'En toen ze dat koffiezetapparaat op tafel zag werd ze kwaad?'
'Ja.'
'En de dood van de jongen?'
Vledder lachte wrang.
'Dat scheen haar nauwelijks te beroeren. Ik had meer het idee dat ze het maar lastig vond. Ze wilde mij ook geen inlichtingen geven over de andere bewoners van het pension. Toen ik aandrong, klapte ze de deur van haar keuken voor mijn neus dicht.'
De Cock stak zijn kin omhoog.
'We zullen haar scheren,' sprak hij dreigend.
Bram van Wielingen, de politiefotograaf, kwam driftig de kamer binnenstappen.
'Verdomme, De Cock,' hijgde hij, 'ik lag al bijna in mijn bed. Jij kiest altijd de onzaligste momenten om iemand te laten opdraven.'
De rechercheur haalde zijn schouders iets op en stak verontschuldigend zijn beide handpalmen naar voren.
'De dood,' sprak hij somber, 'komt vaak op onzalige momenten.'
Bram van Wielingen zette zijn zware aluminium koffer op de vloer, trok een zakdoek en wiste het zweet van zijn voorhoofd. Hij keek spiedend om zich heen.
'Heb je veel noten op je zang?'
De Cock wees naar de aluminium koffer, die gedeeltelijk het boek bedekte dat aan de dode handen was ontglipt.
'Denk om mijn sporen.'
Van Wielingen reageerde geërgerd.
'Sporen,' riep hij kwaad, 'sporen. Ik denk altijd aan jouw sporen.
Ik heb bij mijn weten nog nooit een zaak verknald.'
De Cock trok een scheef gezicht.
'Eens komt de eerste keer.'
'Barst.'
De Cock draaide zich half om. In de deuropening stond dr. Den Koninghe. Achter hem torenden twee levensgrote broeders van de geneeskundige dienst met een brancard. De Cock liep op de oude lijkschouwer toe en drukte hem hartelijk de hand.
'Lag u ook al bijna in bed?' Hij wenkte naar Van Wielingen. 'Zoals onze fotograaf.'
Dr. Den Koninghe glimlachte.
'Ik heb nog een hele nacht voor de boeg. Ik heb piketdienst. Uit pure verveling was ik in een roman van een van de Tachtigers gedoken.'
'Wie?'
'Prederik van Eeden… De Kleine Johannes.'
De ogen van De Cock lichtten op in bewondering.
'Echte literatuur.'
De lijkschouwer knikte.
'Ik viel er bij in slaap.'
De Cock schudde afkeurend zijn hoofd. Hij hield van l'art pour l'art die de Tachtigers nastreefden.
Dr. Den Koninghe liep langs hem, nam zijn oude, groen uitgeslagen garibaldi af en boog zich over het slachtoffer. Hij legde de rug van zijn hand tegen de wang van de dode. Daarna trok hij de oogleden iets op. De pupillen vertoonden geen reactie.
De Cock volgde de verrichtingen van de lijkschouwer.
'Is hij allang dood?'
Dr. Den Koninghe kwam overeind. Hij zette zijn hoed weer op, griste zijn grijze pochet uit het borstzakje van zijn zwarte jacquet en begon er zorgvuldig zijn dikke brillenglazen mee schoon te vegen.
'Je weet,' begon hij krakerig, 'dat er omtrent het tijdstip van verleden weinig valt te zeggen. Maar de jongen is nog warm. Gelet op de lichaamstemperatuur is de dood nog niet zo lang geleden ingetreden. Ik schat zo rond een uur.' Hij zette zijn bril op en frommelde zijn pochet weer in het borstzakje. 'Heb je die strangulatieplekken gezien?'
'Ja.'
'Krachtige handen… van iemand die een stevige greep heeft ontwikkeld. Je zou kunnen denken aan een tennisspeler, bijvoorbeeld.'
De Cock knikte begrijpend.
'Ik zal naar hem uitkijken.'
Het klonk wat cynisch.
De lijkschouwer grijnsde.
'Het kan ook een "haar" zijn.' Hij wuifde tot afscheid en liep naar de deur.
De Cock riep hem terug.
'Heeft u niets vergeten?'
Dr. Den Koninghe stapte weer naderbij. Hij keek schuins naar De Cock op. De grijze ogen achter de brillenglazen schitterden.
'Ik weet wat je bedoelt.' Het klonk minzaam. Hij wees nonchalant naar de jongeman in de fauteuil. 'Hij…,' sprak hij laconiek, 'hij is dood.'
De Cock hield zijn gezicht strak.
