‘U bent rechercheur De Cock?’
De grijze speurder knikte.
‘Met… eh, met ceeooceekaa.’
De man glimlachte.
‘Uw handelsmerk.’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘De juiste spelling van mijn naam,’ verbeterde hij achteloos. ‘Er zijn vele Kok’s, De Kok’s, Cocq’s en Cocky’s.’
De man grinnikte.
‘Maar één De Cock met ceeooceekaa.’
De oude rechercheur reageerde niet. Hij gebaarde uitnodigend naar de stoel naast zijn bureau. ‘Neem plaats,’ sprak hij vriendelijk en zakelijk, ‘en vertel mij waarmee ik u van dienst kan zijn.’ De man knoopte zijn regenjas los, wapperde met de panden de laatste regendruppels weg en ging zitten.
De Cock nam hem nauwkeurig in zich op. De man had, zo vond hij, fraai donkerblond golvend haar, iets grijzend aan de slapen. Hij had een lang smal gezicht met een olijfkleurige huid. Zijn grote donkerbruine ogen stonden iets te dicht bij elkaar, waardoor het leek alsof zijn neus te laag in het gelaat begon. Hij draaide zich naar De Cock toe.
‘Laat ik mij even aan u voorstellen,’ opende hij met een hoofdknik. ‘Mijn naam is Aard… Aard van de Koperberg. Vrienden van mij hebben mij aangeraden om mijn probleem met u te bespreken.’
De Cock glimlachte.
‘U hebt een probleem?’ vroeg hij overbodig.
De man knikte.
‘U zult ongetwijfeld hebben opgemerkt dat ik niet meer zo vlot ter been ben. Ik ben altijd een fanatiek motorrijder geweest. Enige jaren geleden heb ik een ernstig ongeluk gehad. Ik slipte op de weg en een auto raasde over mij heen. Mijn beide benen waren min of meer verbrijzeld. De artsen hebben geprobeerd om mijn botten weer netjes aan elkaar te lijmen, maar helemaal goed is het nooit geworden. Mijn rechterbeen is iets langer dan mijn linker en ik word nog steeds geteisterd door een pijn in mijn beide benen, waarvoor de artsen geen verklaring hebben.’ De Cock maakte een verontschuldigend gebaar.
‘Mijn medische kennis is uiterst beperkt.’
Aard van de Koperberg schonk hem een flauwe glimlach. ‘Ik consulteer u niet om het gebrekkig functioneren van mijn ledematen te verhelpen,’ sprak hij bits. ‘Er is uit mijn omgeving een vrouw verdwenen. Dat behoort toch wel tot uw competentie?’ De Cock knikte de man vriendelijk toe.
‘Een vrouw?’
Aard van de Koperberg staarde even voor zich uit.
‘Alida van Boskoop. Ze is gewoon van de aardbodem weggevaagd.’
‘Wie is Alida van Boskoop?’
Aard van de Koperberg ademde diep.
‘In verband met de aanhoudende pijn in mijn benen raadde iemand mij aan om eens contact op te nemen met die Alida van Boskoop. Ze woont aan de Brouwersgracht. Nummer 1180. Die vrouw worden bijzondere geneeskundige gaven toegedicht. Zij is bedreven in de chiromantie.’
‘Wat is dat?’
‘Chiromantie is handlijnkunde. Bekijkt u eens het fijne netwerk van lijnen in uw hand. Bij de bestudering van de levenslijn, de hoofdlijn, de hartlijn en de venusberg van uw hand kent Alida van Boskoop uw leeftijd, uw karakter, uw toekomst en de pijnen die u teisteren.’
‘Knap.’
Aard van de Koperberg knikte instemmend.
‘Ik moet u zeggen… na mijn eerste bezoek aan haar was ik ook danig onder de indruk. Na een korte handlezing openbaarde zij mij dat ik een lange levensavond zou kennen, sprak gedetailleerd over mijn ongeluk zonder dat ik haar daarover iets had verteld en gaf mij de raad mijn benen dagelijks te baden in een extract van kamille met een snuifje zeezout.’
‘En dat hielp?’
De bruine ogen van Aard van de Koperberg begonnen te glinsteren.
‘De pijn verdween. Werkelijk. Voor het eerst na mijn ongeluk kon ik nachtenlang ongestoord slapen. Het was een verademing. Ik heb nooit geloofd dat ik ooit van die pijnen zou worden verlost. Hoewel ik in feite geen consulten meer nodig had, ben ik haar blijven bezoeken. Zo dankbaar was ik voor haar hulp. Bovendien… ik vond haar gezelschap prettig. In haar nabijheid voelde ik mij een ander mens.’
