De Cock luisterde aandachtig; zocht in haar woorden naar een ondertoon van wrok, haat, jaloezie. Die was er niet. ‘Sylvia is dood,’ zei hij strak.
Marianne van Dinterloo knikte. Er glinsterde een traan in haar donkere ogen. ‘Ik heb het gelezen,’ snikte ze. ‘Arm kind. Vermoord.’ Ze richtte haar hoofd op. Tranen drupten over haar wangen. ‘Net als mijn man?’
De Cock voelde een brok in zijn keel. Het verdriet van de jonge vrouw trof hem. Hij keek naar de kleuter, die verderop met haar poppen speelde. ‘Ik heb geen werkelijke aanwijzingen dat uw man door misdaad om het leven kwam,’ sprak hij somber. ‘Toch had ik graag geweten waarover uw man die nacht met Sylvia heeft gesproken.’ Marianne van Dinterloo reageerde ineens heftig, gespannen. De mild- droeve uitdrukking op haar gezicht was verdwenen, had plaats gemaakt voor haat, afkeer.
‘Ik weet het,’ riep ze fel. ‘Ik weet waarover zij spraken, over Diana…
Diana van Gellecom… die wilde dat Freek zich van mij liet scheiden.’
‘Om met haar te kunnen trouwen?’
‘Precies.’
‘Maar ze was toch zelf ook getrouwd?’
Marianne van Dinterloo knikte nadrukkelijk. ‘Dat had Freek ook gezegd.’
‘En toen?’
Marianne keek de grijze speurder aan. In haar donkere ogen lag verbijstering. ‘Diana zei: dat is geen punt. Max… Max sterft binnen een week.’
De Cock wreef langs zijn ogen. Hij had moeite alles te verwerken, de snelle gemoedswisseling van de jonge vrouw te volgen. Hij kwam wat moeilijk uit zijn fauteuil overeind. Vanuit de hoogte keek hij op haar neer. ‘Die nacht,’ zei hij, ‘die nacht, dat Freek in het Noordhollands Kanaal reed en verdronk … kwam hij toen uit De Rijp?’ Marianne van Dinterloo richtte haar hoofd op. De haat was weggetrokken. Haar gezicht had weer de milde uitdrukking van daarvoor. Ze knikte traag. ‘Hij was gegaan om haar te zeggen, dat hij voor eeuwig met haar brak. Dat hij haar nooit meer wilde zien.’
Het klonk als een profetie.
De Cock keek zijn jonge collega onderzoekend aan. ‘Hoe was de sectie?’
Vledder trok zijn brede schouders op. ‘De oude dr. Rusteloos was een beetje uit zijn doen, nogal somber, terneergeslagen. Ik kan wel een afschrift maken van mijn vorige sectierapporten, zei hij. Ik hoef alleen maar de naam te veranderen.’
De Cock knikte begrijpend. ‘Dr. Rusteloos vond bij de sectie op het lichaam van Antoinette van Deijl dus dezelfde doodsoorzaak, dezelfde beschadigingen als bij de acht voorafgaande slachtoffers.’ De jonge rechercheur maakte een mistroostig gebaar. ‘Uitgestoken ogen, schedelbreuken bij de rechterslaap en letale beschadigingen van de hersenen.’ Hij schudde triest het hoofd. ‘Ik begrijp nu waarom je niet mee wilde. Het was niet prettig om te zien.’
‘Had ze afwijkingen?’
‘Hoe bedoel je?’
De Cock reageerde wat kriegel. ‘Lichamelijke afwijkingen, waardoor ze opviel.’
Vledder glimlachte fijntjes. ‘Antoinette van Deijl was bijzonder mooi. Fraai gevormd. Lange slanke benen, volle schouders, fraaie buste. Het viel zelfs de oude dr. Rusteloos op hoe mooi ze was.’ De Cock zwaaide wat ongedurig. ‘En die andere acht? Waren dat ook van die bijzonder mooie, fraai gevormde vrouwen?’ vroeg hij spottend.
Vledder keek zijn oude leermeester geamuseerd aan. ‘Ik dacht dat je niets uit het dossier wilde weten?’
De grijze speurder streek wat verlegen met zijn pink over de rug van zijn neus. ‘Jij… eh, jij hebt het toch gelezen,’ zei hij ontwijkend. De jonge rechercheur knikte. ‘Het was een heel karwei. Ik heb er gisteravond wel een uur of drie voor nodig gehad. En ik ben er nog niet helemaal doorheen.’ Hij tastte naar de binnenzak van zijn colbert en nam daaruit zijn notitieboek. ‘Ik heb voor mijzelf een lijst gemaakt van de slachtoffers… naam, leeftijd, huidkleur, kleur van het haar, de ogen, opleiding en materiële welstand.’