'Dank u, dokter,' reageerde hij simpel.
Bram van Wielingen kwam naast hem staan. Een Hasselblad met flitslicht in zijn hand. Samen keken ze hoe de excentrieke man de kamer afstapte; waardig, in jacquet en streepjesbroek en schoenen met slobkousen. De fotograaf stootte De Cock met zijn elleboog in zijn zij.
'Heb je nog bijzondere wensen? Ik heb de gebruikelijke opnamen gemaakt. Overzichten en details van het kamertje. Ik zal straks buiten nog een plaatje schieten van de gevel. Maar dan had ik het wel gehad, dacht ik.'
De Cock schoof zijn onderlip wat vooruit.
'Probeer van dat dode gezicht van die jongen een draaglijk fotootje te maken. Misschien heb ik het nodig. En dan kun je wat mij betreft naar je bed.'
'Moet je ze morgenochtend dan niet vroeg hebben?'
De Cock schudde zijn hoofd.
'Het mag ook morgenmiddag.' Hij glimlachte beminnelijk. 'En doe straks je vrouw de groeten van me.'
Toen Bram van Wielingen in het dode gelaat flitste, kwam Frans Kreuger binnen. De dactyloscoop, die tegen zijn pensioen leunde, was altijd wat traag. Hij zwaaide ter begroeting naar De Cock en keek het kamertje rond.
'Is dit alles?' vroeg hij verwonderd.
De Cock liep op hem toe.
'Hoe bedoel je?'
Kreuger maakte een brede armzwaai.
'Alles is zo… eh, zo ordelijk. Geen ravage, geen troep. Er is niets overhoop gehaald. Zelfs het slachtoffer ligt er keurig bij.' Hij grinnikte even. 'Het is bijna een zindelijke moord.'
De Cock gromde.
'Een moord is nooit zindelijk,' knorde hij.
Frans Kreuger boog naar de dode in de fauteuil.
'Weet je al wie hij is?'
De Cock knikte.
Erik Baveling, vijfentwintig jaar, een jongen van goeden huize.
Vledder kende hem als heroïnegebruiker. Hij had hem een paar maal als verdachte gehad.
De dactyloscoop plooide zijn gezicht in twijfels.
'Hij ziet er niet uit als een junk.'
De Cock glimlachte.
'Dat was ook mijn reactie. Daarom had ik graag dat je zijn vingertjes nam. Het liefst waar ik bij ben. Maar het kan ook morgen in het sectielokaal. Ik heb slechte ervaringen met junks. In die heroïne-scene beleef je de vreemdste dingen. Ik ben voorzichtig. Ik wil later niet voor verrassingen komen te staan.'
'Met betrekking tot zijn identiteit?'
'Precies.'
Kreuger knikte begrijpend.
'Ik kan het beter nu direct doen.'
Bram van Wielingen koppelde het flitslicht van zijn Hasselblad los en borg zijn apparatuur haastig op. Er lag een tevreden trek op zijn gezicht. Tot afscheid knipoogde hij naar De Cock en verliet het kamertje.
Frans Kreuger knielde bij de fauteuil voor de dode neer. Hij zette zijn koffertje naast zich op de vloer en nam daaruit een kleine inktrolIer. Hij pakte de rechterhand van de jongeman, boog de duim iets opzij en rolde de inkt over de papillairlijnen. Daarna nam hij uit zijn koffer een halfrond metalen houdertje. Daar schoof hij een blanco kaartje in en draaide dit met het houdertje om de duim. De Cock boog zich voorover en bekeek samen met de dactyloscoop het resultaat. De afdruk van de duim was fraai. In het grillige papillairlijnenbeeld waren de lussen en delta's duidelijk te onderscheiden.
Frans Kreuger legde het kaartje weg. Hij pakte vervolgens de rechterwijsvinger van het slachtoffer en inktte die in.
De Cock keek vol bewondering toe. Hij wist dat het bepaald niet eenvoudig was om bruikbare vingerafdrukken van dode mensen te nemen.
'Moet ik helpen?'
Frans Kreuger schudde resoluut zijn hoofd.
'Dit gaat heel gemakkelijk. Er is geen stijfheid. De jongen is nog warm en zijn vingers zijn soepel.' Hij keek even op met een licht verwijt in zijn blik. 'Bovendien is dit niet de eerste keer dat ik het doe.'
De Cock glimlachte. Hij wilde de oude dactyloscoop niet kwetsen.
Hij liep van hem weg naar Vledder, die in een hoek van het kamertje, gebogen aan een klein bureau bij het raam zat. Vertrouwelijk legde hij een hand op zijn schouder.