Выбрать главу

‘Goeiemorgen, Peet!’ riep hij opgewekt. Hij rukte het portier open en plofte naast me neer. ‘Waar gaan we naartoe?’

‘Naar Rotterdam en omgeving.’

‘En wat gaan we daar doen?’

Ik lachte.

‘Niet zo haastig, m’n jong. Heb je je pistool bij je?’

Zijn gezicht betrok.

‘Nee,’ zei hij beteuterd, ‘ik heb het thuisgelaten. Je hebt toch zelf gezegd, dat je met pistolen geen problemen oplost.’ Ik knikte hem vriendelijk toe.

‘Ik wilde ook alleen maar weten of je mijn les ter harte had genomen.’

Hij grijnsde.

Ik manoeuvreerde de stad uit. Klaas keek naar het interieur van mijn wagentje.

‘Je eigen Volksfiets,’ stelde hij vast. ‘Waarom heb je geen dienstwagen genomen?’

‘Omdat ik er nog niet zo zeker van ben of dit wel een dienstreis wordt.’

‘Oh,’ zei hij.

Ik merkte aan zijn reactie, dat mijn antwoord hem verraste. Hij begreep het niet. Een tijdlang keek hij zwijgend voor zich uit. Eerst na een poosje zei hij:

‘Geen dienstreis?’

‘Nee,’ zei ik, ‘geen dienstreis… misschien niet. Het is zo moeilijk te verklaren. Ik weet niet precies hoe ik het je moet uitleggen. Misschien blijft dit wel een privé-reisje… ik bedoel, geen dienst.’

‘Oh,’ zei hij opnieuw.

Ik hield de naald van de snelheidsmeter zo rond de negentig. Er was vrij veel verkeer op de weg en ik had mijn aandacht volledig nodig. Voorbij Schiphol werd het iets rustiger.

‘Je zult vandaag in je eentje moeten opereren, Klaas. Ik zal je straks vertellen wat je moet doen. Het is niet zo eenvoudig, maar ik vertrouw erop dat je mijn opdracht tot een goed einde brengt. Het is belangrijk.’

Hij knikte met een ernstig gezicht.

‘Heb je wel eens toneel gespeeld?’

‘Ik,’ riep hij verbaasd, ‘toneel?’

Ik knikte.

‘Je zult vandaag in de huid van een ander moeten kruipen. Dat is toch toneel?’

Hij grinnikte vergenoegd.

‘Leuk,’ lachte hij, ‘leuk. Moet ik mij voor die tijd nog verkleden?’

‘Ook dat.’

‘Meen je het?’

Ik lachte om zijn verbazing.

‘Je zult het zien,’ zei ik. ‘Wacht maar af.’ Ik drukte het gaspedaal dieper in.

We schoten lekker op. Het was precies negen uur toen we Rotterdam binnenreden. Behendig loodste ik mijn wagentje door een netwerk van straten en stopte ten slotte voor de deur van een wasserij.

‘Zo, we zijn er.’ Klaas gluurde schuin vanonder de voorruit omhoog en las de naam van de zaak. Hij keek mij niet-begrijpend aan.

‘Een wasserij?’

Ik knikte.

‘Hier begint jouw taak.’

Ik schakelde de motor uit en ging een beetje dwars zitten, mijn gezicht naar hem toe.

‘Luister, Klaas,’ zei ik. ‘De eigenaar van deze wasserij is een goede kennis van mij. Zijn naam is Swartjes…’ ik glimlachte, ‘dat is nu niet bepaald een toepasselijke naam voor een wasbaas, maar dat wist hij ook niet vooruit. Ik bedoel, hij heeft niet altijd een wasserij gehad. Vroeger dreef hij een zaakje in tweedehands goederen in de oude binnenstad van Amsterdam. Hij is een Amsterdammer. In die tijd heb ik heel wat narigheid voor hem opgeknapt. Je weet hoe dat gaat. Bij de handel in tweedehands goederen gluurt de heling om de hoek. Hij kwam nog wel eens in de knoei. Enfin, dat is nu allemaal verleden tijd. Ik heb nu eens een beroep op hem gedaan en hij is bereid om te helpen. Ik heb hem vanmorgen van huis uit opgebeld. Hij is op de hoogte van onze komst en weet waarom het gaat. Straks krijg je van hem een linnen pak, een soort uniform, en een fraaie pet met het opschrift Wasserij. Je krijgt ook een bestelauto van de zaak met de gebruikelijke reclameteksten. Alles volkomen in stijl.’

De ogen van Klaas begonnen te schitteren.

‘Prachtig,’ riep hij enthousiast. ‘Ik word dus wasbaas.’ Ik keek hem onderzoekend aan.

