigadier aan de balie en zei dat hij Peter Shot hier dood in dit pand had aangetroffen.’

‘Wist die junk dat Peter Shot door ons werd gezocht?’

‘Ja, dat had hij gehoord.’

‘Van wie?’

De jonge diender trok zijn schouders op.

‘Hij sprak van een vrouw, die nog geld van Peter Shot te goed had. Ze had aan hem gevraagd om naar Peter uit te kijken en de politie van de Warmoesstraat te waarschuwen als hij hem zag.’

‘Ken jij die junk?’

‘Nee, ik niet, maar brigadier Post heeft zijn naam genoteerd.’

De andere jonge diender kwam de ruimte binnen. Achter hem liep Vledder. Hij bescheen met zijn zaklantaarn het pad voor dokter Den Koninghe, die voorzichtig, zijn broekspijpen iets opgetrokken, naderbij kwam.

De Cock stak de oude lijkschouwer zijn hand toe.

‘U bent er snel,’ riep hij bewonderend.

Dokter Den Koninghe nam zijn garibaldihoed af en wiste met een zakdoek het zweet van zijn voorhoofd. ‘Er is veel te doen vannacht,’ sprak hij loom. ‘Het ligt aan het weer, geloof ik. Warm, drukkend, benauwd. Het schijnt dat de mensen dan graag willen sterven. Ik was net klaar in Amsterdam-Oost… de Celebesstraat… een hoogbejaard echtpaar… dicht tegen elkaar geleund, zittend tegen een muur van hun woonkamer… een prachtige oude Statenbijbel binnen handbereik.’