‘Dat weet u?’
Nanette Korreman knikte opnieuw.
‘Patrick is een krachtige en opvliegende man. Het type Mozes.’ ‘U kent hem?’
Nanette Korreman liet haar hoofd iets zakken.
‘Mijn eigen naam,’ sprak ze zacht, ‘is Nederveldt. Patrick is mijn broer.’
7
‘Gaan we hem arresteren?’
‘Wie?’
Vledder keek De Cock verwonderd aan.
‘Die Patrick Nederveldt.’
De oude rechercheur trok een bedenkelijk gezicht.
‘Zie jij voldoende gronden?’
Vledder knikte nadrukkelijk.
‘Patrick Nederveldt heeft een motief. Alida heeft door kwaadsprekerij zijn huwelijk vernield en als hij de breuk wil herstellen door opnieuw een huwelijk met zijn ex-vrouw Beatrijs aan te gaan, houdt moeder Van Boskoop dat tegen.’
‘Een redelijk motief?’
Vledder tuitte zijn lippen. ‘Ik vind van wel. Het is om hels te worden. Projecteer zo’n situatie eens op jezelf?’
De Cock gniffelde. ‘Ik heb een lieve schoonmoeder.’ Vledder wuifde de opmerking weg.
‘Volgens zijn zuster Nanette is Patrick Nederveldt een krachtige en opvliegende man.’
De jonge rechercheur keek naar De Cock op.
‘Wat bedoelt ze feitelijk met een type Mozes?’
De Cock glimlachte.
‘De gelovige Nanette Nederveldt bedoelt vrijwel zeker de bijbelse Mozes, de energieke leider die de Israëlieten uit Egypte voerde, de man van de wet, van de tien geboden, maar ook de man die in zijn jonge jaren een Egyptische opzichter doodde en zijn lijk in het zand begroef.’
Vledder knikte begrijpend.
‘Nanette Nederveldt acht haar broer Patrick dus wel degelijk tot een moord in staat.’
‘Ik vermoed,’ reageerde De Cock voorzichtig, ‘dat ze ons dat duidelijk heeft willen maken… met haar vergelijking met de bijbelse Mozes.’
‘Waar wachten we dan op?’ vroeg Vledder opstandig. ‘Nog meer aanwijzingen? Bedenk, dat hij ook bedreigingen heeft geuit. Meermalen. Daarvan zijn getuigen, mensen die in de wachtkamer van de chiromantiste zaten. Het moet voor ons toch mogelijk zijn om een paar van die getuigen te achterhalen.’ De jonge rechercheur zwaaide met zijn armen.
‘En dan nog iets,’ riep hij betogend. ‘Volgens Angela van Boskoop waren er aan het huis op de Brouwersgracht geen sporen van braak die morgen, toen zij haar moeder aan de deur van de behandelkamer zag hangen. Patrick van Nederveldt hoefde niet in te breken. Hij had een sleutel.’
De Cock keek zijn jonge collega bewonderend aan.
‘Je bent een bekwame aanklager. Toch ben ik niet helemaal overtuigd.’
‘Waarom niet?’
‘Gevoelsmatig.’
‘Gevoelsmatig,’ herhaalde Vledder smalend. ‘Dat is toch geen argument. Wil je daar op je stoel blijven zitten tot die Patrick Nederveldt een tweede moord pleegt, bijvoorbeeld op zuster Angela, van wie hij weet dat ze medeverantwoordelijk was voor het mislukken van zijn huwelijk met Beatrijs?’
De Cock negeerde de smalende ondertoon.
‘Ik zet niet graag iemand in de cel wanneer ik niet de overtuiging heb dat ik de juiste man of vrouw te pakken heb,’ antwoordde hij gelaten. ‘Dat is een gewetenszaak.’
‘Patrick Nederveldt is de juiste man.’
‘Ik ben niet overtuigd,’ sprak De Cock kalm en beslist. De oude rechercheur kwam uit zijn stoel overeind en slenterde naar de kapstok.
Vledder kwam hem na.
‘Waar ga je heen?’
De Cock glimlachte.
‘Smalle Lowietje.’
Vledder knikte begrijpend.
‘Jouw dorstige keel snakt naar een cognackie.’
Lowietje, ter aanduiding van zijn geringe borstomvang meestal Smalle Lowietje genoemd, trok zijn levendig muizensmoeltje in een vriendelijke plooi, staakte het glazen spoelen, veegde zijn vingers langs zijn morsig vest en stak de oude rechercheur spontaan een hand toe.
‘Welkom in mijn etablissement.’
