Выбрать главу

Smalle Lowietje grijnsde. ‘Ik heb over die poen niets gehoord. Ik geloof ook niet dat je het in onze kringen moet zoeken. Peter Shot met zijn buit was geen kost voor de gewone penoze.’ Hij legde de foto terug op de bar. ‘Weet je, De Cock,’ sprak hij zacht, peinzend, ‘ik heb over die roofoverval de laatste tijd sterk nagedacht en ik heb het idee dat je helemaal op het verkeerde pad zit.’

‘Hoezo?’

‘Ik kan het niet geloven.’

‘Wat niet?’

De tengere caféhouder trok een vies gezicht. Met de middelvinger van zijn rechterhand tikte hij op de serie foto’s op de bar. ‘Dat een fijne jongen als mooie Richard met zo’n rat als Peter Shot in zee is gegaan. Ik ken mijn pappenheimers. Dat wil er bij mij gewoon niet in.’ Hij keek De Cock aan, zijn vriendelijke muizensmoeltje een beetje scheef. ‘Zal ik je eens wat vertellen… volgens mij heeft Richard van Slooten die Peter Shot nooit gekend.’

Vanuit het café van Smalle Lowietje slenterden ze door de Barndesteeg naar de Nieuwmarkt en liepen vandaar via de Keizersstraat naar de Kromboomsloot. Nabij het bruggetje naar de Koningsstraat bleef De Cock staan en keek langs een vervallen gevel omhoog.

‘Ik hoop dat ze een beetje aanspreekbaar is.’

‘Hoe bedoel je?’

De Cock gebaarde.

‘Carmen Manouskischeck is al heel lang verslaafd. Het wil nog wel eens voorkomen dat ze zoveel heroïne in haar zieke lijf heeft gespoten, dat ze totaal stoned is. Dan valt er niet met haar te praten.’

De grijze speurder stak de weg over. Voor de verveloze deur keek hij opnieuw omhoog. Eerst toen hij een schim van de vrouw in het spionnetje had gezien, drukte hij de deur open en besteeg de smalle trap. Vledder volgde gedwee.

Ze stond boven in de deuropening. Een grijns om haar mond.

‘Ben je er alweer?’

De Cock schonk haar zijn beminnelijkste glimlach.

‘Ik wil je wat laten zien.’ Hij liep langs haar heen naar de tafel en spreidde de serie dodenfoto’s van Peter Shot daarover uit.

Carmen Manouskischeck kwam nieuwsgierig naderbij en boog zich over de foto’s. Na een poosje keek ze naar de grijze speurder op. Haar ogen waren vochtig. ‘Waarom doe je dit? Wil je mij laten zien hoe ik er over een jaar bij zal liggen?’

De Cock schudde zijn hoofd. ‘Ik wil alleen weten of dat Peter Shot is.’

Ze knikte traag. ‘Het is Peter Shot.’

‘Valt je niets aan hem op?’

Carmen Manouskischeck boog zich nog eens over de foto’s. Daarna trok zij haar schouders op. ‘Een dooie junk… wat valt daar van te zeggen?’

‘Is hij niet erg mager?’

Ze grinnikte.

‘Heb jij wel eens een vette junk gezien?’

De Cock legde zijn rechterhand op haar schouder.

‘Carmen,’ begon hij geduldig, ‘toen Peter de laatste keer bij je kwam…’

‘…zag hij er beter uit, dan op die foto’s.’

De grijze speurder glimlachte.

‘Hoe gebruikte Peter zijn heroïne?’

‘Hij spoot.’

‘Alleen spuiten?’

Ze maakte een vaag gebaartje.

‘Peter Shot was een jongen die alles probeerde. Hij zal ook wel hebben gerookt en gechineesd.’

‘Dat weet je niet?’

‘Niet zeker.’

De Cock schoof de foto’s van de dode Peter Shot weer terug in de envelop, vatte Vledder bij zijn arm en liep het kamertje uit. Bij de deur draaide hij zich om.

‘Carmen… pas goed op jezelf.’

In zijn stem trilde tederheid.

Carmen Manouskischeck stond tegen de tafel geleund. Haar hoofd iets gebogen. Met haar pink streek ze het dorre haar uit haar gezicht.

‘Wanneer zie ik je… als je weer een dooie junk hebt gevonden?’

‘Nee.’

‘Kom je op mijn begrafenis?’

De Cock keek haar aan. Secondenlang. Toen knikte hij traag. ‘Ik kom op je begrafenis.’

Er gleed een moede glimlach om haar lippen.

‘Dan komt er tenminste één.’

