De vrouwen leken allen even mooi… zelfs de ouderen. De jonge vrouw, die stil had gehuild, kreeg van de ondernemer een kleine schop. Met ongecontroleerde bewegingen schepte ze wat aarde op de kist. Het kwam ploffend neer. Ze was de enige van het hele gezelschap die enige emotie toonde… een demonstratie van echt verdriet. De anderen handelden plichtmatig, star, als een calvinist bij zijn zondagse kerkgang.
De kring ontsloot zich. Langzaam liep men van de groeve weg. De jonge vrouw ging voorop. Naast haar de trillende oude vrouw, die haar steeds had bijgestaan. Dan volgden enige grijzende heren. De Cock herkende hen direct, hun houding, hun blik… directeuren, captains of industry, de adel van deze tijd. De oude speurder vroeg zich af tot welke clan ze behoorden, waarom ze zich tijd voor een begrafenis hadden gegund.
Na een paar minuten kozen de rechercheurs een zijpad. De jonge Vledder schopte in het grind en vloekte. ‘Een misselijke grap met die rouwcirculaire,’ siste hij van tussen zijn tanden. ‘Ik wou dat ik degene, die ons dit heeft geflikt, onder mijn handen had. We hebben waarachtig wel wat anders te doen, dan voor joker over een begraafplaats te kuieren.’
De Cock reageerde niet op de woede-uitbarsting van zijn jonge collega. Zijn blik volgde de stoet, scherp, observerend. Als het waar was, peinsde hij, dat het slachtoffer juist was begraven en het toekomstig slachtoffer in de stoet liep, dan kon ook de moordenaar niet ver weg zijn. Hij schoof zijn onderlip vooruit en grijnsde. Moordenaar… wie sprak er van moord?
Hij keek opzij naar Vledder, die met een onwillige trek op zijn gezicht naast hem voortliep. ‘Je moet straks op het bureau maar eens nagaan wat er op de verklaring van overlijden staat.’
De jonge rechercheur reageerde verwonderd. ‘Je bedoelt de officiële doodsoorzaak van die Frederik Johannes van Dinterloo?’ ‘Precies. En wat je verder zo over hem te weten kunt komen… werkkring, familierelaties, vriendinnen, eventuele intieme verhoudingen.’
Vledder keek hem aan. Zijn gezicht in een grijns. ‘Je wilt dit toch gaan onderzoeken?’ vroeg hij verwonderd.
De Cock maakte een nonchalant gebaar. ‘Tenzij jij… eh, overwegende bezwaren hebt.’ Het klonk licht spottend.
De jonge Vledder kneep zijn lippen op elkaar en snoof. ‘Het is dwaas,’ riep hij zichtbaar geprikkeld. ‘Volkomen dwaas. Een of andere grappenmaker stuurt jou een rouwcirculaire met een paar onduidelijke krabbels in de hoek en jij begint meteen te hollen.’ Er verscheen een glimlach op het brede gezicht van De Cock. Zijn mondhoeken krulden omhoog. ‘Hollen,’ riep hij, ‘inderdaad.’ Hij frommelde aan zijn boord en sloeg opnieuw een zijlaan in. Toen een dichte gordel van groen de stoet aan het oog onttrok, begon de oude speurder plotseling te rennen. Zijn boord los, zijn colbert fladderend om hem heen. Vledder keek hem verbaasd, geamuseerd na. De Cock in draf was een dolkomisch gezicht. Vledder zette aan. Met een kort sprintje trok de jonge rechercheur bij. ‘Wat ben je aan het doen, trimmen?’
‘Ik wil ruim voor de anderen bij de uitgang zijn.’ ‘Waarom?’
De Cock hijgde. ‘De kentekens… ik wil de kentekens van al die dure en minder dure wagens, waarmee de bezoekers zijn gekomen.’ Vledder knikte begrijpend.
Via een wirwar van kleine laantjes bereikten ze de poort. In de verte, bij de aula, zagen ze hoe het gezelschap formeel afscheid nam. Aan de Amstel stonden de fraaie wagens nog glanzend in een rij. Onopvallend noteerden de beide rechercheurs de letters en de nummers van de platen. De chauffeur met uniform plus pet zat op de brede treeplank van zijn Rolls Royce en las een krantje. Toen de rechercheurs voorbijkwamen, stond hij haastig op en knikte vriendelijk. De Cock liep aarzelend op hem toe en wees naar de wagen. ‘Een echte?’ vroeg hij wat dom, belangstellend. De chauffeur trok zijn pet recht en glimlachte. ‘U bedoelt… Rolls Royce.’
De Cock knikte. ‘De droom van mijn jeugd.’
