De Cock schudde onverstoord het hoofd. ‘Als u kalm wat eau de cologne haalt, of vlugzout. Mevrouw heeft een lichte collapse.’
Mevrouw De Vries ging dreigend voor hem staan. ‘Ik zal mij bij meneer over u beklagen. Hij heeft vrienden in de hoogste kringen.’ Ze zwaaide met een opgestoken vinger. ‘U… u met uw Amsterdamse methoden …’
De Cock pakte haar resoluut bij de arm en duwde haar de kamer uit. ‘Doe wat ik u gezegd heb,’ zei hij kortaf. Hij deed de deur achter haar dicht en liep terug naar de bewusteloze vrouw. Hij lichtte haar oogleden even op en tikte zachtjes op haar wangen. Na een paar seconden deed ze haar ogen open en keek hem aan. ‘Wat is er gebeurd?’ vroeg ze zwak.
De Cock knikte haar bemoedigend toe. ‘Uh… eh, u was even weg,’ sprak hij vriendelijk.
Mevrouw De Vries stoof als een wervelwind binnen. Voor Diana bleef ze staan en keek haar verwonderd aan. ‘Ik… eh, ik heb de dokter gebeld.’
Mevrouw Van Gellecom zwaaide in haar richting. ‘Bel hem af,’ zei ze kort. ‘Zeg dat het een vergissing was.’ De Cock glimlachte fijntjes.
Hij vond dat haar stem in korte tijd veel aan kracht had gewonnen.
Ze reden rustig over een dijkje van de oude Beemsterpolder. De Cock keek rond en genoot. Lekker onderuit gezakt gleed zijn blik over het vlakke land naar verre horizonten, naar witte wolken in het blauw. ‘Gesteld dat je uit berekening bent getrouwd,’ sprak hij plotseling hardop, ‘geef je dan een luxe leventje, compleet met fraai chalet en tuin, gemakkelijk op?’ Hij trok een bedenkelijk gezicht als gaf hij zelf het antwoord.
De jonge rechercheur bromde. ‘Neem me niet kwalijk, De Cock, maar je bent een rare kerel.’
De grijze speurder keek zijn collega met opgetrokken wenkbrauwen aan. ‘In welk opzicht?’ vroeg hij verwonderd. Vledder zwaaide breed. ‘Wat doen we? We rijden van Amsterdam helemaal naar De Rijp om mevrouw van Gellecom naar shuto gammen-uschi te vragen en je rept tegen haar met geen woord over karate.’
De Cock schoof zijn dikke onderlip naar voren. ‘Je hebt gelijk. Ik was het ook van plan, maar het gesprek liep in een andere richting. Ik heb wel op haar handen gelet. Ik meende, dat het meshandbeentje van haar rechterhand duidelijk sterker was ontwikkeld. We kunnen Jan van Looijen wel eens vragen waartoe ze in staat is.’
Vledder lachte gnuivend. ‘Als je mij vraagt, tot heel veel, fysiek gesproken.’
De Cock knikte voor zich uit. ‘Een betoverende vrouw,’ zei hij peinzend. ‘Mijn vraag naar de naakte juffer trof duidelijk doel.’
‘Ze viel flauw.’
De grijze speurder snoof. ‘Het was een handige ontsnapping. Typisch vrouwelijk.’
‘Zou zij weten wie de naakte juffer is?’
De Cock knikte traag. ‘Zij weet het.’
De jonge rechercheur keek verwonderd naar hem op. ‘Zij weet het?’ herhaalde hij verward.
De Cock drukte zijn oude hoedje wat omhoog. ‘Ik heb die Rolls Royce-chauffeur mijn telefoonnummer gegeven. Hij moet ons onmiddellijk waarschuwen als er iets met Van Gellecom gebeurt.’
‘De directeur van Tropic Oil?’
De grijze speurder knikte. ‘Hij is in groot gevaar.’
‘Uh… eh, u behandelt toch die moorden op die vrouwen?’ Het klonk wat aarzelend.
De Cock keek van zijn papieren op. Voor zijn bureau stond Fred Prins, een van de jongere rechercheurs aan de Warmoesstraat, groot, fors, breed, met een wat jongensachtig gezicht. De grijze speurder maakte een nonchalant gebaartje. ‘Tot mijn spijt,’ grijnsde hij.
Fred Prins glimlachte. ‘Ik heb gehoord hoe het is gegaan. Ze hebben u een beetje gelummeld.’
De Cock grinnikte. ‘Wat heet een beetje.’ Hij keek naar de jonge rechercheur op. ‘Je komt mij toch niet jouw leedwezen betuigen?’ Fred Prins schudde het hoofd en schoof een stoel bij. ‘Ik wil wel eens met u praten. Ziet u, ik heb een artikel gelezen en dat heeft mij aan het denken gezet.’
