Выбрать главу

De Cock keek langzaam naar hem omhoog. De man maakte een onverzorgde indruk. Het lichtgrijze kostuum dat hij droeg, zat vol vlekken en hing slobberig om zijn omvangrijk lijf. Het overhemd was verkreukeld en langs de witte boord schemerde een vettig randje.

‘Roozenblad?’

De man knikte.

‘Charles… Charles Roozenblad.’

De oude speurder schonk hem zijn beminnelijkste glimlach. Hij kwam half uit zijn stoel overeind. Breed, hoffelijk gebaarde hij naar de stoel naast zijn bureau. ‘Gaat u zitten,’ sprak hij vriendelijk. ‘Mijn naam is De Cock.’

Hij gebaarde opzij. ‘En dat is mijn collega Dick Vledder.’ Hij weifelde even. De brede glimlach op zijn gezicht gleed weg en maakte plaats voor een uitdrukking van ernst en droefheid. ‘Wij… eh, wij condoleren u met het verlies van uw… eh, gewezen vrouw.’ Charles Roozenblad wuifde de condolatie weg, resoluut, in een bruusk gebaar. Hij liet zich puffend op de stoel zakken, nam een smoezelige zakdoek uit zijn broekzak en wiste zich het zweet van zijn voorhoofd. ‘Waar zijn mijn kinderen?’ Het klonk nors, onvriendelijk. De grijze speurder veinsde verwondering. ‘Kinderen?’ vroeg hij onnozel.

De man knikte heftig. ‘Ik heb bij haar twee kinderen, een jongen en een meid.’ Over zijn wat pafferig gezicht gleed een glimp van vertedering. ‘Lieve kinderen, echte schatten. Vooral aan die jongen van me ben ik erg gehecht.’ Hij zweeg even, schudde triest het hoofd. ‘Ze moffelde ze weg, dat wijf, hield ze voor mij verborgen. Ik heb ze nu al in maanden niet gezien.’

‘Waarom deed ze dat?’

‘Wat?’

De Cock gebaarde wat ongeduldig. ‘De kinderen voor u verborgen houden?’

Charles Roozenblad kneep zijn dikke lippen op elkaar. ‘Antoinette gebruikte ze als hefboom, begrijpt u, om haar zin door te drijven. Door steeds de kinderen verborgen te houden heeft ze mij al driemaal gedwongen het bedrag van haar alimentatie aanzienlijk te verhogen. En dat in nog geen twee jaar.’ Hij blikte voor zich uit. ‘Ze wist dat ik veel van de kinderen hield.’

‘Morele chantage.’

Charles Roozenblad grijnsde met een scheve mond. ‘Chantage, dat heeft u goed gezegd. Dat is inderdaad het juiste woord. Pure chantage, waaraan niemand iets doet. Stap naar de raad voor de kinderbescherming, beklaag je bij de voogdijraad, de kinderrechter, doe wat je wilt, het geeft je niets.’ Zijn stem klonk bitter. ‘Als man sta je machteloos.’ De grijze speurder schudde het hoofd. ‘Ik ben het niet met u eens. U hebt wel degelijk rechten. U had met haar een regeling moeten treffen, bindend voor beide partijen.’

Charles Roozenblad reageerde fel. Hij zwaaide wijd met beide armen. Op zijn bleke wangen kwam een blos. ‘Dat heb ik geprobeerd, duizendmaal, steeds opnieuw in een redelijk gesprek. Ik heb mij steeds gebukt, aan haar eisen toegegeven.’ Hij schreeuwde wild. ‘Vanmiddag nog heb ik Antoinette, wilde ik haar…’ Hij stokte plotseling. Zijn ogen werden groot en zijn mond zakte open. Tersluiks dwaalde zijn blik naar De Cock.

De grijze speurder registreerde de hapering. Hij keek de man voor hem schuins onderzoekend aan. ‘Wat wilde u vanmiddag?’ vroeg hij zacht. De man zweeg, slikte. Zijn adamsappel danste op en neer. De Cock boog zich iets naar hem toe. ‘Wat, meneer Roozenblad?’ drong hij aan.

Charles Roozenblad bleef zwijgen. Hij streek met zijn tong langs zijn droge lippen. Zijn grote handen trilden. Zweet parelde op zijn voorhoofd.

De Cock verschoof zijn stoel en boog zich nog verder naar hem toe. Het vlezige gezicht van Charles Roozenblad was dichtbij. Hij zag een ader kloppen in zijn hals. ‘Ik zal het u zeggen,’ begon hij fluisterend. ‘U wilde met Antoinette praten, over de kinderen, heel redelijk, als verstandige mensen. U hoopte bij haar begrip te vinden, trachten haar duidelijk te maken dat het ook uw kinderen waren. Maar Antoinette wilde niet luisteren, ze lachte u uit, zei dat als het aan haar lag, u de kinderen nooit meer zou zien.’

