Выбрать главу

'Ik dacht, dat je even was doorgereisd om het beroemde Manneke te zien?'

Vledder snoof.

'Ik had van de Officier van Justitie met veel pijn en moeite een reisorder gekregen naar Antwerpen. Verder niet. Bovendien moest ik nog dezelfde dag terug. Zo scheutig zijn ze niet bij Justitie.'

De Cock lachte. Hij wist dat Nederlandse rechercheurs op tournee, wilden zij niet van honger en dorst verkommeren, vaak in eigen beurs moesten tasten of op de liefdadigheid van hun buitenlandse collega's waren aangewezen.

'Hoe was het met Jaap van Santen?'

'Niet zo best. Hij telde zichzelf wel in voor een paar Jannen[1]. Die Belgen zijn niet zo zoetsappig. Bij ons wordt elk crimineel zieltje met liefde en zorg omringd. De Belgen denken daar anders over.'

'Zei hij verder nog wat?'

Vledder trok zijn gezicht in een grijns.

'Aanvankelijk deed hij helemaal zijn mond niet open. Steven Visser, die voor onze narcotica-brigade naar Antwerpen was gereisd, heeft van alles geprobeerd om hem aan het praten te krijgen. Hij hoopte dat Jaap van Santen het klosje was waarmee hij een belangrijke heroïne-lijn kon oprollen.'

'Hij was het klosje niet?'

Vledder grijnsde.

'Hij liet zich in ieder geval niet als zodanig gebruiken. Zelfs toen Steven Visser zich liet ontvallen, dat die lijn weleens in het Gooise Laren kon eindigen, hulde Jaap van Santen zich in een diep stilzwijgen.'

'Had je het idee dat Jaap van Santen begreep wat Steven Visser bedoelde?'

Vledder knikte.

'Jazeker. Hij lachte zo'n beetje met een scheve mond, maar weigerde om verder op het onderwerp Laren in te gaan. Ook over zijn contact-persoon aan boord van het schip, waarmee de drie kilo heroïne was aangevoerd, wilde hij niets zeggen. Toen Steven Visser bleef aandringen, raakte hij zelfs geïrriteerd en riep kwaad: Man, zeur toch niet. Wees blij dat er heroïne is. Zolang de papaver bloeit, heb jij te eten.'

De Cock grinnikte.

'Werd Steef kwaad?'

Vledder schudde zijn hoofd.

'Daar is hij, volgens mij, de man niet naar. Toen hij begreep dat Jaap van Santen over zijn heroïne-contacten toch niets zou loslaten, maakte hij een eind aan het verhoor. Bij het afscheid drukte Steef Jaap van Santen hartelijk de hand, boog vormelijk en bedankte hem als zijn "broodheer".'

De Cock gniffelde. Hij kende zijn laconieke collega heel goed.

Voor dat Steven Visser naar de Narcotica-brigade werd overgeplaatst, had hij aan het bureau Warmoesstraat jaren met hem samengewerkt.

'Ben jij nog iets wijzer geworden?'

Vledder krabde zich even achter in zijn nek.

'Ik onderging aanvankelijk hetzelfde lot als Steven Visser. Jaap van Santen wilde tegen mij ook niets zeggen. Jan Rouweler kende hij wel… een jongen die hij soms in Utrecht ontmoette… op Hoog Catharijne. Verder had hij geen bemoeiingen. Zeker, hij had hem zijn woning ter beschikking gesteld, maar dat was alleen om die jongen de gelegenheid te geven om wat te friemelen met een vrouwtje, dat de oude moeder van Jan onder geen beding in haar huis duldde.'

'Hoe humaan.'

Vledder negeerde de opmerking.

'Ik kreeg duidelijk wat meer vat op hem toen ik hem vertelde, dat wij zijn vingerafdrukken en die van Jan in de pensionkamer van de vermoorde Erik Baveling hadden gevonden. Hij zal toen hebben begrepen dat hij onmogelijk kon ontkennen dat ze daar samen waren geweest. Uiteraard vroeg ik waarnaar ze zo driftig hadden gezocht.'

'En?'

Vledder antwoordde niet direct. Het leek alsof hij dat moment van het verhoor weer in zijn gedachten terugbracht.

'Jaap van Santen,' ging hij weifelend verder, 'vroeg wat bedenktijd. Hij legde zijn armen voor zich op tafel en liet zijn hoofd daarop rusten. Eerst na een minuut of wat keek hij op. "Ik kan je onmogelijk zeggen," zei hij, "waarnaar we zochten. Dat heb ik beloofd.'"

'Aan wie?'

Vledder glimlachte vermoeid.