Ze liepen via de Nieuwmarkt, de Zeedijk, de Molensteeg en het Oudekerksplein terug naar de Warmoesstraat. De Cock voelde zich wat somber. De woorden van Smalle Lowietje dreunden na. De caféhouder had gelijk. Hij had al een tijdje het gevoel dat hij met zijn onderzoek op het verkeerde pad was geraakt. Hij vroeg zich af hoe het kon. Hij was toch scherp geweest, alert, en had alle aanwijzingen gevolgd. Het tegenstrijdige was dat hij de overtuiging had dat hij de oplossing kende, dat hij alleen maar terug behoefde te gaan naar de plek waar hij de verkeerde weg was ingeslagen. Hij blikte opzij naar Vledder.

‘Wanneer is er sectie?’

Vledder gebaarde achteloos.

‘Morgenochtend. Dokter Rusteloos kon niet eerder.’

De Cock wreef over zijn kin.

‘Vraag hem voor hij begint of hij speciaal op de kleine hersenen wil letten.’

Vledder keek hem niet-begrijpend aan.

‘De kleine hersenen?’ herhaalde hij verbaasd.

De Cock knikte gelaten.

‘Mogelijk zijn ze verweekt.’

‘Hoe kom je daar bij?’

De Cock glimlachte.

‘Ik heb je beloofd dat ik niets zou achterhouden. Wel, naar aanleiding van de opmerking van dokter Den Koninghe dat Peter Shot mogelijk vergiftigde heroïne had gebruikt, heb ik met collega Loete van de narcoticabrigade gebeld. Hij vertelde mij dat hij samen met Wouterson al geruime tijd bezig is om te achterhalen waar die vergiftigde heroïne vandaan komt. Het schijnt dat een vrij grote partij heroïne is versneden met een totaal onbekend vergif. Men heeft al op diverse laboratoria geprobeerd het vergif te analyseren, maar dat is nog steeds niet gelukt.’

‘Hoe is het mogelijk.’

‘Inderdaad, dat vraagt iedereen zich af. Maar de gevolgen zijn verschrikkelijk. Men schat dat er een incubatietijd is van drie weken. Dan treden de eerste verschijnselen op… hoofdpijn, belemmering van het spraakvermogen. Ook het gezichtsvermogen neemt af. Uiteindelijk wordt de gehele motoriek van het menselijk lichaam verstoord. De slachtoffers zijn tot niets meer in staat. Ze kunnen niet meer schrijven, niet lezen, niets meer vastgrijpen. De controle over de ledematen ontbreekt en elk gevoel voor verhoudingen gaat verloren. Het onherroepelijke einde is… de dood. Er liggen op dit moment nog tientallen slachtoffers in diverse ziekenhuizen af te sterven.’

‘Verschrikkelijk.’

De Cock knikte.

‘En er is niets aan te doen.’

‘Ze sterven aan hersenverweking?’

De Cock lichtte zijn schouders.

‘Ze sterven aan algemeen lichamelijk verval. Maar bij alle slachtoffers vindt men tijdens de sectie een verweking van de kleine hersenen. Het vreemde is, dat tot nu toe uit het onderzoek is gebleken, dat bij het spuiten van de vergiftigde heroïne direct in de bloedbaan er geen verschijnselen optreden. Alleen bij het roken en bij het warm maken en opsnuiven van de heroïne… het zogenaamde chinezen… schijnt het vergif vrij te komen.’

Vledder fronste zijn wenkbrauwen.

‘Daarom vroeg jij aan Carmen Manouskischeck op welke wijze Peter Shot zijn heroïne gebruikte.’

De Cock knikte heftig.

‘Precies. Als morgen tijdens de sectie zou blijken dat de kleine hersenen van Peter Shot zijn aangetast… dan is dat het gevolg van een proces dat al enige tijd aan de gang is.’

‘Hoe lang?’

‘Enige weken.’

Vledder bleef staan. Zijn gezicht zag bleek. Vertrokken. Een diepe denkrimpel trilde op zijn voorhoofd.

‘Dan kan hij nooit die overval hebben gepleegd.’

De Cock knikte traag.

‘Dat is een juiste conclusie… Peter Shot was dan daartoe lichamelijk niet in staat.’

18

Vledder pakte met een gewichtig gezicht een vel papier van zijn bureau en leunde achterover. ‘Peter Vandenberg,’ las hij op een nieuwslezerstoontje, ‘alias Peter Shot, werd vijfendertig jaar geleden in ’s Hertogenbosch geboren als tweede zoon van een nijvere bouwvakker en een boerendochter uit de Peel. Nog als kleuter emigreerde hij met zijn ouders naar Canada, waar zijn vader een passende baan vond in de stad Hamilton in Ontario.’ De Cock keek vanuit de hoogte op hem neer.