Hij wierp een korte blik op het lijk bij de bank. ‘Uitgestoken ogen,’ knorde hij onverschillig. ‘Alweer. Het lijkt waarachtig wel een ritueel.’ Hij keek naar de grijze speurder op. Achter zijn dikke brillenglazen glansde verwondering. ‘Ik… eh, ik wist niet, dat u ook aan deze zaak werkte.’
De Cock schudde traag het hoofd. ‘U hebt gelijk. Dat deed ik ook niet. Maar de hoofdcommissaris heeft in zijn onmetelijke wijsheid anders beschikt.’
Dokter Den Koninghe glimlachte fijntjes. ‘Ze hebben dus een oud paard van stal gehaald.’
De Cock voelde een lichte wrevel in zich opkomen. ‘Ik ben geen oud paard,’ riep hij nukkig. ‘Bovendien stond ik niet op stal.’
De oude lijkschouwer lachte. ‘Ik wilde u niet kwetsen, integendeel.’
Hij plukte bedachtzaam aan zijn puntbaardje. ‘Maar u en ik… eh, we behoren toch niet meer tot de jongeren.’ In zijn stem trilde een vleugje weemoed. ‘Het is nu eenmaal zo.’ Hij wuifde achteloos naar het lijk op de vloer. ‘Apropos, wat ik zeggen wilde… ze is dood.’
De Cock glimlachte innemend. ‘Dat, heer Den Koninghe, had ik al begrepen.’
‘Hersenletsel.’
De oude speurder keek verrast op. ‘Hersenletsel?’ herhaalde hij getroffen.
De oude lijkschouwer knikte. ‘Schedelbreuken bij de rechterslaap, gevolgd door fatale beschadigingen van de hersenen.’ Hij weifelde even. ‘Net als bij al die andere vrouwen. Vraag het morgen bij de sectie maar aan dokter Rusteloos. Hij zal het bevestigen.’ ‘En het wapen?’ ‘Geen wapen.’
De Cock reageerde verbaasd. ‘Geen wapen?’ vroeg hij ongelovig.
De oude lijkschouwer schudde het hoofd. Tenzij jij de menselijke hand een wapen wilt noemen.’
De Cock keek hem secondenlang aan; de dikke lippen opeen geklemd. Tussen de stoppelige wenkbrauwen kronkelde een dwarse denkrimpel. ‘Dat wil ik,’ zei hij na een poosje. ‘De menselijke hand… in combinatie met een duivels intellect… het gruwelijkste wapen dat ik ken.’ Dokter Den Koninghe schudde afkeurend het hoofd. ‘Je bent te cynisch. Een hand is er ook om te strelen.’ Hij haalde wat achteloos zijn schouders op. ‘Maar misschien heb je wel gelijk. Je handelt in moord, en dat is een cynisch bedrijf.’ Hij lichtte zijn oude Garibaldi iets op en mompelde tot afscheid een groet. Bij de deur draaide hij zich om. ‘Als je er weer een hebt, je roept me maar.’ De Cock wuifde hem weg. Op een wenk van de grijze speurder traden de broeders van de geneeskundige dienst naderbij en tilden het slachtoffer op de brancard. Ze waaierden een laken over het verminkte gezicht en trokken de riemen aan. Zacht wiegend droegen ze de vrouw het kamertje uit. Vledder kwam bij het dressoir vandaan. Hij strooide een bundeltje papieren op de tafel en zwaaide. ‘Dat is alles wat ik heb gevonden.’ ‘Is er iets bijzonders bij?’
De jonge rechercheur schudde het hoofd. ‘De gebruikelijke santenkraam… polissen, ziekenfondskaart, Nederlands paspoort, huwelijks- en geboorteaankondigingen, overlijdensberichten, foto’s, rekeningen en oude brieven.’ ‘Wie is ze?’
Vledder pakte het blauwe paspoort uit de stapel. ‘Antoinette Henriëtte van Deijl,’ las hij hardop. ‘Ruim zevenentwintig jaar geleden in Castricum geboren.’ Hij liet het pasfotootje aan De Cock zien. ‘Dat is ze wel, dacht ik.’ Hij wierp het document achteloos terug op tafel. ‘Er zijn een aantal brieven gericht aan ene ‘mevrouw’ Roozenblad. Die naam ‘Roozenblad’ vind je ook op een oud naamplaatje aan de deur.’ ‘Getrouwd?’
De jonge rechercheur trok een bedenkelijk gezicht, ‘Als je het mij vraagt, is ze gescheiden. De meest recente rekeningen staan niet op naam van Roozenblad, maar op naam van Van Deijl.’ De Cock glimlachte. ‘Dan moet ze met ene Roozenblad getrouwd zijn geweest.’
‘Precies.’
‘Kinderen?’