‘En?’
Vledder zwaaide met zijn notitieboek. ‘Ik kan mij de vertwijfeling van de rechercheurs van de moordbrigade best indenken. Wat je ook probeert, er is in de moorden geen enkele lijn te ontdekken.’ De Cock steunde met zijn ellebogen op het bureau en staarde nadenkend voor zich uit. ‘Heb je al die gegevens uit het dossier kunnen putten?’
De jonge rechercheur schudde het hoofd. ‘Niet alle. Er was wel een lijst, maar daarop kwamen alleen de namen, de geboortedata, de data van overlijden en de verschillende adressen voor, waar de slachtoffers tijdens hun leven hadden gewoond.’
‘Viel daaruit wat op te maken?’
‘Niets, ook niet uit de zogenaamde intervallen, de tijden tussen de moorden onderling. De moordbrigade heeft er veel aandacht aan besteed.’
De Cock knikte begrijpend. ‘Hoe heb je de gegevens uit het dossier aangevuld?’
‘Via juffrouw Gravensteijn.’
De grijze speurder keek verwonderd op. ‘Wie… eh, wie is juffrouw Gravensteijn?’
Vledder lachte wat geheimzinnig. ‘Een sociaal werkster.’ De Cock grinnikte. ‘En wat heeft een sociaal werkster met deze moorden te maken?’
Vledder gebaarde. ‘Veel, heel veel. Ze heeft over de meeste slachtoffers een uitgebreid rapport gemaakt.’
‘Waarom?’
Vledder zwaaide breed. ‘Omdat de slachtoffers voor hun dood ondersteuning hadden aangevraagd ingevolge de Bijstandswet.’ De jonge rechercheur pakte een stoel, schoof die bij en ging er omgekeerd op zitten. ‘Juffrouw Gravensteijn,’ legde hij geduldig uit, ‘heeft een functie bij de gemeentelijke dienst voor sociale zaken. Zij behandelt aanvragen voor ondersteuning en is op deze wijze met de meeste slachtoffers in contact gekomen. Ze is daarover ook door de moordbrigade uitgebreid verhoord.’
De Cock fronste zijn wenkbrauwen. ‘Waren alle slachtoffers er financieel dan zo slecht aan toe?’
Vledder schudde het hoofd. ‘Niet allen. Sommigen hadden genoeg eigen middelen, waren zelfs rijk te noemen. Maar de meeste vrouwen vielen toch wel onder de bepalingen van de Bijstandswet. Aan hen werd ook ondersteuning toegekend en uitbetaald, tot de rechter het bedrag van de alimentatie had vastgesteld.’
De Cock keek naar zijn jonge collega op. ‘Rechter?’ riep hij wat wrevelig. ‘Alimentatie?’
De jonge Vledder knikte heftig. Op zijn wangen lag een blos. ‘Ik heb,’ riep hij enthousiast, ‘in de moorden één duidelijke overeenkomst ontdekt.’
‘En dat is?’
‘De slachtoffers waren gescheiden of stonden op het punt dat te doen.’ De Cock keek hem verrast aan. ‘Alle acht?’
‘Alle negen.’
De Cock knikte met een ernstig gezicht. ‘Je hebt gelijk. Ook Antoinette van Deijl was een gescheiden vrouw.’ Hij gebaarde naar zijn jonge collega. ‘Toeval?’
Vledder schudde resoluut het hoofd. ‘Het moet een factor zijn. Het is te opvallend.’
De grijze speurder trok brede rimpels in zijn voorhoofd. Na een poosje kwam hij uit zijn stoel overeind, slenterde naar de kapstok en zette met een loom gebaar zijn hoed op. Vledder kwam hem na. ‘Waar ga je heen?’
De Cock grijnsde. ‘Naar Lowietje. Ik heb het gevoel, dat alleen een cognackie mij nog kan helpen.’
7
Caféhouder Lowietje, wegens zijn geringe borstomvang in penozekringen meestal Smalle Lowietje genoemd, streek langs zijn morsig vest. Glunderend stak hij De Cock een hand toe. Hij gebaarde naar Vledder. ‘Heb je je jonge vriend weer eens meegenomen?’ De grijze speurder lachte. ‘Het wordt tijd, dat hij een goede gewoonte overneemt.’
De caféhouder knikte instemmend. De ogen in het vriendelijk muizegezichtje glinsterden. ‘Mijn karakter,’ zei hij gnuivend. Hij dook zo glad als een aal onder de tapkast, pakte de fles cognac Napoléon, die hij speciaal voor De Cock gereserveerd hield, en stak haar omhoog. ‘Hetzelfde recept?’ Zonder op antwoord te wachten, bedekte hij de bodem van drie diepbolle glazen, want Lowietje dronk er altijd eentje mee.