De chauffeur keek hem monsterend aan. ‘Wees blij,’ zei hij zuchtend,
‘dat het bij een droom is gebleven.’
De Cock keek op, beschouwde het gelaat van de chauffeur. De ogen lagen diep in een wijde krans van rimpeltjes.
‘Ik… eh, ik begrijp u niet.’
De man trok zijn gezicht in een droeve plooi. ‘Je moet in het leven heel wat doen om zo’n wagen te krijgen,’ zei hij. ‘En dan moet je weer heel wat doen om hem te kunnen houden. Misschien is dat wel het moeilijkste.’ Het klonk wijsgerig, onderwijzend. ‘En zo is het in het leven niet alleen met mooie wagens.’ Hij verschoof iets aan zijn pet, zette zijn benen iets uit elkaar en ademde diep. ‘Kijk, meneer, als je…’
Plotseling brak hij af en borg zijn krantje weg. Zijn blik gleed langs De Cock in de verte. De oude speurder draaide zich om, volgde de blik. Een gedeelte van het gezelschap kwam de begraafplaats af. Voorop liep een man met een bril met een zwaar, donker montuur. De Cock meende hem te kennen. Met een peinzende blik in de ogen tastte hij zijn herinnering af. Hij had hem ergens gezien, ontmoet, gesproken. Een poosje bleef hij zwijgend staan, toen vatte hij Vledder bij de arm. Samen liepen ze weg van de Rolls Royce naar de oude politie-Volkswagen. De jonge rechercheur haalde de sleuteltjes uit zijn zak en maakte de portieren open. Wat moeizaam wurmde De Cock zich naar binnen. Plotseling ontdekte hij onder de linkerruitenwisser een kaartje. Hij legde zijn hand op de arm van Vledder en wees ernaar. De jonge rechercheur stapte weer uit, nam het kaartje van onder de wisser en gaf het aan De Cock.
Het was rose en rook naar parfum. ‘Kom naar Casa Erotica,’ las de oude speurder hardop, ‘het nieuwe sex-theater aan de Achterburgwal.’ Hij draaide het kaartje om. Met een ruk zat hij rechtop. In kleine, priegelige, maar toch duidelijke lettertekens stond: ‘Vraag naar de naakte juffer.’
De jonge Vledder keek hem van terzijde verwonderd aan. ‘Is er wat?’ vroeg hij verward.
De Cock slikte. ‘De naakte juffer,’ zei hij hees.
2
Vledder schraapte zijn keel. ‘Professor doctor Frederik Johannes van Dinterloo,’ sprak hij plechtig.
De Cock keek verrast op. ‘Wat?’ riep hij ongelovig. ‘Was Van Dinterloo professor?’
De jonge rechercheur lachte om de reactie. ‘Inderdaad… tot voor ruim anderhalf jaar was Van Dinterloo hoogleraar in de chemische technologie aan de Technische Hogeschool Twente in Enschede.’ De Cock trok rimpels in zijn voorhoofd. ‘Maar hij was pas tweeëndertig jaar toen hij stierf.’
Vledder knikte instemmend. ‘Dat is juist. Van Dinterloo was een van Neerlands jongste professoren. Een bijzonder begaafde jongeman. Hij was nog geen achtentwintig jaar toen hij werd benoemd. Dat heeft nogal opzien gebaard. Destijds. Er werd veel publiciteit aan gegeven. Maar ruim anderhalf jaar geleden kocht de ‘ITO’, International Tropic Oil hem weg.’
De Cock gebaarde wat ongeduldig. ‘Hoe bedoel je, de-ITO-kocht- hem-weg?’
Vledder zuchtte. ‘Ze boden hem een prachtig huis, een fantastisch salaris, een modern laboratorium en alle vrijheid voor research.’ ‘Aanlokkelijk.’
Vledder gebaarde voor zich uit. ‘Wat dacht je, vooral de vrijheid van research was voor hem een belangrijk punt van overweging. Van Dinterloo was ook veel meer het type van een wetenschappelijk onderzoeker dan van een leraar. Hij was zeer inventief.’ De Cock keek zijn jonge collega bewonderend aan. ‘Je bent heel goed geïnformeerd,’ zei hij warm. ‘En dat in een zeer korte tijd.’ Vledder glimlachte; een lichte blos op zijn wangen. ‘Een neef van mij studeert in Twente. Toen ik vernam dat onze Van Dinterloo daar hoogleraar was geweest, heb ik hem even gebeld. Het was een goeie gok. Neef kende hem goed. Hij heeft nog college bij hem gelopen.’ ‘Hoe was zijn verhouding tot de studenten?’