Выбрать главу

De Cock lachte.

‘Jij gelooft niet in voorspellingen uit je hand?’

‘Flauwekul.’

‘De vrouw werd druk geconsulteerd.’

De caféhouder boog zich iets naar voren.

‘Het is toch niet die van de Brouwersgracht?’

De Cock keek hem schattend aan.

‘Hoezo?’

‘Die is onsterfelijk.’

De Cock nam nog een slok van zijn cognac.

‘Die is het wel,’ sprak hij mat. ‘De onsterfelijke is dood.’ Smalle Lowietje keek hem verwonderd aan.

‘Zonder gein?’

‘Zonder gein,’ herhaalde De Cock ernstig.

‘Ik heb er nog niets over gehoord en je weet… onze eigen penoze-tamtam werkt heel snel.’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Ik heb ook liever dat er nog geen ruchtbaarheid aan wordt gegeven. Haar dochters willen de mythe van de onsterfelijkheid van hun moeder zo lang mogelijk in stand houden.’ ‘De onsterfelijke dood,’ sprak Lowietje hoofdschuddend. ‘Niet te geloven. Als Rooie Bertus het hoort, geeft hij elke avond een rondje.’

‘Rooie Bertus, de kleine kluisjesman?’

‘Hij is met een van haar dochters getrouwd geweest.’ ‘Met welke?’

‘Dat weet ik niet. Ik heb nooit een voornaam horen noemen. Volgens Rooie Bertus zijn haar dochters alledrie beeldschoon. Om rauw in te bijten.’

De Cock schoof zijn lege glas naar Lowietje toe.

‘Waarom zou Rooie Bertus bij het horen van haar dood gulle rondjes geven?’

De caféhouder schonk in.

‘Omdat hij blij zal zijn dat ze in haar kist ligt. Hij heeft haar alle ziektes van de wereld toegewenst. Van de tyfus naar cholera tot kanker. Mensen, mensen, wat had hij een hekel aan dat waarzeggende wijf. Hij kon haar bloed wel drinken.’

De Cock pakte zijn glas.

‘Waarom?’

Smalle Lowietje grijnsde breed.

‘Ze heeft hem verlinkt. Door haar toedoen verdween hij voor jaren achter de tralies.’

‘En toen hij uit de bajes kwam, bleek dat hij geen vrouw meer had.’

‘Ze zijn inderdaad gescheiden.’

‘Omdat moeder dat zo wilde.’

De tengere caféhouder knikte.

‘Weet je, dat zat Rooie Bertus nog het meest dwars. Ze had hem niet alleen verlinkt, maar ook zijn vrouw afgenomen.’

De rechercheurs verlieten het schemerig intieme lokaaltje van Smalle Lowietje. Met de milde gloed van de cognac in hun aderen liepen ze via de Achterburgwal, de Oude Kennissteeg en het Oudekerksplein terug naar de Kit.

Het regende nog zonder pauzes. Traag en loom daalde het hemelwater op hen neer. De nattigheid deed geen afbreuk aan de business. Het droeve leger van behoeftigen trok in dichte drommen langs de roze etalages met schaarsgeklede vrouwen in velerlei fatsoen.

De Cock keek spottend opzij naar Vledder.

‘Gaan we nu Rooie Bertus arresteren?’

De jonge rechercheur ging niet op de provocatie in. ‘Waarom noemen ze hem de kleine kluisjesman?’

De Cock glimlachte.

‘Omdat hij een meester is in het kraken van kleine bankkluisjes. In zijn goede jaren heeft hij daar schatten mee verdiend.’ ‘Ken jij hem?’

De Cock knikte.

‘Ik heb Rooie Bertus wel eens gepakt voor een mishandeling. Hij had omgang met een vrouw die hem bedroog.’

‘Dat pikte Rooie Bertus niet?’

‘Hij sloeg haar een blauw oog en schopte haar de deur uit.’ ‘Is hij gewelddadig?’

‘Je bedoelt of hij mogelijk verantwoordelijk is voor de dood van Alida van Boskoop?’

‘Dat bedoel ik.’

De Cock trok zijn schouders op.

‘Hij is wel geen type Mozes, zoals Nanette het uitdrukte, maar handelend uit wraak, acht ik Rooie Bertus tot alles in staat.’ ‘Ook tot moord?’

De Cock knikte traag.

‘Ook tot moord. Hij is sterk, doet al jaren aan bodybuilding en is driftig van aard.’

Vledder wreef de regen van zijn gezicht.

