Выбрать главу

Om de lippen van de grijze speurder dartelde een geheimzinnig lachje. Zijn ogen fonkelden kwaadaardig. ‘Als ik gelijk krijg… een nuttige instructie voor onze Diana van Gellecom.’

Vledder keek hem verward aan. ‘Een instructie?’ vroeg hij ongelovig. De Cock antwoordde niet. Hij draaide zich plotseling om en reikte naar zijn oude hoedje aan de kapstok. ‘Kom,’ riep hij opgewekt, ‘we gaan.’

‘Waar nu weer heen?’

‘Naar Purmerend.’

‘Wat is er in Purmerend?’

De Cock grinnikte vrolijk. ‘Daar woont Baantjer, schrijver van politieromans.’

De jonge rechercheur reageerde verbaasd. ‘Wat hebben wij met die vent te maken?’

De Cock plantte het hoedje op zijn grijze haar. ‘Niets,’ lachte hij, ‘hoegenaamd niets. Maar in Purmerend is ook een ziekenhuis waar vanmorgen de heer Van Gellecom met een hartaanval is opgenomen.’

‘Wat?’

De Cock knikte. ‘Het lijkt mij niet meer dan billijk, dat we naar zijn gezondheid vragen.’

Ze parkeerden hun Volkswagen onder oude beuken en sjokten naar de halfronde oprijlaan. In het midden dreven zwanen in een verstild vijvertje. Links was een verwijzing naar de polikliniek. Ze stapten aarzelend de hoofdingang binnen. De hal van het ziekenhuis was geheel verlaten. De portiersloge was leeg. Omzichtig begonnen ze een tocht door lange gangen. Het rook er naar boenwas en lysol. Uit een deur kwam een kittige verpleegster in krakend wit. De Cock klampte haar aan. ‘Wij, eh, wij zoeken een patiënt, de heer Van Gellecom.’ Hij sprak nederig, bijna verlegen. ‘Er is ons gezegd, dat hij met een hartaanval is opgenomen.’ Hij maakte een verontschuldigend gebaartje. ‘Neemt u ons niet kwalijk, dat wij hier zo ronddolen. Wij komen van ver en zijn hier niet bekend.’

Ze lachte en wees naar het einde van de gang. ‘Om de hoek, tweede deur links.’

De Cock boog dankend, het hoedje in de hand.

De tweede deur links gaf toegang tot een kleine kamer met een vrij hoog raam. Eenzaam, in een groot wit bed, lag de heer Van Gellecom. De ogen gesloten. Zijn zware bril lag op het nachtkastje. Zonder die bril zag hij er veel minder imponerend uit.

De Cock kuchte en de heer Van Gellecom opende de ogen. Hij scheen wat verbaasd. Zijn hand reikte naar zijn bril op het nachtkastje. ‘Wie bent u?’ Zijn stem had een autoritaire klank.

De grijze speurder schonk de man zijn beminnelijkste glimlach. ‘Mijn naam is De Cock,’ zei hij vriendelijk, ‘met ceeooceekaa. En dat is Vledder, mijn collega. Wij zijn rechercheurs van professie.’

Van achter zijn zware bril keek Van Gellecom hem onderzoekend aan. ‘U bent rechercheur De Cock?’

De grijze speurder maakte een lichte buiging. ‘Om u te dienen.’

Op het gezicht van de heer Van Gellecom kwam een harde trek. ‘U heeft mijn vrouw lastig gevallen.’

De Cock glimlachte. ‘Heeft ze zich persoonlijk beklaagd?’

Van Gellecom schudde het hoofd. ‘Ik vernam uw wangedrag van mevrouw De Vries.’

De Cock trok wat nonchalant zijn brede schouders op. ‘Dat betekent niets. Mevrouw De Vries was bevooroordeeld. Ze trok daardoor een aantal verkeerde conclusies.’

De heer Van Gellecom trok zijn lippen strak. ‘Diana viel tijdens uw verhoor flauw.’

De Cock trok een ernstig gezicht. ‘Uw vrouw heeft een moeilijke periode in haar leven doorgemaakt. Een crisis. De plotselinge dood van de heer Van Dinterloo heeft haar sterk aangegrepen.’

Er kwamen blosjes op het bleke gezicht van de heer Van Gellecom. ‘Die sukkel,’ siste hij. ‘Op een of andere dwaze manier was ze erg op hem gesteld. Ze liep hem zelfs na. Onvoorstelbaar.’ De Cock knikte voor zich uit. ‘Liefde is een onvoorstelbare zaak,’ sprak hij filosofisch. ‘Ik heb begrepen, dat u haar liefde hebt verspeeld.’

De heer Van Gellecom kwam half overeind. ‘Daar heeft u geen donder mee te maken,’ brieste hij.

De Cock keek hem aan. Kalm, ongeschokt. ‘Juist,’ zei hij. ‘Als u mensen op die manier blijft toespreken, zult u haar liefde nooit terugwinnen.’

