Выбрать главу

‘Dat is een hele andere zaak. In penozekringen zal gauw genoeg bekend zijn geraakt dat Peter Shot een miljoenenbuit had bemachtigd. Wel, vanaf dat moment was het jachtseizoen geopend.’

De Cock liet zich in de stoel achter zijn bureau zakken. Hij plukte aan het puntje van zijn neus en stak zijn wijsvinger op. ‘Je wilt zeggen dat penozejongens Peter Shot eerst hebben opgespoord, hem koud hebben gemaakt en er daarna met zijn buit vandoor zijn gegaan?’

‘Zoiets, ja.’

De Cock grijnsde.

‘Hoe had Peter Shot zijn buit dan bij zich… in een plunjezak op zijn rug?’

Vledder schudde kalm zijn hoofd.

‘Dat is een wat al te simpele voorstelling van zaken. Peter Shot zal zijn buit wel zorgvuldig hebben opgeborgen. Let wel, alleen. Hij was de enige die wist hoe en waar die drie miljoen waren opgeslagen. Daarom… zolang Peter Shot het geheim van zijn buit niet had geopenbaard, had zijn dood geen zin. Integendeel… slechts een levende Peter Shot kon vertellen waar hij zijn buit had gelaten.’

De Cock keek zijn jonge collega nadenkend aan.

‘Je bedoelt dat zijn dood tevens inhoudt dat zijn buit in andere handen is geraakt?’

Vledder knikte heftig.

‘Precies. Daarom vind ik ook dat de commissaris gelijk heeft… de zaak van de roofoverval is afgedaan. Fini, gesloten. We hebben alleen een nieuwe zaak… wie vermoordde Peter Shot en wie beschikt er nu over zijn drie miljoen?’

De Cock antwoordde niet. Hij kwam traag overeind en begon door de recherchekamer te stappen. In de cadans van zijn tred probeerde hij zijn gedachten te ordenen. De gang van zaken zinde hem niet. Hij had het vreemde, onrustig makende gevoel dat alle redeneringen niet klopten, dat ze in strijd waren met de realiteit, de naakte werkelijkheid… die hij kende. Ergens ver weg in zijn geest, verborgen achter mistige sluiers en dichte nevels, lag, zo wist hij, de oplossing.

Bij het raam, in het midden van de kamer, bleef hij staan. Schuin beneden was de nauwe Heintje Hoekssteeg, genoemd naar een middeleeuwse kaperkapitein. Na een flauwe bocht, aan het eind, was Onse Lieve Heer op Solder, een oude schuilkerk, omgetoverd tot een lief museum. Het stonk altijd in die steeg en het stonk altijd in het politiebureau. In alle vertrekken hing de schrale dranklucht van opgepikte dronken sloebers en de weeë, zoetige geur van het desinfecterend middel, waarmee regelmatig de cellen werden ontsmet.

Hoe vaak had hij hier gestaan, zijn handen op zijn rug, wippend op de ballen van zijn voeten. Steeds had de misdaad hem voor nieuwe problemen gesteld, had hij zijn arme hersenen afgetobd over het hoe en waarom. Hij kneep zijn ogen dicht en probeerde de sluiers, die om zijn denken hingen, te verdrijven. Het lukte niet. Met een zucht draaide hij zich om naar Vledder.

‘Weet je,’ sprak hij mat, ‘ik ben er niet eens helemaal van overtuigd dat Peter Shot werkelijk iets met die roofoverval te maken heeft.’

De jonge rechercheur keek hem verbaasd aan.

‘Meen je dat echt?’

De Cock trok zijn schouders op.

‘Ik kom er niet helemaal uit,’ sprak hij ontwijkend.

Vledder stapte naar zijn bureau.

‘Je wordt oud, De Cock.’

Hij hield een grijze map omhoog.

‘Ik heb zojuist het rapport van het laboratorium in Rijswijk binnengekregen.’

‘En?’

De jonge rechercheur grijnsde.

‘Martin van der Meulen, Richard van Slooten en zijn moeder werden alledrie gedood door kogels afkomstig uit de revolver van Peter Shot.’

17

Ze liepen aan de balie voorbij, zwaaiden joviaal naar de wachtcommandant achter zijn dienstboek en stapten het politiebureau uit. De Cock voorop, in een bijna tot op de draad versleten Harris-tweedcolbertje, zijn oude vilten hoed nonchalant zwierig achter op zijn hoofd. Onder zijn rechterarm geklemd hield hij een envelop met foto’s. Vledder volgde hem, wat stijfjes, rechtop, in een keurig lichtblauw kostuum met stemmige stropdas, zijn stroblonde haren in een perfecte scheiding.

