Выбрать главу

'Welk karweitje?'

'Het doorzoeken van die kamer in het pension aan de Prins Hendrikkade.'

'Ben ik niet geweest.'

De Cock grijnsde.

'Waarom denk je dat wij met ons beiden naar Utrecht zijn gekomen? Zomaar… op de bonnefooi?' Hij schudde zijn hoofd. 'Vingertjes… vingertjes van jou en Jaap. Het kamertje zat er vol mee. Bovendien kan de pensionhoudster jullie herkennen.'

Jan Rouweler liet zijn hoofd zakken.

'Twee geeltjes.'

Het klonk mat.

De Cock ging naast hem op de bank zitten.

'Meer niet?' vroeg hij verbaasd.

'Het was een klussie van niks.'

De Cock snoof verachtelijk.

'Jaap van Santen zal er aanmerkelijk meer voor hebben gekregen.'

Jan Rouweler maakte een schouderbeweging.

'Daar heb ik geen moer mee te maken. Dat is zijn pakkie an. Ik ben al blij als Jaap mij af en toe wat laat verdienen.'

De Cock schudde afkeurend zijn hoofd.

'Je laat je belazeren, jongen,' sprak hij gemoedelijk. 'Zo wordt je nooit groot. Vijf tientjes… jouw deel om in de kamer van een vermoorde jongen te snuffelen. Ik denk, dat Jaap van Santen nu van zijn deel een aardig snoepreisje maakt. Wat dacht je… hoever zal hij komen met twee geeltjes?'

De jongeman werd duidelijk onrustig.

'Het was een klussie van niks,' riep hij opstandig. 'Dat zei ik toch. Jaap had het gemakkelijk alleen kunnen doen. Hij vroeg of ik mee ging naar Amsterdam. Voor de gezelligheid. Dat ik ook nog twee geeltjes kreeg, was gewoon meegenomen.' Hij blikte opzij naar De Cock. 'Bovendien… wat heb ik gedaan? Ik heb alleen gekeken terwijl Jaap zocht.'

'Waarnaar?'

Jan Rouweler liet zijn hoofd weer zakken en zweeg.

De Cock boog zich iets naar hem toe.

'Waar zocht Jaap naar?'

Jan Rouweier slikte.

'Dat… eh,dat weet ik niet.'

De Cock klemde zijn lippen op elkaar.

'Waar zocht Jaap naar?' herhaalde hij dwingender.

Jan Rouweler schudde wild zijn hoofd.

'Dat weet ik niet.' Hij schreeuwde. 'Dat weet ik niet!' Met zijn hoofd diep in zijn schouders sprong hij plotseling schuin naar voren. Hij trof Vledder, die nog voor hem stond, midden in zijn maag. Vledder tuimelde achterover en klapte op de glazen plaat van de ronde tafel. Het dikke glas brak. Het gaf een harde droge knal, als een pistoolschot.

Voordat de oude rechercheur kon ingrijpen, rende Jan Rouweler tussen de beide fauteuils door naar de keuken.

De Cock rende hem in draf na. Toen hij de keuken had bereikt, hoorde hij beneden de buitendeur al dichtslaan. Hij draaide zich om. Hijgend holde hij terug naar de kamer.

Met een bleek gezicht krabbelde Vledder overeind.

De beide rechercheurs keken stug voor zich uit. Hun missie naar Utrecht was niet bijster succesvol geweest. In een droeve mineurstemming reden ze terug naar Amsterdam. De zon en de fraaie cumulus wolken in het blauw waren verdwenen. Het regende weer. Bij stromen. De ruitewissers van de oude Volkswagen zwiepten monotoon heen en weer. 'Ze konden het vele water nauwelijks verwerken.

De Cock drukte zich wat omhoog. Hij had moeite om wakker te blijven. Bezorgd keek hij naar Vledder.

'Hoe gaat het?'

Dick Vledder bromde. Zijn gezicht had nog weinig kleur.

'Als ik het niet meer red, zet ik de wagen wel aan de kant van de weg. Dan mag jij verder rijden.'

'Heb je pijn?'

Vledder kneep zijn beide ogen stijf dicht en kermde.

'Ik voel mijn maag. Zo af en toe heb ik een misselijk gevoel. Die snuiter had een verrekt harde kop.' Hij schudde zijn hoofd. 'Het was stom. Ik had het moeten zien aankomen. Hij werd zo onrustig.'

De Cock knikte met een ernstig gezicht.

'Je mag nog van geluk spreken dat je met je achterwerk op dat ronde tafelblad terechtkwam en niet met je rug. Het was ook een mazzel dat het dikke glas maar één keer brak. Je had je anders aan de glasscherven lelijk kunnen bezeren.'