De man zweeg een poosje en staarde dromerig voor zich uit. De Cock wachtte geduldig.
‘Alida van Boskoop,’ ging Aard van de Koperberg verder, ‘is een knappe, struise vrouw. Een vrouw van het type dat mij aanspreekt, dat verlangens bij mij wakker roept. Ik ben in mijn liefdeleven nooit erg gelukkig geweest. De relaties met vrouwen tot wie ik mij aangetrokken voelde, hebben nooit tot een duurzame verbintenis geleid. Ik ben tot nu ongehuwd gebleven.’ De Cock knipte begrijpend.
‘Als ik u goed beluister, dan is die Alida van Boskoop voor u van meer betekenis dan alleen de vrouw die u van uw helse pijnen verloste?’
Aard van de Koperberg keek hem dankbaar aan.
‘Ik beken het u eerlijk… ik ben verliefd op die vrouw. En ik heb de stellige overtuiging dat ook bij haar voor mij een diepe genegenheid gloeit.’
‘Wat zijn uw plannen?’
Aard van de Koperberg strekte zijn rug.
‘Ik wil met haar trouwen.’
‘Hebt u met haar over uw plannen gesproken?’
Aard van de Koperberg knikte.
‘Ik heb haar formeel een huwelijksaanzoek gedaan… niet zomaar losjes via de telefoon of met een fax of… eh, zoals wel gebruikelijk… ongedwongen in een verschoten spijkerbroek met slobbertrui… maar heel feestelijk met een tuiltje lentebloemen en gekleed in keurig jacquet.’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘U hoort niet thuis in deze eeuw.
Aard van de Koperberg negeerde de opmerking. Hij liet zijn hoofd iets zakken.
‘Ik heb bij die gelegenheid ook kennisgemaakt met haar drie dochters.’
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
‘Ze is… eh, was… getrouwd?’
Aard van de Koperberg schudde zijn hoofd.
‘Alida is ongehuwd. Ze heeft kort achter elkaar drie min of meer vluchtige relaties gekend. Heftig, emotioneel, maar kortstondig. Ze hebben alledrie tot een zwangerschap geleid.’
‘Drie dochters.’
Aard van de Koperberg knikte.
‘Drie mooie jonge vrouwen met een exotische uitstraling. Ik vermoed dat hun verwekkers geen typische bewoners van ons lage polderland waren.’
De Cock glimlachte verholen achter zijn hand.
‘Hoe reageerden zij op uw trouwplannen?’
Het gezicht van Aard van de Koperberg versomberde. ‘Hoewel zij dat niet met zoveel woorden kenbaar maakten, had ik toch het gevoel dat het idee dat ik met hun moeder wilde trouwen, hen niet erg beviel.’
‘Hebt u over dat gevoel van u met Alida van Boskoop gesproken?’
‘Uiteraard. Er was mij veel aan gelegen dat ik ook door haar dochters zou worden geaccepteerd.’
‘En?’
‘Alida raadde mij aan om de zaak niet te overhaasten. Volgens haar moest ik de dochters de tijd gunnen om aan dat idee te wennen. Na die drie kortstondige liefdesrelaties was er nooit meer een man in haar leven geweest. De dochters konden zich een echtgenoot aan de zijde van hun moeder niet zo goed voorstellen. Het idee beangstigde hen een beetje.’
De Cock boog zich iets naar voren.
‘Waarom? Hebt u een slechte reputatie?’
Aard van de Koperberg trok zijn schouders op.
‘Ik ben… dacht ik… een man van onbesproken gedrag. Ik beheer al vele jaren een makelaardij in onroerende goederen en probeer mijn job gevoeglijk uit te oefenen. Ik denk niet dat het mogelijk is om slechte informaties over mij in te winnen.’ ‘Wanneer bemerkte u dat Alida van Boskoop van… eh, van de aardbodem was weggevaagd?’
‘Veertien dagen geleden. Ik belde naar het huis van Alida, zoals ik bijna dagelijks deed, maar de telefoon werd niet opgenomen. Ik werd ongerust, want Alida is vrijwel altijd thuis. Met een ongerust gevoel reed ik met mijn auto naar de Brouwersgracht.’ ‘Waarom?’