Выбрать главу

‘Mooi, doe dan wat ik zeg.’

Hij aarzelde even.

‘Goed meneer Peeters. Als… als hij maar niet begint te schreeuwen.’

‘Hij zal niet schreeuwen, Pepi. Dit keer niet.’

De agenten grijnsden en namen hem mee.

Ik keek ze na tot aan de trap.

Gezien het nachtelijk uur was het op de Walletjes nog vrij druk. Ik zag hoertjes, pooiers, kelners, runners, kasteleins, bordeel- en hotelhouders. Allemaal mensen uit de buurt. In groepjes stonden ze met elkaar te praten. De mare van Bertus’ dood had zich verspreid en vormde het onderwerp van gesprek. Sensatie genoeg. De business was er wat door op de achtergrond gedrongen. De Walletjes zijn maar smal; kleine smalle grachtjes met weinig uitwijkmogelijkheden en duizend spiedende ogen. Het is voor een rechercheur bijna onmogelijk om ongemerkt voorbij te gaan. Dat was ook niet mijn bedoeling, dit keer. Ik wilde wel opgemerkt worden. Het interesseerde mij hoe de buurt op de dood van Bertus reageerde.

Op de hoek van de Achterburgwal en de Stormsteeg stonden een paar oude bekenden, onder wie Rooie Dientje. Ze was een van de merkwaardigste prostituees die ik kende. Ze droeg altijd eigengebreide wollen kousen en was om de twee jaar zwanger. Ze meende enige rechten op mij te kunnen laten gelden, want we waren beiden in hetzelfde stadje geboren en als kind had ze naast ons gewoond.

Toen ze me in het oog kreeg schoot ze me aan.

‘Bertus is dood, hè?’

Ik bleef staan.

‘Ja,’ zei ik, ‘Bertus is dood.’

De anderen schuifelden naderbij.

‘Hij heeft zich opgehangen, hè? Tante Mia heeft het verteld. Ze heeft hem zien hangen. Dat zegt ze. Ze zegt dat het toch wel een echte ophanging was. Hij heeft zich toch opgehangen, hè?’ Ze wilde kennelijk het nieuws uit de eerste hand en verwachtte van mij meer bijzonderheden te horen.

‘Ja,’ zei ik, ‘hij heeft zich opgehangen.’

Lange Toon snoof.

‘Dat geloof je toch zelf niet.’

Ik keek hem onderzoekend aan.

‘Waarom zou ik het niet geloven?’

Hij schoof zijn smalle kin iets vooruit en stak zijn duimen tussen zijn broek.

‘Het is mij te verdacht,’ zei hij. ‘Ik geloof er niet in. Eerst Noorse Anja en nou Bertus…’

‘En?’

‘Ik vind het gewoon verdacht.’

‘Ze waren toch allang uit elkaar,’ viste ik. ‘Anja en Bertus?’ Rooie Dientje grijnsde.

‘Ja,’ zei ze, ‘voor de wereld. Maar niet echt. Ze kwam nog geregeld bij hem.’

Ik keek haar aan.

‘Weet je dat zeker?’

‘Ja, natuurlijk. Hoe vaak heb ik haar ’s nachts hier niet voorbij zien schuiven.’

Ik zag dat Lange Toon haar een wenk gaf. Hij was kennelijk bang dat zijn Dientje tegen de prinsemarij te spraakzaam zou zijn.

‘Wat is er, Toon?’ vroeg ik. ‘Ze zijn toch allebei dood. En doden doen geen kwaad meer.’

Hij voelde zich betrapt en zei niets meer. Ik richtte mijn aandacht weer op Dientje.

‘Hoe vaak zag je haar voorbij schuiven?’

Ze wierp een schichtige blik in de richting van Lange Toon en antwoordde niet.

Ik keek het kringetje rond.

‘Verdomme,’ riep ik geërgerd, ‘doe je waffel toch open. Bertus was een van jullie en Anja was een van jullie: als er toch iemand is, die jullie langzaam, stuk voor stuk, probeert uit te moorden, dan mag ik daar toch waarachtig wel iets aan doen.’ Kees, de muzikant, die met zijn accordeon tot nu wat achteraf had gestaan, schoof iets naar voren.

‘Meneer Peeters heeft schoon gelijk,’ zei hij. ‘Als iemand wat weet, moet hij dat zeggen. Het heeft nou geen zin om stommetje te spelen.’

Er klonk een instemmend gemompel.

‘Ik wil alleen maar weten,’ zei ik halfverontschuldigend, ‘of Anja nog vaak bij Mooie Bertus kwam. Meer niet. Dat is alles.’

‘Nou,’ zei Dientje ferm, ‘ze kwam nog geregeld bij hem.’

‘Geregeld?’

