Выбрать главу

De Cock knikte gelaten. ‘Op zijn modus operandi, zijn vaste patroon van handelen. Ik had dit anders nooit aangedurfd. De moordenaar sloeg nooit plotseling toe. Alle slachtoffers werden in hun woonkamer gevonden. Daar werden ze ook gedood. Vermoedelijk eerst na een kortere of langere woordenwisseling. Tot aan de woonkamer is Diana betrekkelijk veilig.’

Fred Prins gebaarde. ‘Hoe weet je, dat hij pas komt nadat het donker is?’

De Cock glimlachte. ‘Een zeer goede vraag.’ Hij wuifde om zich heen. ‘Bij de moorden die wij ontdekten, brandde in de woningen steeds de verlichting.’ Hij wendde zich tot Vledder. ‘Jij hebt het dossier gelezen. Dat was, naar ik meen, bij die overige moorden ook het geval.’

Vledder knikte voor zich uit. ‘Je hebt gelijk. Steeds was het licht aan.’ De Cock streek met zijn vinger langs zijn wat platte neus. ‘Geen van de slachtoffers werd in nachtgewaad gevonden. Ze waren normaal gekleed. Wanneer we beide feiten samenbinden, kunnen we daaruit de conclusie trekken dat de moordenaar steeds kwam na het donker worden en voor het slapen gaan.’ Hij grijnsde breed. ‘Tien, elf uur is dan een redelijke tijd.’

Ze hadden al ruim twee uur hun min of meer strategische posities ingenomen. De flat bood niet zo bar veel mogelijkheden. De bedoeling was de moordenaar bij verrassing te overmeesteren. Maar dan wel in een situatie die onweerlegbaar duidelijk was. Er mochten geen vraagpunten overblijven.

Vanaf de plek, waar hij zat, had De Cock een redelijk goed zicht op de woonkamer. Ze hadden daarvoor de schemerlamp en de fauteuils nog iets verschoven. Door het geribde glas van de haldeur kon hij Diana van Gellecom zien. Met de handen gevouwen voor zich uit, liep ze ijsberend heen en weer. Soms wierp ze het hoofd even achter in de nek en zwaaide met het lange haar. Uitingen van grote spanning en nervositeit.

Verderop, dichter bij de deur, hoorde hij de ademhaling van Vledder.

Het was een geluid, dat hij kende. Hun gezamenlijke strijd tegen de misdaad had hen al dikwijls in vergelijkbare situaties gebracht. De Cock hoopte dat de jonge Vledder zich zou kunnen beheersen, dat hij het moment van zijn optreden juist koos. Fred Prins zou hem bijstaan. Zijn lichaamskracht en kennis van karate moesten de aanval beslissen. De grijze speurder keek op zijn horloge. De tijd vergleed traag. Minuten leken uren.

Ineens ging de bel. Het geluid verraste hem volkomen. Hij keek door de haldeur en zag dat Diana van Gellecom verstijfde. Hij bad dat ze stand hield, dat ze de kracht en de moed had om open te doen. Er vergleden seconden, toen stapte ze weg… buiten zijn gezichtsveld. De Cock luisterde gespannen. Hij hoorde het klikken van het slot. Een mannenstem, het nerveuze weerwoord van Diana. Hij kon niet verstaan wat ze zei. Hij hoorde slechts de toon… de angst die meetrilde. De buitendeur viel dicht, de portaaldeur ging piepend open en Diana van Gellecom kwam weer in het beeld. Voor haar stond een man. Hij was middelgroot, ongeveer een meter zeventig, met iets gebogen rug en te lange armen, waardoor de gestalte een wat sullige aanblik bood. De Cock hoorde hoe verderop de ademhaling van Vledder versnelde. Hij bleef kijken, gespannen, het beeld van de man en de vrouw achter het glas fixeerde zijn netvlies. Twee babbelende mensen, het leek zo vredig, zo alledaags, zo ver van misdaad, dat hem het gevoel bekroop om aan die hele maskerade een eind te maken. Plotseling deed de man een stap terug, nam een houding aan die hij kende… kende van de demonstraties van Jan van Looijen. De haldeur bonsde open en Vledder stoof toe. De man leek verrast. Even maar. Een moment. Toen duwde hij met grote kracht Vledder van zich af en vluchtte. Ineens raakte voor De Cock alles in een stroomversnelling. Voor hem uit deinde Fred Prins, groot, breed, in een woeste galop. Hij wierp een snelle blik op Diana van Gellecom. Ze zat bleek, verdoofd in een fauteuil. Hij rende naar buiten. Hij zag de man… vluchtend voor Vledder en Prins uit. Hij zag hoe de man ineens stopte, de leuning van de balustrade greep, hoe hij in een wilde sprong omhoogwipte. Naast hem snerpte een gil. Diana van Gellecom klampte zich aan hem vast.

Verbijsterd keken ze toe.