De grijze speurder ademde diep, peilde de reacties op het brede gezicht voor hem. ‘U voelde,’ ging hij hijgend verder, ‘hoe de woede naar uw vingertoppen gleed en besefte ineens, in alle duidelijkheid, hoe intens u haar haatte, hoe ze uw leven had vergald, verwoest, er alle vreugde aan had ontnomen… en toen ze weer lachte, opnieuw zei dat…’

Charles Roozenblad sprong op, wild, geschrokken. De stoel waarop hij zat, viel om, kletterde op de vloer.

‘Nee.’ Hij gebaarde heftig, afwerend, met beide handen naar voren. ‘Nee, ik niet… ik niet. Ik heb haar niet vermoord.’ De Cock kwam overeind. Zijn gezicht was een stalen masker. Iets gebogen, bijna dreigend liep hij op de grote man toe. Charles Roozenblad deinsde achteruit. Hij leek ineens klein, nietig in zijn angst. Hij schudde aanhoudend het hoofd.

‘Ze was al dood… ze was al dood!’

6

‘Ze was al dood!’

De schreeuw van Charles Roozenblad klonk nog na, echode tegen de kale wanden van de grote recherchekamer. De Cock vatte de man bij de arm en leidde hem terug. ‘Ga weer zitten,’ zei hij scherp. Hij raapte de omgevallen stoel op.

‘U was dus bij haar.’

‘Ja.’

‘Waarom?’

Charles Roozenblad tastte in een zijzak van zijn colbert, nam daaruit een verkreukelde enveloppe en legde die op het bureau van De Cock. ‘Ze schreef mij via haar advocaat, dat ze een onderhoud met mij wilde.’

‘Wanneer?’

‘Vanmiddag bij haar thuis.’

‘Hoe laat?’

‘Twee uur.’

‘Was u op tijd?’

Charles Roozenblad knikte. ‘Misschien was ik er een paar minuten over tweeën. Maar veel later niet. Ik parkeerde mijn wagen op de Nieuwezijds Voorburgwal bij een parkeermeter en liep naar haar woning aan de Kolk. Ik deed kalm aan, overdacht wat ik haar allemaal zou zeggen.’

‘Had u enig idee wat ze van u wilde?’

Charles Roozenblad grinnikte vreugdeloos. ‘Geld, wat anders? Antoinette gaf het gemakkelijk uit, dom, onverantwoord, vaak om de genegenheid van louche vriendjes te kopen.’ Hij zweeg even. ‘Dat ik voor elke cent die ik haar gaf, hard heb moeten sappelen, heeft ze nooit willen begrijpen.’ Hij zuchtte diep. ‘Het kon haar geen barst schelen, geloof ik.’

De Cock keek hem aan; beluisterde de bittere toon. ‘U was rijp voor moord,’ zei hij vlak.

Charles Roozenblad boog het hoofd. ‘Ik moet u eerlijk bekennen dat ik wel eens met de gedachte aan moord heb gespeeld. Ik had dit ook nooit mijn hele leven lang uitgehouden.’

De Cock wreef met zijn hand over zijn breed gezicht. ‘Het was dus een… eh, een vriendelijke speling van het lot, dat een ander het karwei voor u opknapte.’

Charles Roozenblad draaide op zijn stoel. Rond zijn slappe mond kwamen harde trekken. Zijn ogen flikkerden. ‘Ik heb met haar dood niets te maken,’ reageerde hij ineens fel, heftig. ‘Niets, hoort u. En ik laat mij dat door u ook niet aanpraten.’

De Cock glimlachte beminnelijk. ‘Ik zoek de waarheid,’ zei hij kalm. ‘Een onhebbelijkheid van mijn beroep.’ Hij gebaarde naar de man. ‘U hebt aan de gevonden situatie in de woning niets veranderd?’ Charles Roozenblad schudde droef het hoofd. ‘Ik zag vrijwel onmiddellijk dat ze dood was.’

‘Hoe?’

‘Zoals ze daar lag, haar houding… het bloed op haar gezicht.’

‘En toen?’

‘Niets, helemaal niets. Ik was verlamd, te verbijsterd om iets te doen. Hoelang ik als versteend aan haar voeten heb gestaan, weet ik niet. Toen ik mij weer kon bewegen, ben ik in een soort paniek de straat opgerend. Ik herinner mij dat ik een paar maal de Nieuwendijk op en neer heb gelopen, botsend tegen de mensen. Uiteindelijk ben ik op de Martelaarsgracht een café ingevlucht. Ik nam snel achter elkaar een paar borrels. Dat hielp. Ik knapte er aardig van op.’ De Cock wreef langs zijn kin. ‘Toen heeft u vanuit het café Josje van Aerdenhout gebeld.’