‘Ja, zeker eenmaal in de week.’

‘Alleen? Ik bedoel, had ze nooit iemand bij zich?’

‘Als ze naar Bertus ging?’

‘Ja.’

‘Dan… dan was ze alleen.’ Haar gezicht kreeg een peinzende uitdrukking. ‘Nou, wacht es… ik heb haar toch ook wel eens met een kerel gezien.’

‘Lang geleden?’

‘Nee, niet zo lang, een paar weken.’

Ik knikte.

‘Hoe zag die vent er uit?’

‘Nou, daar vraag je me wat. Dat weet ik niet. Op die vent heb ik niet zo gelet.’ Plotseling sloeg ze mij op mijn schouder en lachte uitbundig. ‘Ik let alleen op loslopende mannen.’

De hilariteit was algemeen.

Ik bedankte Rooie Dientje hartelijk voor haar bereidwilligheid en liep via een omwegje naar huis. Onderweg ging ik in gedachten alles nog eens na. Wat ik vermoedde, bleek dus juist. De relatie Noorse Anja-Mooie Bertus had nooit opgehouden te bestaan. En wat die onbekende man betrof, ik wist vrijwel zeker wie hij was.

Het was ongeveer twee uur in de nacht toen ik thuiskwam. Mijn vrouw was nog op. Ik had ook niet anders verwacht. Ze hing mijn hoed en jas weg en scharrelde naar de keuken voor de koffie. Ik pakte de telefoon en draaide het nummer van Kreuger van de Dactyloscopische Dienst. Het duurde geruime tijd voor ik hem aan de lijn had.

‘Met Peeters… lag je al in bed?’

‘Nee, ik ben net thuis.’

‘Was je in de Bethlehemsteeg?’

‘Ja, daar kom ik net vandaan.’

‘Ik wou d’r wat van weten.’

Ik hoorde hem snuiven.

‘Gut, gut,’ zei hij, ‘heb je daar ook al belangstelling voor. Ik dacht, dat De Cock van jullie die zaak behandelde?’

‘Ja, ja,’ antwoordde ik, ‘dat is ook zo. De Cock behandelt die zaak. Maar op een of andere manier ben ik bijzonder geïnteresseerd in dat pocketboekje. Je weet weclass="underline" That night Anna died.’ Hij lachte.

‘Je bedoelt dat boekje met die groene strepen en die weelderige juffrouw op de kaft?’

‘Ja, dat.’

‘Wat wil je ervan weten?’

‘Zaten er vingerafdrukken op die glimmende buitenkant?’

‘Nee, ik heb niets kunnen vinden. Zelfs geen vegen.’ Hij kirde. ‘A lles maagdelijk schoon.’

‘Dus ook geen vingerafdrukken van Bertus?’

Het was even stil aan de andere kant van de lijn. Er werd kennelijk ‘gedacht’.

‘Verdomme Peet… zeg… dat is eigenlijk gek, hè? Op die gladde plastic kaft hadden toch zeker de vingertjes van Mooie Bertus moeten voorkomen.’

‘Ja,’ beaamde ik, ‘normaal wel.’

Het was weer even stil.

‘Peet…’ zei hij onthutst, ‘Peet, het boekje is schoongeveegd. Dat moet wel. Het kan niet anders. De vingerafdrukken zijn van de kaft verwijderd. Opzettelijk. En dat is niet gebeurd door Mooie Bertus… die had er geen belang bij.’

‘Voor het nachtelijk uur,’ lachte ik, ‘ben je nog opmerkelijk scherp.’ Ik hoorde hem zachtjes brommen.

‘Heb je het boekje daar?’ vroeg ik.

‘Ja, ik heb het maar meegenomen. Ik wilde het nog eens proberen met jodiumdampen.’

‘Ik begrijp het,’ zei ik. ‘Zeker voor die bladzijde met die keurig onderstreepte Engelse tekst?’

‘Ja, ik moet het proberen. Misschien zijn daar nog vingertjes te vinden.’

‘Hoe vond je anders die tekst?’

‘Tja, wat zal ik daarvan zeggen, dramatisch.’

‘Kreuger,’ giechelde ik, ‘zal ik je eens een mop vertellen?’

‘Nou,’ gromde hij.

‘Mooie Bertus wist van de Engelse taal net zoveel als jij en ik van het Sanskriet.’

‘Wat!!?’

Ik lachte hartelijk.

‘Kreuger, ouwe jongen, slaap lekker.’

Ik legde de hoorn op het toestel.

De volgende morgen, in alle vroegte, voerde ik eerst een paar telefoongesprekken. Toen stapte ik in mijn oude wagentje en reed naar het huis van Klaas Trump. Hij stond al aan de rand van het trottoir te wachten.