Vledder zuchtte diep.

'Ik heb alleen een winkelhaak in mijn jas.'

De Cock grinnikte.

'Een uitgebreid rapport in drievoud. Misschien krijg je het vergoed.'

Op Vledders wangen kwam wat kleur.

'Ik moet een nieuwe jas.'

'Dat zou ik maar vergeten. Zo scheutig zijn ze niet bij de politie. Je mag blij zijn als je het onzichtbaar mag laten stoppen.'

Vledder trok zijn gezicht strak.

'Ik moet een nieuwe jas,' herhaalde hij nukkig. 'Geen stoppages.'

De Cock lachte bevrijd. Hij was blij dat zijn jonge collega weer iets van zijn strijdvaardigheid terug kreeg.

'Je kunt natuurlijk proberen om tegen die Jan Rouweler een civiele vordering in te stellen. Maar ik ben bang dat het niets uithaalt. Je kunt geen veren plukken van een kikker.'

Vledder reageerde niet direct. Een tijdlang staarde hij nadenkend door de voorruit.

'Zou… eh, zou die Rouweler echt niet weten waarnaar Jaap van Santen zocht?'

De Cock plooide de grillige accolades rond zijn mond tot een grijns.

'Jan Rouweler liegt. Hij wist en weet verdomd goed waarnaar Jaap van Santen zocht. Hij zocht toch zelf ijverig mee. Zijn vingerafdrukken staan in de kamer op alle kasten.'

Vledder keek opzij naar De Cock, die weer iets onderuit was gezakt.

'Zullen we per telex van die twee de opsporing, aanhouding en voorgeleiding verzoeken?'

De Cock schudde zijn hoofd.

'We weten niet of ze wat uit de kamer van Erik Bavelingen hebben weggenomen. Ik mis niets. We kunnen ook niet bewijzen dat ze van plan waren dat te doen. Wat overblijft is de vernieling van bedden en kussens en daarvoor kunnen we hen buiten heterdaad niet arresteren.' Hij maakte een mistroostig gebaartje. 'We kunnen hoogstens uiterst vriendelijk de opsporing van hun verblijfplaats verzoeken. Maar dat is dan ook alles.'

Vledder voelde met een verwrongen gezicht aan zijn maag.

'Wat dacht je van mishandeling?'

De Cock lachte wat zuur.

'Zelfs dat gaat niet op. Jan Rouweler had niet de opzet om jou pijn of letsel toe te brengen. Hij had in Utrecht opeens genoeg van ons gezelschap en toen hij wilde opstappen, stond jij hem in de weg.

Vledder onderdrukte een gevoel van misselijkheid.

'Je had advocaat moeten worden,' meesmuilde hij.

De Cock glimlachte triest.

'Zo droevig zit onze wet in elkaar.'

Na de Utrechtsebrug sloegen ze linksaf en reden langs het RAI-gebouw naar de binnenstad. Het was opmerkelijk rustig. De avondspits… de dagelijkse exodus uit Amsterdam… was weggeëbd. Zelfs op het brede trottoir van het Damrak liep maar een enkele voetganger.

Vledder parkeerde de Volkswagen op de steiger. Wat verkreukeld stapten ze uit en slenterden via de Oudebrugsteeg naar de Warmoesstraat.

Toen ze de hal van het politiebureau binnenkwamen, wenkte de wachtcommandant van achter de balie met een kromme vinger. Hij deed angstig, wat geheimzinnig.

De beide rechercheurs liepen om hem toe.

'Is er wat?' vroeg De Cock.

'Het kwartet is boven.'

De Cock keek hem niet begrijpend aan.

Brigadier Kusters stak vier vingers omhoog.

'De Officier van Justitie, onze commissaris, ene heer Baveling en een dikke, dure advocaat.'

De Cock kneep zijn ogen half dicht.

'Waarom?'

Jan Kusters boog zich naar hem toe.

'Ramón Baveling is verdwenen.'

12

Vledder reageerde verschrikt.

'Zou Waardenburg toch hebben gekletst?'

De Cock zuchtte diep.

'Daar heeft het alle schijn van.'

Vledder slikte. Hij kromp wat ineen en zag in-bleek. Met een trillende vinger wees hij omhoog.

'Dan zit daar voor ons een comité van ontvangst.'

De Cock knikte traag.

'Zo zou je het kunnen noemen,' sprak hij mat.

Hij streek nadenkend met zijn pink over de rug van zijn neus.

'Laat jij je in het ziekenhuis even nakijken. Je maag en je rug. Je kunt met die dingen niet voorzichtig genoeg zijn. Als ze je daar niet houden, duik thuis onder de wol. Zien we elkaar morgen weer.'