‘Je bedoelt een nihon nukite, gevolgd door een shuto gammen-uschi?’
‘Ja.’
‘Een fractie van een seconde.’
De Cock streek nadenkend over het grijze haar. ‘Leert iedere karatebeoefenaar deze slagen?’ vroeg hij met een zweem van achterdocht. Jan van Looijen knikte bedaard. ‘Dat gebeurt wel niet op de eerste dag dat ze in mijn sportschool komen… maar toch al vrij gauw.’ De Cock draaide zich half om en gebaarde naar een tiental mannen, die wat verderop in de zaal aan het oefenen waren. ‘Kunnen zij het?’ Jan van Looijen keek langs de speurder naar de zwetende mannen. ‘De meesten van hen,’ zei hij effen. ‘Sommigen zelfs heel goed.’ De Cock wreef zich achter in de nek. De uitleg van Jan van Looijen had hem wat overweldigd. ‘Hoeveel beoefenaars heeft karate?’
‘In Nederland?’
De Cock maakte een hulpeloos gebaartje. ‘Laat ik mij voorlopig daartoe beperken.’
‘ Honderden… duizenden.’
‘Alleen mannen?’
Jan van Looijen schudde langzaam het hoofd. Op zijn gezicht lag een grijns en zijn donkere ogen lachten. ‘Ook vrouwen. Ik ken ze, pure specialisten met wie ik, zonder hun uitgesproken medewerking, niet graag zou willen stoeien.’
Ze liepen van de Bloedstraat naar de Achterburgwal. Het was er gezellig. De vele sex-theaters waren in vol bedrijf. Bevallige hoertjes tippelden met brede borsten en hoge hakken, lonkten naar de hongerigen die in drommen langs de walletjes paradeerden.
De woelige drukte ging aan de jonge Vledder voorbij. In gedachten verzonken sjokte hij naast de grijze speurder voort. Na een poosje keek hij hem van terzijde aan; een denkrimpel in zijn voorhoofd. ‘Wie is die Jan van Looijen?’ vroeg hij wat weifelend.
De Cock scheen hem niet te horen. Hij hield zijn pas wat in en wuifde uitbundig naar een oude bekende aan de overkant van de gracht.
‘Wie is Jan van Looijen?’ herhaalde Vledder dwingend.
‘Een ex-politieman.’
‘Politieman?’
De Cock knikte voor zich uit. ‘Bijzonder actief in zijn tijd. En een goed vakman.’
Vledder trok een bedenkelijk gezicht. ‘Waarom is hij een sportschool begonnen, en dat nog wel in de Bloedstraat?’ De Cock glimlachte. ‘Omdat Jan van Looijen van deze buurt hield en meende dat hij als leider en exploitant van een sportschool passief meer kon doen aan de bestrijding van de misdaad, dan actief als politieman.’
Vledder grijnsde. ‘Een nobel streven.’
‘Inderdaad. Ik heb grote bewondering voor het werk dat Jan van Looijen doet.’
De jonge rechercheur bleef staan. ‘Ik vraag mij af hoe ver je als ex-politieman kunt gaan… hoe selectief je moet zijn.’
‘Waarmee?’
‘Met de mensen, aan wie je karate leert.’
De Cock keek hem fronsend aan. ‘Wat zeur je,’ riep hij wrevelig. ‘Ik zei je toch: ik heb bewondering voor Jan. Hij doet goed werk in de buurt. Hij is ook zeer geliefd. Vooral door de jongeren wordt hij op handen gedragen.’
Vledder reageerde niet onmiddellijk. Hij liet het hoofd wat zakken. ‘Terwijl jij met hem sprak, heb ik de ledenlijst van zijn school eens doorgenomen. Die lag open en bloot in zijn kantoortje.’
‘En?’
De jonge rechercheur plukte aan zijn kin. ‘Weet je wie al jaren les van hem hebben?’
‘In karate?’
‘Precies, in karate.’
De Cock trok zijn schouders op. ‘Geen flauw idee.’
‘Charles Roozenblad en… Diana van Gellecom.’
‘Wat?’
Vledder knikte traag voor zich uit. ‘De ex-man van Antoinette van Deijl en de zo levenslustige vrouw van de directeur van Tropic Oil.’
