De Cock grinnikte.
'Je kunt beter voor de tweede keer kijken.'
Vledder negeerde de opmerking en ging onverstoord verder.
'Ze betrokken samen een sombere huurkamer in het Quartier Latin, niet ver van de beroemde Sorbonne en leefden onstuimig en gelukkig totdat…'
'… de kleine Jean-Paul zich meldde.'
Vledder knikte.
'Precies. Toen verdween de jolige en vooral hartstochtelijke muzikant en liet zich niet meer zien. Marianne-Suzanna Stappert ging terug naar Amsterdam en kreeg daar haar baby, die, bij het ontbreken van een wettelijke vader, de naam van zijn moeder kreeg. Marianne-Suzanna Stappert heeft lange moeilijke jaren voor haar kind gewerkt en er zelfs voor gezorgd, dat Jean-Paul, genoemd naar haar minnaar, een gedegen Havo-opleiding kreeg. Een paar maanden na het behalen van zijn diploma is hij verslaafd geraakt. Ze heeft van alles geprobeerd om hem van zijn verslaving af te helpen. Toen dat niet lukte en ze door haar zoon in een poel van ellende dreigde onder te gaan, vluchtte ze naar Parijs… waar ze eens gelukkig was geweest.'
De Cock keek zijn jonge collega wat verstrooid aan.
'Heeft ze je dat allemaal verteld?' vroeg hij ongelovig. 'Het lijkt wel een driestuiversroman.'
Vledder knikte met een droef gezicht.
'Na de begrafenis,' sprak hij triest. 'In een bruin kroegje aan het Damrak… bij een glaasje cognac. Ze had maar een paar uur voor haar trein naar Parijs vertrok.'
'Hoe leerde je haar kennen?'
Vledder gebaarde met een open hand.
'Ik zag toevallig dat ze in de aula haar naam in het condoleantieregister schreef en stelde mij aan haar voor.' Met een vage glimlach om zijn lippen staarde Dick Vledder dromerig voor zich uit. 'Marianne-Suzanna Stappert is een indrukwekkende vrouw. Heel intelligent en nog bijzonder knap voor haar jaren. Ik heb haar naar het Centraal Station gebracht. Kort voor haar trein wegreed, kuste ze me heel sensueel.'
De Cock trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.
'Ze… eh, ze was niet erg onder de indruk van de dood van haar zoon?'
Vledder schudde zijn hoofd.
'Ze heeft mij dat uitgelegd. Voor haar gevoelsleven was haar zoon al gestorven op het moment dat ze, nu vijf jaar geleden, voor haar vertrek naar Parijs afscheid van Jean-Paul nam.'
De Cock streek met zijn pink over de rug van zijn neus.
'Kon ze nog enig licht werpen op de mysterieuze dood van haar zoon? Hij stierf niet door een overmatig gebruik van drugs… zoals ze misschien had verwacht… maar werd heel koelbloedig vermoord.' Hij zweeg even. Nadenkend. 'Je hebt haar toch verteld onder welke omstandigheden Jean-Paul stierf.'
Vledder knikte heftig.
'Zeker.'
'En?'
Vledder weifelde.
'Ze… eh, ze vond dat niet zo belangrijk,' begon hij wat aarzelend.
'Moord was volgens haar gewoon een facet van het menselijk sterven. Niet veel anders dan het sterven bij een verkeersongeval of aan de gevolgen van een of andere ziekte.'
De Cock keek hem schuins aan.
'Was je het daarmee eens?'
Vledder trok wat schuchter zijn schouders op.
'In één ding had ze gelijk… de uitkomst is steeds hetzelfde… de dood.'
De Cock kneep zijn ogen half dicht.
'Hoeveel… hoeveel glaasjes cognac hebben jullie samen in dat kroegje gedronken?'
Vledder grinnikte.
'Twee, drie…'
'Tel eens verder.'
Vledder schudde zijn hoofd.
'Niet meer. Echt niet. Maar ik zei je toch… ze is een indrukwekkende vrouw. Als we wat meer tijd hadden gehad, was ik misschien wel verliefd op haar geworden.'
De Cock analyseerde de uitdrukking op het gezicht van zijn jonge collega… de vage glimlach om de mond, de dromerige blik uit zijn blauwe ogen.
'Ik ben zelfs bereid,' verzuchtte hij, 'om dat te geloven.' Hij knipperde met zijn vingers om Vledder uit zijn zoete hypnose te wekken. 'Was vader Baveling op de begrafenis?'
Het duurde even. Toen verdween de vage glimlach. De blik van Vledder werd weer helder. Hij schudde zijn hoofd.