'Daar wilde hij geen antwoord op geven. Ik heb hem toen gevraagd of hij uit eigen initiatief in de kamer van Erik Baveling had gezocht… of in opdracht van iemand.'

'Was het in opdracht?'

Vledder knikte traag.

'Toen hij bleef weigeren mij zijn opdrachtgever te noemen, dacht ik plotseling aan jouw suggestie, dat hij mogelijk het slachtoffer was geworden van het verraad van Willy Haareveld, die de narcotica-brigade tipte, zodat Jaap van Santen kon worden gearresteerd.'

'Die suggestie speelde je door?'

'Ja.'

'En?'

'Jaap van Santen was zichtbaar aangeslagen. Hij dacht even na en deed toen een voorstel.'

'Wat voor een voorstel?'

Vledder plukte aan zijn neus en stak zijn wijsvinger op.

'Als wij in gunstige zin iets aan zijn strafmaat wilden doen of ervoor konden zorgen dat hij niet in België, maar in Nederland werd berecht, dan…'

'Wat dan?' onderbrak De Cock.

Vledder grijnsde.

'Dan leverde hij ons de moordenaar van Jean-Paul Stappert en Erik Baveling.'

17

De Cock voelde zich onrustig. Hij h!fd de eerste pagina's van het uitgebreide rapport, dat hij in verband met de toenemende criminaliteit voor de Officier van Justitie diende te maken, weer uit de lade van zijn bureau gehaald, maar het lukte hem niet zich daarop volledig te concentreren. Zijn gedachten dwaalden steeds weer naar de zaak die nu al meer dan een maand zijn geest beheerste. Nu de tijd verstreek, had hij het verlammende gevoel dat hij de 'pensionmoorden', zoals de kranten ze noemden, nooit tot een oplossing zou brengen. Hij kon er geen lijn in ontdekken. Het was alles nog zo vaag. Zeker, hij had het idee dat hij het motief kende, maar wist nog niet bij benadering in welke richting hij de moordenaar moest zoeken.

Wat hem ook sterk bezighield, was de vraag hoe hij hem kon ontmaskeren, hoe hij wettig en overtuigend bewijs van zijn schuld kon leveren.

Met een moe gebaar schoof hij de schrijfmachine van zich af, stond van de stoel achter zijn bureau op en begon door de grote recherchekamer te stappen in zijn typische trage slenterpas.

Hij moest terug, besefte hij, terug naar die bewuste avond ruim een maand geleden, toen vreemde storingen van buitenaf het mechanisme van zijn denken in een bepaalde richting wilden stuwen. Het waren exact die momenten, zo was zijn overtuiging, die bepalend waren voor het gedrag van de moordenaar.

Voor het raam in de recherchekamer bleef hij staan, wippend op de ballen van zijn voeten. Schuin beneden hem, in de smalle Heintje Hoeksteeg, duwde Mosie aan zijn haringkar. Het beeld was hem vertrouwd. Hoe vaak, bedacht hij, had hij hier gestaan. Steeds had de misdaad hem voor schier onoplosbare problemen gesteld. Met veel vakmanschap en een snuifje lief geluk had hij alle mysteries weten te ontrafelen.

En nu?

Hoe maakte hij het anderen duidelijk, dat hij juist die avond bijzonder gevoelig was geweest voor storingen en impulsen… dat hij persoonlijk waarde hechtte aan de overdracht via ongekende communicatiewegen. Een van beiden… of Jean-Paul Stappert of Erik Baveling… had zijn dood voorvoeld en angst signalen uitgezonden. Die signalen hadden hem bereikt. Onbetwist. Maar hij realiseerde zich overduidelijk, dat geen rechter, geen Officier van Justitie er enige waarde aan zou hechten en dat op een terechtzitting een advocaat ze honend zou wegwuiven. Hij trok zijn mond strak en duwde zijn kin iets omhoog. Alleen als hij als oude rot in het vak met zijn beide benen stevig op het Amsterdamse asfalt bleef staan, maakte hij een kans… een kans, zo geloofde hij stellig… die eens zou komen.

De telefoon rinkelde op zijn bureau. Vledder nam de hoorn op en luisterde. Al na enkele seconden legde hij de hoorn op het toestel terug en keek naar De Cock.

'Commissaris Buitendam wil je spreken.' Hij stak glimlachend een waarschuwende vinger op. 'En wees aardig tegen de man. Hij is nog wat gammel. Hij heeft pas veertien dagen met een griep in bed gelegen.'

Commissaris Buitendam zag in-bleek. Zijn huid scheen nog doorzichtiger dan anders en zijn ogen stonden dof. De griep had hem duidelijk getekend.

вернуться

1

Jaren gevangenisstraf.