‘Wat voor een artikel?’
De jonge rechercheur overhandigde De Cock een krant. ‘Daar staat het in. Het is een interview met een man, die al meer dan vijfentwintig jaar een fors bedrag aan alimentatie betaalt aan een vrouw, met wie hij slechts luttele jaren getrouwd is geweest. Hij heeft een hele reeks processen gevoerd om van die alimentatie verlost te worden, maar steeds verloren.’
De grijze speurder luisterde aandachtig. ‘En?’ vroeg hij gespannen. Fred Prins gebaarde. ‘Vledder heeft mij verteld dat alle slachtoffers gescheiden vrouwen waren, vrouwen die alimentatie eisten en kregen.’
‘Dat klopt.’
Fred Prins streek met zijn hand door het donkerblonde haar. ‘Die man zei in dat interview iets, dat mij trof. Hij zei letterlijk: voor een moord krijg je in Nederland maar een paar jaar. Voor een mislukt huwelijk levenslang.’
De Cock trok denkrimpels in zijn voorhoofd. ‘Je bedoelt, het is veel voordeliger om de vrouw van wie je bent gescheiden, om te brengen, dan een leven lang alimentatie te betalen.’
Fred Prins knikte nadrukkelijk. ‘Begrijpt u, een fraai motief voor de moorden.’
De Cock lachte hem vriendelijk toe. ‘Wie is die man van het interview?’
Fred Prins pakte zijn notitieboek. ‘Ene heer Wijnperser. Ik heb zijn adres voor u opgezocht. Hij woont in de Hartenstraat drieënnegentig, op de eerste etage.’
De Cock stond op. ‘Waar is Vledder?’
‘Beneden in de kantine.’
De grijze speurder zwaaide. ‘Roep hem.’ Hij aarzelde, keek peinzend naar Fred Prins. ‘Laat maar. Doe jij je jas maar aan. Het was ten slotte jouw idee.’
Er kwam een blijde lach op het gezicht van Fred Prins. Glunderend liep hij achter de grijze speurder naar de kapstok.
‘Waar gaan we heen?’
De Cock glimlachte. ‘Naar die meneer Wijnperser. Ik wil weten wat voor vrienden hij heeft.’
‘Wat voor vrienden?’ De heer Wijnperser schudde het hoofd. ‘Ik heb niet zoveel ware vrienden. Ik heb wel veel sympathisanten, mannen, net als ik, die eens een afgrijselijk misdrijf begingen, ze trouwden met de verkeerde vrouw.’
De Cock grinnikte. ‘Dat is toch geen misdrijf.’
De heer Wijnperser gebaarde. ‘Het gebeurde uiteraard buiten hun schuld. Geen man stapt naar het stadhuis in de wetenschap, dat hij de verkeerde vrouw gaat trouwen. Maar als achteraf blijkt dat zijn keuze niet de juiste was, wordt hij wel beboet, zwaarder dan de grootste misdadiger. Hij krijgt levenslang.’
De Cock knikte. ‘Ik ken uw uitlatingen van een interview. U stelt ook dat het voordeliger is de ex-vrouw om te brengen.’
De heer Wijnperser trok een droef gezicht. ‘Het is eenvoudig de consequentie van onze rechtsorde. Echtscheiding is meestal een met emoties beladen zaak. Er worden vaak over en weer de bitterste verwijten gemaakt. Men geeft elkaar de schuld van de mislukking. Ik vind dit alleszins begrijpelijk. Men is verbitterd, onverzoenlijk en er ontbrandt een tweestrijd om bezittingen, de kinderen en de alimentatie. In die strijd heeft de vrouw de beste wapens. Ze liggen verankerd in de wet. De man trekt altijd aan het kortste eind. Wil hij niet voor het leven gestraft worden, dan rest hem maar één mogelijkheid… moord.’ De Cock keek hem scherp onderzoekend aan. Hij schatte hem achter in de vijftig, een kleine, wat corpulente man met vriendelijke bruine ogen in een rond vlezig gezicht. Langzaam schudde de grijze speurder het hoofd. ‘U zegt heel gevaarlijke dingen.’
De heer Wijnperser spreidde een paar korte armen. ‘Het is uiteraard niet mijn bedoeling dat alle gescheiden mannen hun ex-vrouw ombrengen. Dat is dwaas. Ik zet die zaken even naast elkaar om duidelijk te maken hoe absurd die alimentatie-plicht is. Ze is gebaseerd op een wetgeving die haar oorsprong vindt in een ver verleden. We leven nu in een moderne tijd. De vrouw is geëmancipeerd.’ Hij maakte een triest gebaar. ‘Maar de man is, was, en zal wel altijd blijven, haar slaaf.’