Ze liepen door. Zwijgend. Ieder gevangen in de kring van zijn gedachten. De Cock voelde zich wat verward. De ontdekking dat de vrouwen met karateslagen om het leven waren gebracht, had hem geschokt. Het was voor het eerst in zijn lange loopbaan als rechercheur, dat hij er zo indringend mee werd geconfronteerd. Hij had wel eens demonstraties gevolgd en brokstukken gezien uit Chinese en Japanse vechtfilms, maar in de ernst van de realiteit was hij karate nog nooit tegengekomen. Het had voordelen, bedacht hij, voor de moordenaar. Het gebruik van een revolver of een pistool liet sporen na, kogels, hulzen, kruitslijm. Ook slag- en steekwapens boden de rechercheur tal van mogelijkheden. Maar karate…
De grijze speurder onderbrak zijn overpeinzingen. Hij blikte opzij naar de naast hem voortsjokkende Vledder. ‘In het dossier van de moorden,’ vroeg hij plotseling, ‘wordt daarin de naam van Charles Roozenblad genoemd?’
De jonge rechercheur schudde het hoofd. ‘Hij komt in het hele stuk niet voor.’ Hij zweeg even, keek naar De Cock op. ‘En dat is ook vrij logisch. Charles Roozenblad is de ex-man van Antoinette van Deijl, en haar dood is niet door de moordbrigade behandeld maar door ons.’
Het klonk wat spottend.
De Cock reageerde niet. ‘En de andere acht ex-echtgenoten?’ vroeg hij onbewogen.
Vledder wuifde wat nonchalant. ‘Ze worden in het dossier alleen genoemd met betrekking tot de vrouw van wie zij waren gescheiden, of op het punt stonden te scheiden.’
‘Verder niet? Ik bedoel… geen relaties tot de andere slachtoffers?’ Vledder schudde opnieuw het hoofd. ‘Bovendien hadden ze een perfect alibi.’
De Cock keek op. ‘Alle acht?’
Vledder knikte overtuigend. ‘Ze zijn hun alibi’s heel nauwkeurig nagegaan.’
De Cock stak gebarend een vinger omhoog. ‘Alleen voor de moord op hun eigen vrouw.’
De jonge rechercheur schonk hem een medelijdend lachje. ‘Uiteraard, alleen voor de moord op hun eigen vrouw. Alleen ten aanzien van hun eigen ex-vrouw was voor alle acht voormalige echtgenoten wel een min of meer redelijk motief te vinden. Het was eenvoudig zinloos om hun gedragingen na te gaan ten tijde van de moord op de andere vrouwen… tot wie zij geen enkele relatie hadden.’
De Cock knikte vaag, afwezig. Diepe denkrimpels lagen op zijn voorhoofd. Zijn oude hersenen werkten ineens op volle toeren, raakten op drift, woest, wild, als in een kolkende stroomversnelling. In zijn geest rijpte een plan, een fantastisch plan, zo fantastisch dat hij zelf moeite had om erin te geloven.
‘Kenden de mannen elkaar?’ vroeg hij ineens.
De jonge rechercheur keek de grijze speurder vreemd en verward aan.
‘De …eh, de mannen?’ herhaalde hij niet begrijpend.
De grijze speurder knikte geduldig. ‘De mannen van de slachtoffers…
kenden die elkaar? Was er sprake van een onderling contact, voor, tijdens of na de moorden?’
Vledder maakte een hulpeloos gebaartje. ‘Dat is naar mijn mening nooit nagegaan.’ Hij trok wat nonchalant zijn schouders op. ‘Waarom ook.’
De Cock plukte peinzend aan zijn onderlip. ‘Alle acht mannen, zei je, hadden een motief?’
Vledder knikte gelaten. ‘Begrijp goed… ten aanzien van hun eigen ex-vrouw. Je kent dat wel, die gespannen sfeer tussen gescheiden lieden, trubbels over de hoogte van de alimentatie, de voogdij, de bezoekdagen, het toezicht over de kinderen.’ Hij grinnikte vreugdeloos. ‘De slachtoffers komen er in het dossier niet zo best af. Het waren hebberige vrouwen.’
De Cock liep nadenkend door. Midden op de brug voor de Oude Kennissteeg bleef hij staan. Hij zakte wat weg en steunde met zijn linkerelleboog op de brugleuning. Vertrouwelijk legde hij zijn rechterhand op de schouder van zijn jonge collega. ‘Als we,’ sprak hij voorzichtig, ‘de gescheiden mannen eens doorschuiven.’ Vledder keek hem gespannen aan. ‘Doorschuiven?’ vroeg hij fronsend.
De Cock knikte met een ernstig gezicht. ‘Bijvoorbeeld… gescheiden man ‘a’ doodt de ex-vrouw van gescheiden man ‘b’, en gescheiden man ‘b’ doodt de ex-vrouw van gescheiden man ‘c’, enzovoort enzovoort …’