Выбрать главу

De Cock waggelde naast hem voort. In zijn zo typische slenterpas kwam hij snel vooruit. Hij blikte opzij naar Vledder. ‘Heb je mr. Hazenberg gebeld?’

‘Ja.’

‘En… komt hij naar het café van Smalle Lowietje?’

Vledder knikte. ‘Hij zou er binnen een half uur zijn.’

‘Had hij geen bezwaren?’

De jonge rechercheur grinnikte. ‘Hele bergen, hij kon geen tijd vrijmaken… het was beter, dat wij bij hem thuiskwamen, het was bepaald ongebruikelijk… het café van Smalle Lowietje lag in zo’n ongure buurt…’

‘En toen?’

Vledder lachte. ‘Toen heb ik hem gezegd wat jij zei, dat ik hem zeggen moest… ‘als-je-niet-komt, schuift-De-Cock jou-de-tien-vrouwenmoorden-in-je-fraaie-wildlederen-schoenen.’ De jonge rechercheur gebaarde vrolijk. ‘Toen capituleerde hij.’

Ze liepen een tijdje zwijgend naast elkaar voort. Plotseling keek Vledder naar zijn oude leermeester op. ‘Kan je dat?’ riep hij ongelovig.

‘Wat?’

‘Hem die tien moorden in de schoenen schuiven?’

De Cock antwoordde niet. Hij staarde voor zich uit naar de obscene taferelen aan de gevel van Casa Erotica. Zijn gezicht was een stalen masker.

15

Het was fraai zomers weer. Storm en regen waren naar andere depressiegebieden uitgeweken. Een vriendelijk zonnetje stond hoog aan de hemel. Statige cumuluswolken dreven als trotse zwanen in het blauw. Een zacht, koel briesje streek langs de uitgestrekte gaanderijen.

De Cock had geen oog voor de wijdse blik, die de negende verdieping hem bood. Hij drukte zijn oude hoedje wat dieper op het hoofd en keek naar de nummering. Bij nummer 784 bleef hij staan. Op de deur was een lichtmetalen schildje met ‘sylvia van regensbergen’ in kleine zwarte letters zonder kapitalen.

De jonge Vledder verwijderde het touw en de lak van de verzegeling. Daarna ging hij naar binnen.

De Cock tastte in de zak van zijn jas en nam daaruit het schildje, dat hij die morgen had laten maken. Hij schroefde ‘sylvia van regensbergen’ los. Op dezelfde plaats hing hij het nieuwe schildje. Voor zijn ongeoefende handen was het nog een heel karwei. Toen hij het klaar had, bekeek hij het van een afstand. ‘Diana van Gellecom’, las hij. Om zijn lippen danste een zoete grijns.

Vledder kwam weer naar buiten. Hij bewonderde het nieuwe schildje aan de deur. ‘Komt ze echt?’

De grijze speurder knikte. ‘Ik ben vanmorgen bij haar geweest. Toen ik haar alles had verteld wat ik wist, stemde ze toe.’

‘Zonder slag of stoot?’

De Cock schudde het hoofd. ‘Ze huilde erbarmelijk. Diana van Gellecom is niet die wereldse, ongevoelige vrouw die haar onstuimig gedrag doet vermoeden. Ik had zelfs met haar te doen vanmorgen.’

‘Weet Van Gellecom…’

De Cock schudde opnieuw het hoofd. ‘Hij mag er voorlopig niets van horen. Hij zou het beslist verbieden. Met de hulp van Jan van Aken houden we hem nog wel een paar dagen in het ziekenhuis.’

Vledder keek peinzend voor zich uit. ‘Als ze vanavond komt, moeten wij binnen de boel wel een beetje opruimen. Er kleeft nog bloed aan het tapijt. Bovendien zijn er tal van zaken, die aan de dode Sylvia van Regensbergen herinneren. Die moeten er zoveel mogelijk uit.’

De Cock knikte zuchtend. Hij voelde zich vreemd, verward. Nu het drama zijn ontknoping naderde, bekroop hem een groot gevoel van onzekerheid. Hij wist welke risico’s hij en anderen namen. De verantwoording drukte op hem als een loden last.

De grijze speurder liep achter Vledder aan naar binnen en bekeek het interieur. Hij bedacht, dat het niet meer dan zeven dagen geleden was, dat hij en Vledder hier het verminkte lichaam van de bekoorlijke Sylvia van Regensbergen hadden ontdekt. Dat was voor hen het begin geweest… het begin van een week met stormachtige ontwikkelingen. Wist hij werkelijk wie de dader was? Kende hij de man, die nu al tien vrouwen om het leven had gebracht? En zou hij komen, vanavond, voor zijn elfde slachtoffer? De Cock zuchtte opnieuw.