Een angstige doodskreet weerkaatste tegen de flatgebouwen rondom, resoneerde in een verwarrende echo. De Cock sloot de ogen. De klap, die volgde, dreunde in zijn oren. Toen het geluid was verstomd, duwde hij Diana naar binnen en liep de gaanderij op. Prins en Vledder leunden over de balustrade op de plek, waar de man seconden tevoren nog had gestaan. Verslagen keken ze naar beneden.

De Cock wreef met de rug van zijn hand over het klamme voorhoofd. Hij voelde zich moe en oneindig triest. Hij had dit einde niet gewild. ‘Bel de geneeskundige dienst,’ zei hij mat. ‘En zeg, dat ze haast maken.’

Met gebogen hoofd liep hij naar de lift. Buiten sjokte hij naar de plek, waar hij het slachtoffer vermoedde. Hij knielde bij hem neer en voelde de pols. De man leefde nog.

Fred Prins bukte naast hem.

‘Ken je hem?’

De Cock knikte. ‘Gajus van Leeuwen,’ zei hij traag, ‘de oudste klerk van mr. Hazenberg.’

16

De Cock had hen beiden uitgenodigd voor een soort slotakkoord bij hem thuis. Hij deed dat altijd. Wanneer een onderzoek zijn einde had gevonden, gaf hij uitleg over het hoe en waarom van de gebeurtenissen, over zijn eigen inbreng en inzichten. Hij had er dit keer veel moeite mee en bepeinsde hoe hij het allemaal zou vertellen. Carte blanche had commissaris Buitendam hem gegeven… binnen het kader van de wet. En juist met dat laatste had hij altijd zoveel moeite. Recht was voor hem niet altijd dat wat in wetboeken is te vinden. Hij had zo zijn eigen gevoel voor rechtvaardigheid. Hij hoopte, dat Prins en Vledder dat gevoel met hem zouden delen. Maar hij was er niet gerust op.

Hij pakte een fles fijne cognac en schonk diepbolle glazen in. Onderwijl keek hij naar de beide jongemannen. Ze zaten onwennig in hun fauteuil. Op hun gezicht lag onrust, spanning. Hij wist, dat tal van vragen op hun lippen brandden. Rond het rechteroog van Vledder waren gele en dieppaarse verkleuringen, de plaats waar Gajus van Leeuwen hem met een karateslag aan het hoofd trof. De jonge rechercheur tastte met een bevende hand naar de gekwetste plek en bromde: ‘Wat was die vent snel. Ik had die tik al te pakken, voor ik nog bij hem was.’

De Cock zette de fles cognac weg. ‘Gajus van Leeuwen is dood,’ zei hij strak.

De beide jonge rechercheurs veerden uit hun fauteuil omhoog. ‘Dood?’ herhaalden ze in koor.

De grijze speurder knikte traag. ‘Hij is toch nog vrij vredig ontslapen. Vannacht om drie uur. Hij had ook vrijwel geen kansen meer. Het mag gewoon een wonder heten dat hij in eerste instantie de val overleefde. Hij had vele ernstige fracturen en vitale organen waren onherstelbaar beschadigd.’

Vledder keek hem aan. ‘Was je erbij?’

De Cock staarde voor zich uit. In zijn ogen lag een droeve blik. ‘Samen met zijn oude moeder. Ze was de enige, met wie hij nog contacten onderhield. We zaten aan zijn bed, toen hij na een moeizame bekentenis de ogen sloot en zachtjes heenging.’

Vledder slikte. ‘Heeft hij alle moorden bekend?’

‘Ja, alle tien.’

Op het jonge gezicht van Fred Prins kwam een wat verwrongen grijns. ‘Maar waarom?’ riep hij uit. ‘Wat hadden al die moorden voor zin?’ De Cock gebaarde met beide handen. ‘Wraak… of misschien kun je beter spreken van een kruistocht.’

‘Een kruistocht?’

Vledder knikte begrijpend. ‘Een eenzame kruistocht tegen vrouwen die hun man vernederen tot slaaf.’

Fred Prins grinnikte vreugdeloos. ‘Pleegde hij daarvoor al die moorden?’ In zijn stem trilde ongeloof.

De Cock streek met zijn hand over het grijze haar. ‘Ik heb nog een tijdje met zijn oude moeder gesproken. Een lieve vrouw, die er erg veel verdriet van had, dat haar enige zoon als maniak-moordenaar was ontmaskerd. Gajus van Leeuwen was zelf het slachtoffer van een vrouw, die hem verliet en hem gerechtelijk dwong tot een fors bedrag aan alimentatie. Er waren twee kinderen. Ze hield ze bij hem weg. Bovendien prentte ze die kinderen stelselmatig in, dat hun vader maar een waardeloze nietsnut was, met wie ze beter geen contact konden hebben. Zelf verwaarloosde ze die kinderen en onderhield relaties met tal van mannen, van wie ze geld ontving. Ze leefde in weelde en ontucht, terwijl Gajus, gebukt onder de alimentatieplicht, slechts een schamel bestaan restte.