Vledder grinnikte.
'Als het waar is.'
De Cock negeerde de opmerking.
'Er waren toch een paar opmerkelijke dingen in zijn betoog. Toen Jean-Paul om kwart over tien nog niet was verschenen, dreven de impulsen — of het uitblijven daarvan — Alex Waardenburg naar het pension aan de Prins Hendrikkade, waar hij de dode Erik Baveling in zijn stoel aantrof.' De Cock stak waarschuwend de wijsvinger van zijn rechterhand omhoog. 'Dat is wat Alex Waardenburg ons vertelt… wat hij ons wil doen geloven.'
Vledder keek hem niet begrijpend aan.
'Daarvoor kwam hij toch. We hebben hem niet geroepen.'
De Cock wees in zijn richting.
'Jij gelooft niet in die impulsen… aan dat gedachtelezen. Wel, als het niet die impulsen waren… of het wegvallen van het con-tact, zoals hij dat noemde… waarom toog Alex Waardenburg dan naar het pension? Was hij ongerust over het wegblijven van Jean-Paul… of waren er nog andere motieven?'
Vledder knikte nadrukkelijk.
'Andere motieven.'
'Welke?'
Vledder trok zijn schouders op.
'Dat zal nog uit ons onderzoek moeten blijken. In ieder geval wist hij waar Jean-Paul Stappert woonde en het lijkt mij zinnig om te weten of hij vaker in dat pension aan de Prins Hendrikkade is geweest.' Hij zweeg even voor het effect. 'Begrijp je, De Cock, dan kende Alex Waardenburg niet alleen Jean-Paul Stappert, maar ook Erik Baveling.'
De Cock keek zijn jonge collega wat schuins aan.
'En dan past Alex Waardenburg precies in jouw theorie dat de moordenaar een relatie moet hebben gehad met beide vermoorde jongemannen.'
Vledder glunderde.
'Je zult zien dat ik dit keer gelijk krijg.'
De Cock trok een waarderend gezicht.
'Het zal eens tijd worden.' Hij veranderde van toon. 'Ik moet je toch zeggen, dat het mij opvalt… je geeft soms blijk van enige intelligentie.'
De jonge rechercheur stond van zijn stoel op en gromde onverstaanbare klanken. De Cock lachte smakelijk. Soms prikkelde hij het denken van zijn vroegere leerling met een milde spot. Het was nooit kwaadaardig, nooit werkelijk vernederend, daarvoor voelde hij zich te sterk met de jongeman verbonden. In de vele, vaak mysterieuze zaken die ze beiden tot klaarheid hadden gebracht, in hachelijke momenten van groot gevaar, was tussen hem en Vledder een band gegroeid die intenser was en die verder reikte dan de normale vriendschappelijke collegialiteit.
De telefoon op het bureau van De Cock rinkelde. Hij reikte naar het toestel, maar Vledder had de hoorn snel opgenomen en luisterde. Na enige seconden dekte hij het spreekgedeelte met zijn hand af en keek De Cock aan.
'Beneden aan de balie staat mevrouw Baveling. Volgens de wachtcommandant weet ze al alles over de dood van haar zoon. Ze wil nu met ons praten.'
De Cock knikte.
'Laat haar boven komen.'
De Cock liep loom op haar toe, met neerhangende schouders. Hij hield zijn hoofd iets gebogen en op zijn gezicht lag een droevige trek. Zijn gehele houding was een symbool… een expressie van verdriet en medeleven. Het was niet gespeeld, geen loos gelegenheidsgebaar. Hij voelde oprechte deernis met het leed van de vrouw. Aarzelend drukte hij haar de hand.
'Ik condoleer u,' sprak hij plechtig, 'met de dood van uw zoon Erik.'
Hij leidde haar naar de stoel naast zijn bureau.
'Ik heb vernomen dat u nog niet zo lang geleden ook al door een zwaar verlies bent getroffen.'
Mevrouw Baveling boog haar hoofd.
'Mijn Ricky… anderhalf jaar geleden… door de drugs.' Ze zuchtte diep. 'Ik was juist zo blij dat het zo goed ging met Erik. Hij gebruikte niet meer en studeerde hard. Het kwam door die vriend van hem. Die stimuleerde hem geweldig.'
'U bedoelt Jean-Paul Stappert.'
Haar onderlip begon te trillen.
'En die jongen… die jongen hebben ze ook vermoord. Het is… het is gewoon bestiaal.'