Ze slenterden door de Lange Niezel, namen het bruggetje naar de Korte Niezel en schoven rechts de Achterburgwal op. Het was er gezellig druk. Voor de sekstheaters stonden mannen in de rij en geen hoertje was onbezet. Het was warm, wat broeierig weer. Het verhoogde de amoureuze activiteiten.

Even voorbij het pandje van Kromme Dien bleven ze staan. Er was herrie. Dolle Greet, een groot blond wijf met hoog opgebonden borsten, schreeuwde haar gepeperd repertoire aan scheldwoorden naar een schichtig heroïnehoertje. Het was een strijd die voortdurend oplaaide, sinds steeds jongere, aan heroïne verslaafde meisjes voor weinig geld hun diensten aanboden. Het heroïnehoertje droop af, met gebogen hoofd, en Dolle Greet nam weer plaats in haar zetel achter het raam.

De rechercheurs liepen verder.

De Cock hield de bruine enveloppe iets omhoog.

‘Heb je de foto’s van Peter Shot al aan Monique van het Veer laten zien?’

Vledder schudde zijn hoofd. ‘Marijn Stoops zou vanavond in Duivendrecht even bij haar langs gaan. Ik heb hem een serie foto’s van Peter Shot gegeven.’

De Cock knikte begrijpend. ‘En Carmen Manouskischeck?’

‘Daar ben ik nog niet geweest.’

Ze namen het bruggetje bij de Stoofsteeg en doken bij Lowietje naar binnen.

Het was er koel, schemerig en intiem.

Smalle Lowietje begroette de beide speurders hartelijk. Op zijn vriendelijke muizensmoeltje lag een blijde lach. ‘Een tijd niet gezien,’ kweelde hij.

De Cock hees zich op een kruk. Hij had zo zijn vaste plaatsje, achter in de hoek van de bar, met een duidelijk zicht over het geheel. De jonge Vledder schoof naast hem. Het was vrij rustig in het lokaaltje. De meeste tafeltjes waren onbezet.

Lowietje veegde zijn handen af aan zijn morsige vest.

‘Hetzelfde recept?’

Geduldig volgde de grijze speurder de ceremonie, die Smalle Lowietje met aandacht en overtuiging opvoerde. Pas nadat hij uitgebreid van de verrukkelijke cognac Napoleon had geproefd, schoof hij de foto’s uit de envelop en liet ze aan de tengere caféhouder zien.

Smalle Lowietje bekeek ze aandachtig. Daarna blikte hij op. Zijn gezicht zag bleek. ‘Dat… eh, dat is Peter Shot.’

De Cock knikte met een ernstig gezicht. ‘Peter Shot,’ herhaalde hij dof. ‘Zo hebben wij hem gevonden in een kraakpand aan de Singel.’

Lowietje schudde verdrietig zijn hoofd. ‘Hij ziet er slecht uit.’

De Cock grijnsde. ‘Hij is dood.’

De tengere caféhouder staarde naar de foto’s op de bar.

‘Dat begrijp ik,’ sprak hij traag, somber. ‘Maar hij is een stuk vermagerd. Zie je, hij was veel voller in zijn gezicht.’

‘Wanneer heb jij hem voor het laatst gezien?’

‘Dat heb ik je de vorige keer al gezegd… een paar maanden… zeg twee maanden geleden.’

De Cock nam een slok van zijn cognac.

‘Je vertelde de vorige keer dat Peter Shot hier aan de bar een revolver trok.’

‘Ja.’

‘Weet je nog hoe dat ding eruitzag?’

Smalle Lowietje trok zijn schouders op. ‘Een revolver… met een korte loop.’

‘Zou je het wapen kunnen herkennen?’

‘Mogelijk. Heb je het?’

De Cock schudde zijn hoofd. ‘Het is naar het laboratorium in Rijswijk. Ik heb het nog niet terug.’

De tengere caféhouder nam een close-up van het gezicht van Peter Shot in de hand. ‘Hoe is hij aan zijn eind gekomen?’

‘Wij denken dat hij is doodgespoten.’

‘Een overdosis?’

De Cock knikte. ‘Opzettelijk toegebracht. Vermoedelijk toen hij in coma lag van een vorig shot.’

‘Door wie?’

De grijze speurder lachte. ‘Daar proberen we achter te komen.’ Hij leunde vertrouwelijk naar voren. ‘We zouden ook graag willen weten waar die drie miljoen is gebleven.’ Hij zweeg even. ‘Misschien… eh, misschien dat jij…?’