De oude rechercheur knikte.
‘De Cock… eh, met ceeooceekaa.’
De vrouw glimlachte. Er gleed een kuiltje in haar wang en haar lippen krulden. Het gaf aan haar lang bleek gezicht een lieflijke uitstraling.
‘Dat weet ik. Mijn man heeft mij gezegd hoe uw naam gespeld moet worden.’
‘Uw man?’
De vrouw knikte.
‘Hij was gisteravond laat nog bij u… Andries Korreman. Wij wonen in Ouderkerk aan de Amstel, aan de Willem van Egmontlaan.’
De Cock bedacht zich een moment en strekte toen zijn wijsvinger naar haar uit.
‘Dan bent u Nanette?’
‘Inderdaad.’
‘Hoe gaat het met Elisa?’
Het gezicht van Nanette Korreman versomberde.
‘Haar lot ligt in handen van Onze-Lieve-Heer. Maar ik heb goede hoop dat Hippocratine en haar dochters Elisa zullen genezen.’
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
‘Hippocratine?’ vroeg hij met gespeelde verwondering. ‘U bedoelt mevrouw Alida van Boskoop.’
Op het smalle gelaat van Nanette Korreman kwam een harde trek.
‘Voor mij is zij Hippocratine,’ sprak ze met nadruk, ‘de vrouw die van Onze-Lieve-Heer de gave van de geneeskunst heeft gekregen en die gave weer aan haar dochters heeft overgedragen. Volgens het bijbelwoord is haar gezegd: geneest de kranken, reinigt de melaatsen, wekt de doden en werpt de duivelen uit.’
Nanette Korreman zweeg en wees naar de stoel naast het bureau van De Cock.
‘Mag ik gaan zitten?’
De oude rechercheur kleurde.
‘Neemt u plaats,’ sprak hij gehaast. ‘Neemt u plaats. Mijn verontschuldiging dat ik u zo lang heb laten staan. Ik was niet alert genoeg. Het kwam omdat uw betoog mij zo boeide.’ De Cock pauzeerde om haar de gelegenheid te geven haar zware loden regenmantel los te knopen.
‘Ik… eh, ik heb de reden van uw komst nog niet gehoord.’ Nanette Korreman verschoof iets op haar stoel.
‘Die heer Van de Koperberg uit Amstelveen heeft weer gebeld. Hij vroeg of ik al bij u was geweest. Toen ik hem zei dat ik mijn man naar de recherche had gestuurd, was hij teleurgesteld. Hij vroeg mij of ik toch even de moeite wilde nemen om zelf te gaan.’ ‘Waarom?’
‘Ik ken Hippocratine en haar dochters nog van vroeger. Dat heb ik die heer Van de Koperberg eens verteld toen we samen in de wachtkamer zaten. Hij meende dat ik u misschien enige informatie kon verschaffen die u kon gebruiken bij uw onderzoek.’ ‘U kent haar van vroeger?’
Nanette Korreman knikte.
‘Ik kom oorspronkelijk uit Putten. Daar ben ik geboren. Hippocratine komt ook uit Putten. Samen met haar dochters woonde ze niet ver van ons vandaan. Haar dochters zijn ongeveer van mijn leeftijd. Christina zat bij mij in de klas. Ik heb dikwijls met haar gespeeld. Maar mijn ouders zagen niet graag dat ik met haar omging.’
De Cock keek haar verwonderd aan.
‘Om welke reden?’
Op het gezicht van Nanette Korreman kwam een smartelijke trek.
‘Hippocratine was een ongehuwde moeder. Angela, Beatrijs en Christina hebben hun vaders, hun verwekker nooit gekend. Voor mijn ouders was dat een grote schande. Er waren er meer bij ons in de gemeente die er zo over dachten. Ze waren niet zo erg gezien. Ik vermoed dat Hippocratine en haar dochters daarom naar Amsterdam zijn getrokken.’
‘Had Hippo… eh, ik bedoel Alida van Boskoop in Putten al een reputatie als chiromantiste?’
Nanette Korreman knikte nadrukkelijk. Haar helgroene ogen glinsterden.
‘Hippocratine heeft destijds in Putten heel veel mensen geholpen en genezen. Ik was als jong meisje al onder de indruk van haar verschijning en genoot van de verhalen die over haar de ronde deden… prachtige verhalen over wonderbaarlijke genezingen, zoals ik die vanuit de bijbel kende.’
De Cock gebaarde in haar richting.
