De oude rechercheur plukte even aan zijn neus.
‘Hoeveel waarde hecht u aan de bezweringen die Rooie Bertus deed?’
Alexander Minnedorper zuchtte diep.
‘Vanaf het moment dat de heer De Graaf na het beëindigen van zijn straftijd uit de gevangenis was ontslagen, heb ik regelmatig contact met de familie Van Boskoop opgenomen — soms met de chiromantiste zelf, soms met een van haar dochters — en ik heb steeds met angstige belangstelling naar hun welzijn geïnformeerd, zo overtuigd was ik ervan dat de heer De Graaf zijn bezweringen eens in daden zou omzetten.’
Toen Alexander Minnedorper met zijn zwierige cape de grote recherchekamer had verlaten, keken de beide rechercheurs elkaar eens aan. Vledder maakte een wanhopig gebaar. ‘Na Smalle Lowietje is hij de tweede man die naar Rooie Bertus verwijst.’
‘We zullen hem toch eens moeten benaderen,’ sprak De Cock ernstig. ‘Ik ben benieuwd hoe hij op onze beschuldigingen gaat reageren.’
‘Wanneer wil je dat doen?’
‘Op korte termijn. Smalle Lowietje zal zijn verblijfplaats wel kennen.’
‘Heb jij Rooie Bertus wel eens tot een bekentenis gebracht?’ ‘Zeker.’
Vledder knikte voor zich uit.
‘Ik moet je zeggen dat het verhaal van de advocaat mij heeft geïmponeerd. Ook het motief klinkt redelijk. Wanneer je door toedoen van een paar vrouwen enige jaren gevangenisstraf oploopt, dan blijven wraakgevoelens sluimeren. Alexander Minnedorper nam de bezweringen van Rooie Bertus in ieder geval zo ernstig, dat hij de moeite nam ons in te lichten.’
De Cock wreef over zijn kin.
‘Alexander Minnedorper is een sluwe man. Je zou je kunnen afvragen of alleen gevoelens van rechtvaardigheid hem hebben doen besluiten om ons in te lichten.’
Vledder keek hem nadenkend aan.
‘Je bedoelt dat zijn beweringen een afleidingsmanoeuvre kunnen zijn… dat hij ons in een verkeerde richting wil loodsen?’ ‘Die kans is er. Bedenk, dat Alexander Minnedorper mogelijk ook zelf een motief heeft. Hij was met Christina gehuwd en al zijn pogingen om dat huwelijk in stand te houden, zijn mislukt.’
Vledder gromde.
‘Door toedoen van de dominante Alida van Boskoop en haar al even dominante dochter Angela. Die twee waren een eenheid. Ik heb het idee dat Beatrijs en Christina geen eigen inbreng hadden en volkomen door hun moeder en Angela werden geregeerd.’
De Cock knikte instemmend.
‘Dat lijkt mij een goede analyse. Maar dat betekent wel, dat juist de ex-mannen van Beatrijs en Christina een motief voor de beide moorden hebben.’
‘Jij bedoelt dat die twee beslist haatgevoelens jegens de vermoorde vrouwen hebben gekoesterd?’
‘Precies.’
De ogen van Vledder lichtten op.
‘Patrick Nederveldt,’ riep hij opgetogen. ‘Ik heb altijd al beweerd dat hij bij de moorden betrokken is.’
De Cock keek hem aan.
‘Je vergeet Alexander Minnedorper.’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Ik zie in die advocaat geen moordenaar.’
‘Wees voorzichtig. Ik zou mij in die stelling maar niet vastbijten.’
‘Ik houd het op Patrick Nederveldt,’ riep hij koppig. ‘Het opvallende is,’ sprak De Cock mijmerend, ‘dat zowel Patrick Nederveldt als Alexander Minnedorper beweren nog steeds van hun ex-vrouwen te houden.’
‘Wat denk je van het huwelijk tussen Angela en Rooie Bertus?’ De Cock maakte een hulpeloos gebaar.
‘Daar weten we nog te weinig van. Ik ken Rooie Bertus als een sterke persoonlijkheid. Ik kan me niet voorstellen dat er tussen hem en Angela ooit een goede band heeft bestaan.’
‘Conflictstof genoeg?’
‘Ik vrees van wel. Het is wellicht aardig om te weten hoe die twee elkaar hebben leren kennen en op wiens gezag er aangifte bij de politie werd gedaan…’
‘Dat kan Rooie Bertus ons toch vertellen?’
De Cock trok een bedenkelijk gezicht.
‘Als hij dat wil. We kunnen hem niet dwingen. De tijd van de tortuur[1] is voorbij.’
‘En dat vreemde briefje van hem?’