‘Ja,’ zei ik, ‘wasbaas. Je moet dan wel die dwingende, alleswetende politieblik even kwijt. Als wasbaas kijk je anders… meer in de geest van… hoe krijg ik dat allemaal weer schoon.’ Klaas lachte. ‘Ik zal proberen als wasbaas te kijken. En moet ik dan ergens wasgoed ophalen?’

Ik schudde mijn hoofd.

‘Nee, geen wasgoed, maar een kostuum.’

‘Een kostuum?’

‘Ja,’ grijnsde ik, ‘een kostuum, dat nodig gereinigd en gestoomd moet worden. Ik zal je straks een nauwkeurige beschrijving van het kostuum geven. Wees wel voorzichtig, Klaas, het is van het grootste belang dat je vooral het goede kostuum te pakken krijgt. Een vergissing kan ik mij in dit stadium van het onderzoek beslist niet veroorloven. Ik vraag mij toch al af of ik al niet te laat ben. Het zou een ramp zijn als een andere wasserij mij is voorgeweest.’

‘Is het van zoveel belang?’

Ik knikte nadrukkelijk.

‘Waar moet ik dat kostuum halen?’

Ik antwoordde niet direct. Ik overdacht dat ik reeds bij het begin van het onderzoek een fout had gemaakt, een onvergeeflijke fout. Steeds, bij elk onderzoek, moest ik achteraf aan mijzelf bekennen, dat ik op een of andere manier een fout had gemaakt. Hoe groot mijn ervaring ook was en hoe nauwkeurig ik ook te werk ging, het scheen niet te vermijden. Er waren altijd zoveel menselijke factoren die eenvoudig niet te peilen waren. In de regel was zo’n foutje — vaak een verkeerde beoordeling van een situatie — niet ernstig en deed geen schade aan het onderzoek, maar soms, zoals nu, kon het ernstige gevolgen hebben.

‘Peet… waar moet ik…’

Klaas werd ongeduldig.

‘Je krijgt een lijst,’ zei ik, ‘een gewone lijst van de wasserij. Het moet zo echt mogelijk lijken. Tussen andere adressen staat op die lijst ook het adres waar jij moet zijn. Het is een groot alleenstaand huis. Je wordt er te woord gestaan door een oude huishoudster. Haar naam is Berendsen, weduwe Berendsen. Ik heb liever dat je die naam niet noemt, tenzij het absoluut noodzakelijk mocht blijken. Je zegt simpelweg dat je het kostuum komt halen. Mocht ze bedenkingen hebben, dan zeg je dat het “opdracht” is van meneer. Hoe dan ook, dat kostuum moet je hebben. Ik denk niet dat je moeilijkheden krijgt. Het feit dat je er zo betrouwbaar uitziet, en het feit dat je zo’n nauwkeurige beschrijving van het kostuum kunt geven, zullen haar wel overtuigen.’ Ik zuchtte. ‘Tot zover alles begrepen?’

‘Ja, volkomen.’

‘Mooi. Zodra je het kostuum in je bezit hebt, stap je terug in je bestelauto en rijd rechtstreeks naar Den Haag. Daar overhandig je het kostuum aan dr. Boentje van het gerechtelijk laboratorium. Je zegt hem nadrukkelijk dat ik je heb gestuurd.’

‘Kom ik dan terug?’

‘Ja, zo gauw mogelijk. Swartjes kan zijn bestelauto niet de hele dag missen. ’s Middags heeft hij de wagen weer nodig. Zo gauw je terug bent verkleed je je weer en blijf je hier op mij wachten.’

‘En waar ga jij intussen heen?’

Ik glimlachte.

‘Naar een excursie. Als ik tenminste iemand kan vinden, die mij wil rondleiden.’

Hij keek mij wat vreemd aan, maar vroeg niet verder.

‘Kom,’ zei ik, ‘laten we beginnen.’

We stapten uit mijn wagentje en gingen de wasserij binnen. Swartjes ontving ons hartelijk en leidde ons direct naar zijn kantoortje. Hij wilde dat zijn personeel zoveel mogelijk onkundig bleef. Ondanks alles stond hij niet graag als ‘politievriend’ te boek. Ik stelde Klaas aan hem voor.

‘Zo,’ zei hij lachend, ‘mijn knecht voor vandaag. We zullen een mooi pakkie voor hem uitzoeken.’

Hij ging het kantoortje uit en kwam even later terug met een stapeltje uniformen en petten. Na enig passen en meten was Klaas volledig getransformeerd. Het uniform van wasman stond hem goed.

‘Hij moest maar bij mij in dienst blijven,’ gnuifde Swartjes. ‘Ik kan best nog een mannetje gebruiken.’

Swartjes bestelde koffie en haalde een paar oude herinneringen op. Daarna ging hij terug aan zijn werk.