Om precies acht uur stapte ze binnen; een klein valiesje in de hand. Ze zag er betoverend uit in een violetkleurig broekpak, waarop een uitbundig geknoopte witzijden sjaal van uitzonderlijke afmetingen. Het goudblonde haar golfde losjes over de schouders.

Achter haar kwam Fred Prins. De Cock had niets aan het toeval overgelaten en de jonge rechercheur naar De Rijp gestuurd om haar te halen. Bovendien had hij er Prins graag bij. De jonge rechercheur was groot en sterk en had jarenlang karatelessen gevolgd. Die middag nog had Jan van Looijen hem in zijn school geleerd hoe men zich het beste tegen een shuto gammen-uschi kon verdedigen.

De begroeting was vormelijk, bijna stijf, leed duidelijk onder een al tastbare spanning.

Diana van Gellecom zette haar valiesje op tafel en knoopte haar sjaal los. Ze stapte op De Cock toe. ‘Hoe laat denkt u, dat hij komt?’

De grijze speurder maakte een weifelend gebaartje. ‘Het is moeilijk dat precies te zeggen. Ik schat zo rond de klok van tien, elf. Als het goed donker is. Eerder komt hij beslist niet.’

Diana van Gellecom keek hem verrast aan. ‘Waarom zijn we hier dan al zo vroeg?’ Ze blikte om zich heen. Haar knap gezicht betrok. ‘De inrichting kan mij niet bekoren,’ zei ze verveeld. Ze trok haar schouders op en huiverde. ‘Het is hier kil en ongezellig.’

De Cock likte aan zijn droge lippen. ‘U bent hier niet op een gezelligheidsparty,’ zei hij hard. ‘Ik had voor dit doel weinig keus.’

Ze liep bij hem vandaan, soepel, gracieus, en ging in een van de fauteuils zitten.

De grijze speurder keek naar Prins en Vledder. Met hun armen gevouwen voor de borst leunden ze tegen de wand. Hun gezichten stonden strak, somber.

‘We moeten alles nog eens nauwkeurig doornemen,’ begon De Cock. ‘De moeilijkheid is, dat wij Diana maar weinig bescherming kunnen bieden. Als de moordenaar niet de overtuiging heeft dat zijn slachtoffer alleen is, slaat hij niet toe. Diana is vooral in de beginfase geheel op zichzelf aangewezen. Ik vertrouw daarbij een beetje op de kennis van karate, die Jan van Looijen haar heeft bijgebracht. Prins zal haar straks nog voordoen hoe ze zich het beste tegen een shuto gammen-uschi kan verweren. Reeds de nihon nukite, die inleidende aanval op de ogen moet voorkomen worden.’

De grijze speurder zweeg. Hij wreef met zijn hand over zijn breed gezicht. Hij besefte plotseling in alle duidelijkheid welke gevaren de jonge vrouw liep. Hij vroeg zich af of hij het kon doen, of het moreel, ethisch verantwoord was, dat hij haar voor dit doel gebruikte. Wat was belangrijker: het leven van deze vrouw, of het vatten van de moordenaar, die — en daarvan was De Cock overtuigd — steeds opnieuw zijn slachtoffers zou zoeken. Waar lag het accent? Hij stapte langzaam op haar toe en hurkte bij haar neer. Zijn gezicht stond ernstig. ‘Diana,’ zei hij zacht, ‘je kunt je nog terugtrekken.’

Ze keek hem aan. Secondenlang. Haar gezicht zag bleek. Ze schudde langzaam het hoofd. ‘Nee, De Cock, ik trek mij niet terug. Nu niet meer.’

De grijze speurder kwam overeind. Hij legde vertrouwelijk een hand op haar schouder en knikte haar bemoedigend toe. ‘Dan zal ook ik mij aan mijn woord houden.’

Haar ogen werden ineens vochtig. Even leek het alsof de emoties haar overmanden, maar ze herstelde zich. Een matte glimlach gleed langs haar lippen. ‘Uh… eh, u bent verzekerd van mijn dankbaarheid.’ Fred Prins kwam van de wand vandaan. Hij wees met gestrekte arm naar de deur van het portaal. ‘Wat kunnen we doen als hij direct toeslaat? Ik bedoel… onmiddellijk nadat hij is binnengelaten?’

De grijze speurder gebaarde met beide handen. ‘Ik vertrouw op de moordenaar.’ Hij klonk vreemd, haast cynisch. Fred Prins reageerde verbaasd. ‘Vertrouwen op de moordenaar?’ vroeg hij verward.