De heer Van Gellecom liet zich terugvallen. ‘Bent u gekomen om mij dat te vertellen?’

De Cock glimlachte. ‘Hoe vreemd het ook klinkt, wij komen naar uw gezondheid informeren.’

De heer Van Gellecom schudde het hoofd. Om de mond lag een wrange grijns. ‘Ik denk niet dat uw bezoek mij goed heeft gedaan. U hebt mij nogal diep geschokt en dat is voor mijn ziek hart…’

De Cock wuifde afwerend. ‘Maakt u zich geen zorgen. In een paar dagen bent u weer opgeknapt. Uw hart is best in orde. Daar mankeert niets aan.’ Hij tikte met een middelvinger op zijn borst. ‘Ik bedoel die pomp van binnen.’

De heer Van Gellecom keek hem schuins aan. ‘Bent u dokter?’ vroeg hij verward.

De Cock schudde het hoofd. ‘Rechercheur… om u te dienen.’

Hij draaide zich om en liep zonder verder iets te zeggen de kamer uit.

Vledder volgde.

Ze liepen terug naar de auto. Het was gaan stormen. De oude beuken aan de laan ruisten in de toppen. De Cock hield zijn hoedje met de hand vast. Vledder keek naar hem op, het blonde haar verwaaid voor zijn gezicht. ‘Ik vond je nogal onvoorzichtig,’ riep hij tegen de wind in. ‘De manier waarop je hem aanpakte. Een moment dacht ik dat Van Gellecom een tweede hartaanval kreeg.’ Hij lachte schaterend. ‘Dan waren de rapen wel goed gaar geweest. Mensen, mensen. Ik zie de koppen al in de kranten: geen toestemming van behandelende artsen, hartpatiënt sterft tijdens verhoor politie.’

De Cock reageerde niet. Hij liep stug door. Toen ze in de wagen zaten, keek Vledder hem aan. Hij gebaarde met beide handen naar het stuur.

‘En, waarheen?’

De Cock wreef peinzend over zijn grof breed gezicht. Hij worstelde met een ernstig probleem. Hij wilde volledige zekerheid. Zekerheid over het ziektebeeld van de heer Van Gellecom. Hij mocht nu niet falen. Zijn zorgvuldig uitgedacht plan had een grote kans van slagen, maar dan diende aan de voorbereiding niets te mankeren. Hij kende nu het geheim van de naakte juffer. Dat geheim wilde hij uitbuiten. Maar hij wist uit ervaring dat hij mensen alleen kon manipuleren, als hij hen stevig in zijn greep had.

Hij schoof de mouw van zijn colbert iets terug en keek op zijn horloge. ‘Ik heb hier in Purmerend een vriend,’ sprak hij aarzelend, ‘een jonge arts, en als ik het goed heb, heeft hij nu spreekuur.’

Vledder grinnikte. ‘Wil je je eindelijk eens laten onderzoeken?’

De Cock negeerde het grapje. ‘Rietfluitstraat vijf,’ zei hij strak. ‘Het is aan de andere kant van de spoorlijn. In de wijk Wheermolen.’ Hij liet zich wat onderuit zakken. ‘Ik hoop, dat Jan bereid is.’

Ze reden driemaal verkeerd. In de Purmerendse wijk Wheermolen leken alle huizen en straten op elkaar. Toen ze uiteindelijk de Rietfluitstraat hadden gevonden, zette de jonge Vledder de Volkswagen tegen de rand van het trottoir en stapten ze uit. Voor het tuintje van nummer vijf bleven ze staan. Het was een fraai eengezinshuis van gele baksteen. ‘J. C. A. M. van Aken, arts,’ stond er op een bord aan de gevel. En daaronder de reeks uren, waarop de dokter te consulteren was. Een knappe assistente wees naar een peuterig wachtkamertje op de eerste etage. Er zaten een paar vrouwen, sommige met kinderen op hun schoot. Vledder en De Cock namen zwijgend plaats en wachtten tot ze aan de beurt waren. De grijze speurder nam een boekje van een tafeltje met lectuur. Het waren moppen van Max Tailleur. Hij begon te lezen. Soms glimlachte hij blij. De grappen van Tailleur tilden hem minutenlang boven de gruwelijke realiteit van zijn beroep. Toen het vijfde belletje had geklonken, gingen ze naar binnen. Dokter van Aken keek wat verschrikt op. Toen hij de grijze speurder herkende, kwam hij kwiek achter zijn bureau vandaan en schudde hem hartelijk de hand. ‘Wat een verrassing,’ riep hij blij. ‘Wat doe je in ons omstreden Purmerend.’ Er was een herkenbaar zuidelijk accent.

De Cock lachte. De hartelijke begroeting verwarmde zijn gemoed. Hij wees vrolijk opzij. ‘Dat is Vledder. Ik heb je al veel over hem verteld.’ Dokter van Aken schudde ook de jonge Vledder de hand. Zijn vriendelijk gezicht straalde. ‘Hoe kom je hier terecht? Ben je hier voor zaken?’