De Cock drukte de klamme hand en hees zijn zware bovenlijf op een barkruk naast Vledder.
‘Ook goedenavond,’ reageerde hij laconiek.
‘Hetzelfde recept?’
Zonder op antwoord te wachten dook de tengere caféhouder onder de tapkast en kwam weer boven met een fles pure Franse cognac Napoleon, die hij met een haast devoot gebaar voor de grijze speurder neerzette.
‘Nog van mijn oude voorraad,’ lispelde hij vergenoegd. Hij pakte drie bolle glazen en schonk in, plechtig, als gold het een ceremonieel gebeuren.
Rechercheur De Cock keek vrolijk glunderend toe. Hij hield van die momenten. En hoewel hij wist dat de smalle caféhouder een dief was, een heler, een man die in zijn leven vrijwel alles had gedaan wat God in zijn wijsheid had verboden… hield hij van Lowietje.
‘Proost.’
Hij nam het glas op, schommelde het in zijn hand en snoof de prikkelende geur van de cognac op. Voorzichtig nam hij een slokje. Zacht gleed het fluwelen vocht langs zijn dorstige keel. Met een peinzende blik keek hij naar het glas en zette het met een teder gebaar op de tapkast terug.
‘Als ik gepensioneerd ben, zal ik dit missen.’
Smalle Lowietje keek hem verwonderd aan.
‘Je kunt toch blijven komen? Daar heb je de Kit toch niet voor nodig? Mijn etablissement zal voor jou altijd toegankelijk zijn.’ ‘Bedankt, Lowie,’ antwoordde De Cock vertederd.
Hij draaide zich op zijn kruk om naar Vledder.
‘Nu wij beiden verschillen over de juiste voortzetting van ons onderzoek,’ sprak hij gedragen, ‘wordt het tijd voor een buitenlandse kreet: chi va piano, chi va sano, chi va sano, va lontano.’
De jonge rechercheur keek hem wantrouwend aan.
‘En dat betekent?’
‘Die langzaam gaat, gaat zeker, die zeker gaat, gaat ver… Ergo: langzaam maar zeker, dan breekt het lijntje niet.’
‘Je kunt ook te laat komen,’ reageerde Vledder koppig. ‘Ik blijf van mening dat wij die Patrick vanavond nog moeten arresteren.’
Smalle Lowietje kwam tussenbeide.
‘Hebben de heren ruzie?’ vroeg hij grappend.
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Geen ruzie, maar een ernstig verschil van mening. Mijn collega Vledder is jeugd. En de jeugd van nu is onstuimig.’ Smalle Lowietje lachte.
‘En de oudjes terughoudend en traag.’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Niet terughoudend, niet traag, maar bedachtzaam. Je mag niet lichtvaardig iemand van zijn vrijheid beroven. Een arrestatie is voor de betrokkene een ingrijpende gebeurtenis. Daar moet je goed over nadenken. Ik ben altijd heel behoedzaam.’ Lowietje gebaarde naar Vledder.
‘Hij niet?’
‘Nog niet.’
‘Zitten jullie weer in de prijzen?’ vroeg Lowietje.
‘Dat mag je wel zeggen,’ beaamde De Cock.
‘Moord?’
‘We hebben vanmiddag,’ verzuchtte De Cock, ‘begraven in een bos op de Veluwe, een dode vrouw gevonden, een bekende chiromantiste. We hebben goede gronden om aan te nemen dat ze is vermoord.’
‘Kon ze zeker haar eigen handschrift niet lezen,’ sprak Lowietje spottend.
‘Hoe bedoel je dat?’
‘Een chiromantiste is toch een handlijnkundige?’
‘Inderdaad.’
‘Die moet, zo dacht ik, uit haar eigen hand haar eigen lot kunnen lezen.’
De Cock kneep zijn ogen half dicht.
‘Hand-schrift.’
Hij proefde het woord op zijn tong.
De tengere caféhouder keek hem beteuterd aan.
‘Niet goed?’
Het gezicht van De Cock klaarde op.
‘Uitstekend, Lowie,’ sprak hij lovend. ‘Uitstekend. Een handlijnkundige leest het lijnenschrift van je hand… handschrift.’ Hij keek de tengere caféhouder vragend aan.
‘Je bedoelt, dat ze in dat handschrift haar eigen dood had kunnen lezen?’
Smalle Lowietje knikte.
‘Dan laat je je toch niet vermoorden? Je stapt toch ook niet in een vliegtuig als je weet dat het na een uurtje reddeloos zal neerstorten?’