‘Haar dochters wonen nu aan de rand van het Speulder- en Sprielderbos.’
‘Dat weet ik. Ze komen om beurten naar Amsterdam om Hippocratine bij te staan.’
De Cock keek haar onderzoekend aan.
‘U bent goed geïnformeerd.’
‘Zeker. Ik ben geïnteresseerd gebleven.’
De Cock aarzelde even.
‘Weet u dat Hippocra… eh, ik bedoel Alida van Boskoop, van zichzelf heeft gezegd dat ze onsterfelijk is?’
Nanette Korreman knikte.
‘Dat is ze ook. Onsterfelijk. De dood heeft voor Hippocratine geen enkele betekenis.’
Het gezicht van De Cock verstrakte.
‘Maar de onsterfelijke is dood.’
Nanette Korreman keek hem verbijsterd aan.
‘Dood?’
De Cock ademde diep. Hij wees voor zich uit.
‘Mijn collega Vledder,’ sprak hij somber, ‘heeft haar ontzielde lichaam vanmiddag in het Speulder- en Sprielderbos gevonden. Ze lag in een primitief graf onder een stapel zwerfkeien.’ Nanette Korreman staarde wezenloos voor zich uit. Na enige tijd schudde ze haar hoofd.
‘Dat was niet Hippocratine.’
De Cock wreef met zijn vlakke hand over zijn breed gezicht. ‘Christina heeft mijn collega de plek gewezen waar de dochters haar in het Speulder- en Sprielderbos hadden begraven. Christina heeft het gevonden lichaam als dat van haar moeder herkend.’
Het gezicht van Nanette Korreman werd wasbleek.
‘Het is tijdelijk,’ sprak ze versluierd. ‘Niet voor eeuwig. Hippocratine is niet dood. Haar ziel is even weg voor een korte trip naar de hemel. Ze zal in haar volle glorie terugkeren.’ De Cock krabde met zijn beide handen over zijn voorhoofd. Peinzend zocht hij naar een goede voortzetting van zijn verhoor. ‘Nanette Korreman,’ sprak hij bezwerend, ‘lieve vrouw, ik gun u uw fantasieën.’
‘Het zijn geen fantasieën.’
De Cock zuchtte.
‘Ik gun u uw persoonlijke overtuigingen, ik gun u uw overdenkingen, uw geestelijk houvast. U mag van mij geloven dat de onsterfelijke Hippocratine niet dood is. Misschien is het voor uw gemoedsrust zelfs goed dat u uw geloof in haar onsterfelijkheid behoudt, maar ik heb mij als rechercheur van politie aan de realiteit te houden. Ik heb geen andere keus.’
De oude rechercheur zweeg even. Vermoeid.
‘Hippocratine, voor ons Alida van Boskoop, stierf ongeveer veertien dagen geleden. Haar dochters waren van mening dat hun moeder zelfmoord had gepleegd. Omdat men haar overlijden niet openbaar wilde maken, hielden ze haar dood geheim en begroeven haar in het Speulder- en Sprielderbos. Ons onderzoek heeft echter uitgewezen dat Alida van Boskoop geen zelfmoord heeft gepleegd, maar werd vermoord.’
Nanette Korreman keek hem geschrokken aan.
‘Vermoord?’
De Cock knikte.
‘Dat is mijn overtuiging.’
De oude rechercheur boog zich iets naar haar toe.
‘Wist u dat Beatrijs getrouwd is geweest?’
Nanette Korreman knikte.
‘Ze zijn alledrie getrouwd geweest.’
De mond van De Cock zakte iets open.
‘A lled r ie?’
Nanette Korreman knikte opnieuw.
‘Alledrie… en alledrie de huwelijken zijn gestrand, geëindigd in echtscheidingen. In de nabijheid van de stralende Hippocratine verbleekten en verschrompelden de mannen. De huwelijken van de drie dochters waren gedoemd te mislukken.’
De Cock keek Nanette Korreman secondenlang aan. Er was iets in die vrouw dat hij haatte en bewonderde.
‘Beatrijs vertelde mij vanmorgen dat haar ex-man opnieuw met haar in het huwelijk had willen treden. Alida van Boskoop was daar fel op tegen. Haar ex-man zou Alida daarna een paar maal met de dood hebben bedreigd. Letterlijk zou hij hebben gezegd: Als jij Beatrijs niet loslaat, draai ik op een goede dag je nek om.’
Nanette Korreman knikte gelaten.
‘Dat klopt.’
De Cock trok diepe rimpels in zijn voorhoofd.