Выбрать главу

Ze namen zwijgend de glazen op, warmden de cognac in de hand, snoven en proefden met kleine teugjes. Het was een ceremonie, die de oude speurder en Smalle Lowietje al jaren bijna dagelijks opvoerden, ingetogen, ernstig, devoot, als gold het een religieus gebeuren. Vledder was de eerste, die zijn glas op de bar terugzette. Hij bezat nog niet de rust, de bezinning, om van een goed glas cognac te kunnen genieten. Hij klemde zijn lippen op elkaar. ‘Ik houd niet van gewoonten,’ zei hij stug. ‘Ze leiden tot sleur.’ De Cock schudde traag het hoofd. De opmerking van zijn jonge collega bedroefde hem. De puriteinse ziel van de grijze speurder hechtte veel waarde aan decor en traditie. ‘Ieder mens hangt aan bepaalde gebruiken,’ sprak hij docerend. ‘Gewoonten waar hij zich aan vastklampt. Ze vormen vaak het fundament van zijn leven. Denk maar eens aan onze moordenaar. Je hebt het zelf ontdekt, hij doodt alleen gescheiden vrouwen.’ Vledder grinnikte vreugdeloos. ‘Je kunt dat moeilijk een ‘gewoonte’ noemen.’

‘Wat is het dan?’

De jonge rechercheur gebaarde heftig. ‘Een afwijking, een maniakale afwijking.’

Smalle Lowietje mengde zich niet in de discussie. Hij zette voorzichtig zijn glas op de bar en wendde zich tot De Cock. ‘Heb je die rouwcirculaire nog ontvangen?’ vroeg hij vriendelijk. De ogen van de grijze speurder vernauwden zich. ‘Rouwcirculaire?’ zei hij ontwijkend.

De caféhouder knikte opgewekt. ‘In een gele enveloppe. Ik heb hem door Keessie, dat joch van hiernaast, naar het bureau laten brengen.’ De Cock slikte. ‘Jij,’ riep hij onthutst, ‘jij hebt die rouwcirculaire laten brengen?’ Er klonk zoveel verbazing en ongeloof in zijn woorden, dat Smalle Lowietje hem geschrokken aanstaarde. ‘Ja, ja,’ stotterde hij, ‘ik.’

‘Waarom?’

De tengere caféhouder spreidde beide armen in onschuld.

‘Omdat ze het vroeg.’

‘Wie?’

‘Sylvia, zo’n meisje uit de sex-club aan de overkant. Ze durfde het zelf niet te doen. Geef jij die kaart even aan rechercheur De Cock, zei ze. Ik heb liever niet, dat ze mij aan de Kit zien.’ De grijze speurder wreef over zijn breed gezicht en zuchtte. Daarna strekte hij beide handen bezwerend naar de caféhouder uit. ‘Luister Lowie,’ zei hij kalmerend, ‘het is belangrijk. Sylvia was dus hier?’ De tengere caféhouder knikte. ‘Ze kwam hier vaak. Soms wel tussen twee voorstellingen in.’ Hij gebaarde. ‘Ze zat daar altijd aan een tafeltje.’

‘Wanneer gaf ze je die enveloppe?’

‘Ze gaf mij geen enveloppe. Alleen die rouwcirculaire. Daar had ze met potlood wat opgeschreven.’

‘Heb je het gelezen?’

‘Ja, het ging over een ‘volgend slachtoffer’.’

‘Toen Sylvia jou die rouwcirculaire gaf, heeft ze er toen iets bij gezegd?’

Smalle Lowietje schudde het hoofd. ‘Ze heeft er niets bij gezegd. Ik heb wel even met haar staan praten aan de bar. Ze vertelde, dat ze al een paar dagen niet meer op de sex-club was verschenen. Ze had er geen zin meer in. Ze voelde zich de laatste dagen ook niet zo erg lekker. Voor ze wegging gaf ze me nog zo’n kaartje van de sex-club. Doe dat maar bij die rouwkaart, zei ze.’ De tengere caféhouder gebaarde achter zich. ‘Ik heb ze tussen de flessen van het buffet gezet. Ik dacht, als De Cock straks komt, dan geef ik het hem wel.’ Hij trok een mistroostig gezicht. ‘Jij kwam niet. De volgende morgen zag ik de rouwkaart staan. Ik heb hem toen in een oude enveloppe gedaan en door Keessie laten wegbrengen.’

‘En het kaartje van Casa Erotica?’

Smalle Lowietje boog beschaamd het hoofd. ‘Dat vergat ik mee te geven. Toen ik het ontdekte, ben ik zelf naar de Kit gegaan. Je was al weg. Ik had de rouwcirculaire gelezen en vermoedde dat je naar de begraafplaats was.’

De grijze speurder knikte begrijpend. ‘Toen ben je naar Zorgvlied gereden en hebt het kaartje onder de ruitewisser van de Volkswagen gestoken.’

De caféhouder grijnsde. ‘Dat was geen probleem. Ik ken al de wagentjes van de Warmoesstraat.’