'Hij was er niet. Ik heb althans geen man in de nabijheid van moeder Baveling gezien. Ze was in gezelschap van een vrouw. Ik dacht een zuster. Er was enige gelijkenis.' Hij zweeg even en staarde voor zich uit.
'Ik had een stille hoop, dat Ramón op de begrafenis van zijn broer zou verschijnen.'
'En?'
'Hij was er niet.'
'Zou je hem hebben herkend?'
Vledder knikte nadrukkelijk.
'Voor ik naar Westgaarde ging, heb ik nog even met onze collega uit Heemstede gebeld. Hij gaf mij een heel bruikbaar signalement.'
'Wist hij al dat Ramón was verdwenen?'
'Vader Baveling meldde zich gisteravond in gezelschap van de imposante mr. Van Mechelen bij de gemeentepolitie in Heemstede om heel officieel de opsporing van Ramón te verzoeken.'
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
'Hebben ze dat opgenomen?'
'Ze waren in Heemstede van mening dat er geen enkele reden bestond om op dat verzoek tot opsporing in te gaan. Ramón Baveling is meerderjarig en verdween vrijwillig. En er is verder geen enkele indicatie dat er een ongeluk moet worden gevreesd.'
De Cock wreef over zijn brede kin.
'Ik vraag mij af,' sprak hij zacht, 'wat mr. Van Mechelen van plan is. Ik vrees, dat hij bezig is een heel gemeen spelletje met mij te spelen… uit rancune.'
'Hoe?' De Cock stak zijn wijsvinger omhoog.
'Als ze in Heemstede op dat verzoek waren ingegaan, dan was uiteraard ook die afscheidsbrief van Ramón ter tafel gekomen, waarin hij zegt, dat hij verdwijnt omdat hij bang is gearresteerd te worden. En dat leidt weer naar ons met al de rompslomp van een ambtelijk onderzoek, dat ons zou beletten om onze aandacht volledig op de beide moorden te concentreren. Misschien nemen ze ons het onderzoek wel af. Bij de justitie telt een vermeende ambtelijke misstap al zwaarder dan een moord.'
Vledder kauwde op zijn onderlip.
'Het behoeft geen rancune te zijn. Als mr. Van Mechelen ons zo graag uit dit onderzoek wil drukken, kan dat ook betekenen dat hij de mogelijkheid niet uitsluit, dat Ramón toch bij de moorden is betrokken.'
De Cock keek zijn jonge collega onderzoekend aan.
'Als Ramón vanmorgen op de begrafenis was verschenen, had je hem dan gearresteerd?'
Het gezicht van Vledder verstarde.
'Beslist.' Zijn stem klonk hard.
'Al had ik hem van de rand van het graf moeten trekken.'
De oude rechercheur schudde afkeurend zijn hoofd.
'Plechtigheden rond de geboorte, het huwelijk en de dood mag je niet verstoren,' sprak hij mild. 'Ook niet met de wet in je hand.'
De telefoon op het bureau van De Cock rinkelde. Vledder nam de hoorn op en luisterde. De Cock zag dat het gezicht van zijn jonge collega verbleekte. Geschokt en met een trillende hand legde Vledder de hoorn op het toestel terug.
'De pensionhoudster,' hijgde hij.
'Wat is daarmee?'
'Ze hebben haar zojuist in haar keukentje gevonden.'
'Dood?'
Vledder slikte.
'Vermoord.'
14
De pensionhoudster lag op haar rug, ongeveer in het midden van haar schoongeschrobde witmarmeren keukenvloer. Haar gestrekte linkerarm maakte een bijna haakse hoek met haar lichaam en eindigde in een gekromde hand. Haar welgevormde benen waren iets gespreid. Haar blote voeten staken in afschuwelijke sloffen. Met een gevoel van weemoed keek De Cock vanuit de hoogte op de dode vrouw neer. Zijn scherpe blik gleed van de sloffen langs de vaalrode peignoir omhoog naar het gezicht met de tanige huid. Hij bekeek de lange zwarte haren, uitgewaaierd over het kille marmer, de gebroken ogen, de half open mond, de verveegde make-up.
Hij nam dat alles bijna fotografisch in zich op. De oude rechercheur kon dat. Door ervaring en training had hij zich dat eigen gemaakt. Hij schoof zijn oude vilten hoedje wat naar achteren en krabde op zijn voorhoofd. Er was iets dat hem hinderde, iets paste niet in het beeld. Hij had in zijn lange loopbaan bij de Amsterdamse recherche honderden mensen gezien die gewelddadig om het leven waren gekomen. De jaren hadden hem gevoelig gemaakt voor storingen, afwijkingen in het patroon, dissonanten in het schrille akkoord van de dood.