‘Het maakt hem geen moordenaar. Integendeel. Als hij werkelijk bij de moorden is betrokken, zou hij vermoedelijk dergelijke briefjes niet schrijven. Hij vestigt daarmee de aandacht op zichzelf.’
De oude rechercheur verzonk enige tijd in diep gepeins. Ineens keek hij op.
‘Heb jij een computer?’
Vledder reageerde verrast.
‘Een computer?’
De Cock knikte.
‘Ik heb in de behandelkamer van de chiromantiste aan de Brouwersgracht een computer zien staan. Kun jij met zo’n ding omgaan?’
Vledder glimlachte.
‘Ik heb zelf een computer. Ik surf wel eens op internet.’ De jonge rechercheur glimlachte opnieuw.
‘Wat wil je dan?’
‘Vroeger had elke huisarts een kaartenbak met gegevens over zijn patiënten. Nu hebben de huisartsen geen ouderwetse kaartenbakken meer, maar zijn die gegevens opgeslagen in hun moderne computer.’
Vledder fronste zijn wenkbrauwen.
‘Jij denkt dat de chiromantiste de gegevens van de mensen die haar consulteerden, in haar computer heeft staan?’
De Cock knikte.
‘Ik vermoed dat Rooie Bertus zijn Angela middels een bezoek aan de chiromantiste heeft leren kennen. Op dezelfde manier zal vermoedelijk ook de relatie tussen Christina en Alexander Minnedorper tot stand zijn gekomen. Ik wil zonder dat iemand het weet over de gegevens van de computer beschikken.’ ‘Dan moet je ze kopiëren op een floppy.’
‘Wat is dat?’
Vledder lachte.
‘Een diskette. Het is mij te moeilijk om je uit te leggen hoe dat werkt.’
‘Heb jij een diskette?’
‘Ja, thuis.’
‘Kan jij het?’
‘Wat?’
‘Kopiëren op een floppy?’
‘Dat zal wel lukken.’
De Cock strekte zijn wijsvinger naar hem uit.
‘Dan breken wij vanavond in.’
Het was stil op het Damrak. De beide rechercheurs slenterden op hun gemak over het brede trottoir in de richting van de Haringpakkersteeg. Het was koud, kil en het regende. De felkleurige lichtreclames weerspiegelden in het natte asfalt van de weg. Het onaangename weer hield de mensen in hun huizen.
Vledder blikte opzij.
‘Wat dacht je in dat computerbestand te vinden?’
De Cock trok de kraag van zijn regenjas omhoog.
‘Ik hoop dat de chiromantiste of een van haar dochters vertrouwelijke gegevens heeft ingebracht, gegevens omtrent de mannen met wie de dochters enige tijd gehuwd zijn geweest. Als Rooie Bertus en de advocaat Minnedorper aanvankelijk tot de cliëntèle van de chiromantiste hebben behoord, dan moeten er inlichtingen over hen in het bestand te vinden zijn.’ ‘Wat voor gegegevens?’
De Cock reageerde wat geprikkeld.
‘Zaken die wij nog niet kennen… die men voor ons om welke reden dan ook verborgen houdt.’
De oude rechercheur krabde zich achter in de nek.
‘De zaak begint mijn zenuwen te kietelen. Ik heb het idee dat de motieven die wij tot nu toe kennen, onvoldoende zijn.’ ‘Je bedoelt dat er meer zaken spelen dan drie mislukte huwelijken?’
De Cock maakte een onzeker gebaar.
‘Misschien moeten we wel terug naar Putten, naar de oorsprong. Bedenk dat de chiromantiste in het verleden enige aanbidders heeft gehad die tot drie vrolijke zwangerschappen hebben geleid.’
‘De natuurlijke vaders van het ABC-trio Angela, Beatrijs en Christina.’
De Cock knikte.
‘Ook toen had Alida van Boskoop cliëntèle.’
De Brouwersgracht lag geheel verlaten. In de verte, vanaf het Stationsplein, klonk het gieren van trams in de bochten. Aan de walkant tussen de bomen scharrelde een enkele rat. Voor nummer 1180 bleven ze staan. De Cock veegde de regen uit zijn gezicht en bekeek de gevel aandachtig. Nergens hing een aankondiging dat de chiromantistenpraktijk was gestopt. Daarna richtte hij zijn aandacht op het slot van de toegangsdeur. Uit de zak van zijn regenjas nam hij het apparaatje dat hij eens, lang geleden, van zijn vriend en ex-inbreker Handige Henkie had gekregen. Met kennersblik nam hij uit het koperen houdertje de juiste sleutelbaard.
1
Folteringen op de pijnbank. In vroeger tijden een middel om iemand tot bekentenissen te brengen. De gefolterde slachtoffers werden biechtkinderen genoemd.