Vledder wees naar de laden van het dressoir. ‘Er zijn daar bergen foto’s van baby’s en kleuters. Een jongen en een meisje. Maar dat kunnen natuurlijk ook kinderen van familie zijn, of van kennissen.’ De Cock knikte traag voor zich uit. Hij liet zijn blik nog eens door het kamertje dwalen. Links naast het forse dressoir prijkte een kleurentelevisie van het nieuwste model in een zacht glanzende kast. Rechts in de hoek was een kleine huisbar ingericht. Ook duidelijk nieuw. De grijze speurder slofte langs de bank, stapte over een plasje bloed op het kleed.
Hij bekeek de stellage achter de huisbar. Tot zijn verbazing zag hij tussen de voorraad dranken een fles Franse cognac van het merk dat hij al jaren boven alle andere merken verkoos. Zoet dwaalden zijn gedachten naar vriend Smalle Lowietje en zijn schemerig intiem lokaaltje aan de Barndesteeg.
Plotseling zwaaide de deur van de kamer open en sloeg dreunend tegen de muur. In de deuropening stond een jonge vrouw in een lichtblauw spijkerpak. Ze zag er verhit, verwilderd uit. Ze hield zich aan de stijlen vast en veegde het lange blonde haar uit haar gezicht. Uit haar helgroene ogen straalden angst en verbijstering. ‘Ze is dood,’ hijgde ze. Ze knikte heftig alsof ze haar eigen woorden wilde bevestigen. ‘Ik weet het, ze is dood.’
De Cock kwam van achter de bar langzaam op haar toe. Hij bleef voor haar staan en keek haar schuins, onderzoekend aan. ‘Wie bent u?’ Ze trok haar hoofd met een ruk omhoog. ‘Ik ben Josje… Josje van Aerdenhout.’
‘U… eh, u kent het slachtoffer?’
Ze knikte en zette een paar sterke tanden in haar bevende onderlip. ‘Antoinette… Antoinette van Deijl. Ze is… was mijn vriendin.’ De Cock schoof de mouw van zijn colbert iets op en keek nadrukkelijk op zijn horloge. ‘Wie bracht u zo snel op de hoogte van haar dood?’ ‘Niemand.’
De Cock drukte zijn verwondering weg. ‘Niemand?’ herhaalde hij. Ze schudde loom het hoofd. ‘Ik wist het… uit mijzelf.’
5
De Cock vatte haar rustig bij de arm en leidde haar verder de kamer in. ‘We moeten samen eens praten,’ sprak hij vriendelijk. Josje van Aerdenhout scheen hem niet te horen. Haar ogen dwaalden angstig rond. ‘Waar lag ze?’ In haar stem vibreerde een lichte huivering.
De grijze speurder zwaaide wat vaag in de richting van de brede bank.
‘Daar,’ zei hij zacht. ‘Het was geen prettige ontdekking.’
Ze greep naar haar hoofd. ‘Hadden ze, was er wat met haar gedaan?’
De Cock trok rimpels boven zijn neus. ‘U bedoelt…?’
‘Hadden ze haar verkracht?’
‘Verkracht?’ reageerde De Cock verbaasd.
Ze knikte heftig. ‘Ja, verkracht.’
De grijze speurder schudde langzaam het hoofd. ‘Er zijn geen aanwijzingen,’ sprak hij voorzichtig, ‘dat iets dergelijks is gebeurd.’ Hij blikte opzij. ‘Had… eh, had u dat dan verwacht?’ Ze draaide zich met een ruk naar hem toe. ‘Het moet toch zin hebben? Al die gruwelijke moorden. Dat is toch duidelijk het werk van een idioot, een seksuele maniak.’ Haar stem sloeg wat over. ‘Een beestmens.’
De Cock keek haar kalm onderzoekend aan. ‘Een man dus,’ sprak hij gelaten.
Ze kneep haar fraai gevormde lippen op elkaar en snoof. In haar helgroene ogen gloeide pure verachting. ‘Natuurlijk,’ reageerde ze scherp, ‘een man. Vrouwen komen niet tot zulke excessen.’
De Cock negeerde de opmerking. Hij bracht haar naar de huisbar in de hoek en schoof een kruk bij. ‘Hoelang kent u Antoinette van Deijl?’
Ze blikte peinzend naar het plafond. ‘Drie maanden ongeveer. Ik heb haar leren kennen in de Warmoesstraat bij de crèche, waar we onze kinderen brachten.’
‘Antoinette had kinderen?’
‘Twee, net als ik.’
‘Zijn ze nog op de crèche?’
Ze schudde haar hoofd. ‘Nee, al een maand niet meer. Wij hebben de kinderen ondergebracht bij nette families in Noord-Brabant.’ ‘Waarom?’
Ze pakte haar tasje en zocht naar sigaretten, nerveus, met plukkende vingers.
‘Waarom?’ herhaalde De Cock. ‘Waren u en Antoinette bang, dat er iets met de kinderen kon gebeuren?’