De Cock ging achter zijn bureau zitten. Hij had haar willen zeggen dat ze de dieren onrecht deed, maar beheerste zich. Hij leunde achterover in zijn stoel. Zijn scherpe blik tastte haar gelaatstrekken af. Hij schatte haar op rond de vijftig jaar. Mogelijk nog iets jonger. Ze was lang en slank en ze had een mooi, gelijkmatig, ovaal gezicht met donkere amandelvormige ogen. Ze glansden in tranen.
'U was al bij de pensionhoudster?'
Mevrouw Baveling liet haar hoofd iets zakken.
'Ze heeft mij gebeld. Eerst vanmorgen vroeg. Ze vertelde mij dat ze de gehele nacht niet had geslapen… dat ze steeds niet de moed had kunnen opbrengen om mij te vertellen wat er was gebeurd.' Ze zweeg, opende de handtas op haar schoot en nam daaruit een minuscuul zakdoekje. Voorzichtig bette ze haar ogen. 'Mevrouw Van Leeuwen,' ging ze verder, 'was de laatste maanden een grote steun voor mij. Ze hield mij volledig van alles op de hoogte… over Erik.'
De Cock knikte begrijpend.
'Heeft ze u ook van Jean-Paul Stappert verteld… ik bedoel van zijn dood?'
Mevrouw Baveling knikte. Er kwamen blosjes op haar wangen.
'Wat bezielt iemand om die twee jongens dood te maken?' In haar stem trilde woede en wanhoop. 'Wat heeft dat voor zin?'
De Cock plukte aan het puntje van zijn neus.
'U denkt dat de beide jongens door één en dezelfde man of vrouw zijn vermoord?'
Mevrouw Baveling keek naar hem op.
'Dat moet toch haast wel. Ze zijn beiden gewurgd.'
De Cock ging niet verder op het onderwerp in.
'U had een goed contact met Erik?'
'Zeker.'
'Ik bedoel, niet alleen middels de telefonische mededelingen van de pensionhoudster.'
Mevrouw Baveling schudde haar hoofd.
'Erik kwam vaak naar Heemstede. Vooral sinds de dood van Ricky is er tussen hem en mij een hechte band ontstaan. Sterker dan voordien. Ik weet ook dat Erik de drugs mede heeft afgezworen ter wille van mij. Ik hield hem steeds voor, dat ik niet nog een tweede zoon aan de heroïne wilde verliezen.' Er kwamen weer tranen in haar ogen. 'En nu is hij toch dood.' Haar gezicht verstarde. Om haar mond kwam een harde trek. Ze richtte een felle blik op De Cock. In haar donkere ogen blonk haat door de tranen heen. 'U vindt hem toch… de moordenaar. U moet hem vinden… hoort u… U moet hem vinden.'
De Cock wreef met zijn vlakke hand over zijn gezicht. De plotselinge gemoedsverandering van de vrouw verwarde hem een beetje.
'Ik… eh, ik zal mijn best doen.' Het klonk als een verontschuldiging bij voorbaat. 'Ik kan u uiteraard niets garanderen.'
De harde trek op haar gezicht verdween.
'Dat begrijp ik.' Haar toon was milder. 'Maar het lijkt alles zo zinloos, zo onbegrijpelijk. Dat maakt een mens opstandig. Je vraagt je af… wat heeft zich in het brein van de moordenaar afgespeeld?'
De Cock schonk haar een matte glimlach.
'Dat weten alleen de moordenaar… en God.'
Mevrouw Baveling blikte voor zich uit. Ze reageerde niet. Het onderwerp 'God' scheen haar niet te interesseren. De Cock trok zijn stoel bij en boog zich iets naar haar toe.
'Bent u de enige die zich het lot van uw zoon aantrekt? Ik bedoel, heeft u geen echtgenoot?'
Rond haar lippen speelde een trieste glimlach.
'Mijn man heeft zich nooit voor Erik en Ricky geïnteresseerd. Ook niet toen ze nog jong waren. Ik denk dat hij zich in hen teleurgesteld voelde. Ik heb dat nooit goed begrepen. Hij heeft maar één zoon… Ramón… de oudste en de sterkste. Hij lijkt ook veel op hem… standvastig en overheersend… een man met een sterke wil. Erik en Ricky leken meer op mij… zachter, gevoeliger.' Ze trok haar schouders iets op. 'En kwetsbaarder.'
De Cock knikte begrijpend.
'Daarom vervielen ze ook aan de drugs.'
Het klonk hatelijker en harder dan zijn bedoeling was.
Mevrouw Baveling keek de grijze man tegenover haar verwijtend aan.