‘In een paar jaar bajes kunnen wraakgevoelens flink groeien.’ ‘Ben je weer met een requisitoir bezig?’

Vledder reageerde niet.

Toen ze de hal van het politiebureau binnenstapten, wenkte Jan Kusters vanachter de balie De Cock met een kromme vinger. De oude rechercheur liep op hem toe.

‘Je hebt toch geen nieuwe moord voor ons?’ vroeg hij bezorgd. De wachtcommandant keek hem verbaasd aan.

‘Zijn jullie weer bezig met een moord? Ik heb er niets van gelezen.’

‘Moord op een chiromantiste.’

‘Wat is dat voor een beroep?’

‘Dat is een vrouw die in je hand kijkt.’

‘Een vreemde gewoonte,’ antwoordde Jan Kusters en stak zijn arm omhoog.

‘Boven zit een man op je te wachten.’

‘Wat voor een man?’

De wachtcommandant raadpleegde een notitie.

‘Ene Aard van de Koperberg. Ik dacht dat ik hem hier al eerder zag.’

De Cock knikte.

‘Gisteravond. Met hem begon de ellende.’

De Cock keek de man die op de stoel naast zijn bureau was gaan zitten, onderzoekend aan. Opnieuw viel het hem op dat zijn grote donkerbruine ogen te dicht bij elkaar stonden. Zijn blik gleed van het gezicht naar de handen van Aard van de Koperberg. De vingers waren lang en gespierd. De oude rechercheur vroeg zich af…

De man boog zich naar hem toe en onderbrak zijn gedachten. ‘Is mevrouw Korreman al bij u geweest?’

De Cock knikte.

‘Vanmiddag.’

‘Bent u door haar wat wijzer geworden?’

‘Zeker. Nanette Korreman is heel goed geïnformeerd. Ze kent Alida van Boskoop en haar drie dochters al vele jaren. Haar broer Patrick is met een van die dochters getrouwd geweest.’ ‘Wie?’

‘Beatrijs.’

Aard van de Koperberg keek hem verwonderd aan.

‘Ik dacht dat ze alledrie ongehuwd waren?’

‘Dat zijn ze ook… ongehuwd. Volgens mijn informatie zijn ze alledrie getrouwd geweest en na een kort huwelijk weer gescheiden.’

‘Ik heb Alida nooit over mannen van haar dochters horen praten.’

‘Misschien vond ze het onderwerp niet prettig.’

Aard van de Koperberg vouwde zijn sterke handen. ‘Hebt u al enig idee,’ vroeg hij gespannen, ‘waar hun moeder verblijft?’

De Cock negeerde de vraag.

‘U hebt gisteravond van uzelf het beeld geschetst van een verliefde man met huwelijksplannen, die zich zorgen maakt over de verdwijning van zijn geliefde.’

‘Een juist beeld.’

‘Hoe lang heeft het geduurd voor u tot een huwelijksaanzoek kwam?’

‘Ik schat zo’n maand of negen. Dat gerekend vanaf onze eerste kennismaking.’

‘In die tijd zijn er nooit strubbelingen tussen u en Alida geweest?’

De blik van Aard van de Koperberg vernauwde zich. ‘Wat hebben die meiden gezegd?’ vroeg hij hard.

De Cock schudde zijn hoofd.

‘U mag geen vraag met een wedervraag beantwoorden.’ ‘Wat hebben die meiden gezegd?’ herhaalde de man. ‘Ze zijn tot alles in staat.’

De Cock keek hem onbewogen aan.

‘Waren er strubbelingen?’

Aard van de Koperberg zuchtte.

‘Er waren strubbelingen.’

‘Waarover?’

‘Ik wilde dat Alida ermee stopte. Voorgoed. Ik wilde geen handlijnkundige als vrouw. Ik wilde niet dat ze zich nog langer met allerlei kwaaltjes van andere mensen bezighield. Dat had ze niet nodig. Mijn vermogen is ruim genoeg om haar te kunnen onderhouden.’

‘Hoe hoog liepen de strubbelingen op?’

‘Ik ben wel eens verdomd kwaad op haar geweest.’

De Cock zweeg even voor het effect.

‘Uw vermoeden van gisteravond was juist. Alida van Boskoop werd vermoord.’

8

Aard van de Koperberg keek hem verbijsterd aan.

‘Vermoord… werd Alida van Boskoop vermoord?’ In zijn stem trilde ongeloof. ‘Allemachtig… het is toch niet waar?’ ‘Het is waar,’ antwoordde De Cock kalm. ‘We hebben haar ontzielde lichaam vanmiddag opgegraven.’