De Cock verzonk in gepeins. ‘Sylvia gaf jou dus die rouwcirculaire en het kaartje van de Casa Erotica op één en dezelfde dag?’ Smalle Lowietje knikte met een somber gezicht. ‘De dag voor ze dood in haar woning werd gevonden.’

De Cock staarde naar het lege cognacglas voor zich. ‘Schenk nog eens in, Lowie. Ik heb het nodig. Door jou word ik nog eens alcoholist.’ De tengere caféhouder grinnikte. Op zijn vriendelijk muizegezicht glom weer wat blijheid. ‘Hoe staat het met de karate-moorden?’ vroeg hij plotseling.

De Cock draaide zich met een ruk naar hem toe. Het was de tweede klap, die Smalle Lowietje hem in luttele minuten toediende. ‘Zeg dat nog eens?’

De tengere caféhouder schrok. ‘Ka-ra-te-moor-den’, herhaalde hij beteuterd.

‘Karate-moorden.’ De Cock proefde de woorden op zijn tong. Smalle Lowietje knikte instemmend. ‘Die vreemde moorden, op al die vrouwen.’

De Cock trok diepe rimpels in zijn voorhoofd. ‘Wie noemt ze karate- moorden?’ vroeg hij scherp.

Smalle Lowietje wuifde wat vaag in de ruimte. ‘De jongens, de jongens uit de buurt. Volgens de jongens zijn de vrouwen met een karateslag om het leven gebracht.’

‘Hoe komt men daarbij?’

De tengere caféhouder trok zijn smalle schouders op. ‘In de buurt wordt gefluisterd.

‘Wat?’

Smalle Lowietje slikte. ‘Dat van al die vrouwen de beide ogen zijn uitgestoken en dat ze een dodelijke slag op het hoofd hebben gekregen.’

De Cock keek hem schuins aan. ‘Dat is karate?’

Smalle Lowietje glimlachte. Op zijn muizesmoeltje kwam een verlegen trekje. ‘Ik weet het niet. Ik ken geen karate. Maar heel veel jongens uit de buurt doen eraan. Het is een mode. Net als een tijdje geleden het judo.’

De Cock plukte aan zijn dikke onderlip. ‘Je wilt dus zeggen, dat de vrouwenmoordenaar onder de penozejongens gezocht moet worden?’ Over het gezicht van de tengere caféhouder gleed een donkere wolk. ‘Dat is jouw conclusie, De Cock,’ sprak hij vormelijk. Hij tikte met een wijsvinger op zijn smalle borst.

‘Daar blijf ik buiten.’

De grijze speurder grinnikte. Hij wees naar het diepbolle glas op de bar. ‘Je hebt vergeten in te schenken, Lowie, voor een caféhouder…, onvergeeflijk.’

8

‘Shuto gammen-uschi.’

De Cock lachte luid, bijna uitbundig. ‘Hoe… eh, hoe noem je dat?’ ‘Shuto gammen-uschi…, volgens Masutatsu Oyama.’ De grijze speurder fronste zijn wenkbrauwen. ‘En wie is Masutatsu Oyama?’

Jan van Looijen plooide zijn gezicht tot een glimlach. ‘Een Japanner, die hele dikke boeken over karate heeft geschreven.’ De Cock kauwde op zijn onderlip. ‘Shuto gammen-uschi,’ herhaalde hij peinzend. ‘Dus toch karate.’

Jan van Looijen knikte met een ernstig gezicht. ‘Het is een zogenaamde ‘killing blow’, een dodelijke slag die pijlsnel wordt toegediend.’

‘Hoe?’

Jan van Looijen deed een stap achteruit, bracht demonstratief zijn rechterhand tot iets achter het rechteroor en duwde haar met kracht naar voren, de handpalm omhoog, de vingers iets gebogen. ‘Zo,’ verduidelijkte hij, ‘met het meshandbeentje. Dat zit in het verlengde van de pink, net boven de pols. Bij sommige beoefenaars van karate is dat meshandbeentje heel sterk ontwikkeld.’ De Cock knikte begrijpend. ‘Is er geen mogelijkheid van verweer?’ Jan van Looijen haalde zijn brede schouders op. ‘Karate… karate is een vechtsport.’ Hij weifelde even, dacht na. ‘Laat ik liever zeggen, karate is een vechtmethode zonder wapens, gericht op de aanval… op het vernietigen of onschadelijk maken van de tegenstander.’ Hij schudde wat droef het hoofd. ‘De vermoorde vrouwen hebben vrijwel geen kans gehad… zeker niet na een voorbereidende nihon nukite.’ De Cock keek hem niet begrijpend aan. ‘Wat is een nihon nukite?’ vroeg hij verward.

Jan van Looijen demonstreerde opnieuw. ‘Zo heet de slag waarmee de beide ogen worden uitgestoken. Dat gebeurt in een opwaartse beweging met de vooruitgestoken, iets gespreide wijs- en middelvinger.’ Hij maakte een geringschattend gebaartje. ‘Het is vrij eenvoudig en er is vrijwel geen kracht voor nodig.’ ‘Hoe lang duurt zo’n hele actie?’