Voor hem op de stoep stond Vledder. De jonge rechercheur lachte wat verlegen. In zijn linkerhand bungelde een fraai boeket frisse lentebloemen.
‘Voor je vrouw,’ legde hij uit. ‘Hoe langer ik jou ken, hoe meer ik haar ga bewonderen.’
De Cock keek hem misprijzend aan.
‘Die kreet van jou ken ik,’ sprak hij bestraffend. ‘Afgezaagd. Ik zou die tekst in de toekomst eens veranderen.’
De grijze speurder bekeek het boeket.
‘Geen rode rozen?’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Edmay zegt dat ik eens moest variëren. Ze is mee geweest dit boeket voor je vrouw uit te zoeken. Ze heeft gevoel voor kleuren en weet wat een vrouwenhart raakt.’
De Cock deed een stapje opzij en liet Vledder binnen. ‘Wie is Edmay?’
‘Mijn nieuwe vriendin.’
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
‘Je was toch met ene Celine verloofd?’
‘Dat is al eeuwen geleden. Celine is inmiddels al jaren met een ander getrouwd.’
‘Waarom?’
‘Ze vond dat ik een te gevaarlijk beroep had. Celine wilde niet in angst en spanning leven. Dat lokte haar niet. Ze heeft nu een lieve zachte accountant. Die heeft een veel rustiger baan en verdient bovendien beduidend meer dan ik.’
‘En Edmay?’
‘Wat bedoel je?’
‘Vertel er eens wat van?’
Vledder glimlachte vertederd.
‘Ze is heel bijzonder. Geloof me, een echt schatje. Klein, lief met een tikkeltje Indonesisch bloed. Voor mij… heel aantrekkelijk.’
‘En ze is niet bang voor jouw gevaarlijk beroep?’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Integendeel. Voor Edmay is dat juist een deel van mijn charme… een element waarom zij van mij houdt.’
‘Je moet haar eens aan me voorstellen.’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Ik houd mijn werk en privé-leven graag gescheiden.’ De jonge rechercheur liep verder de gang in.
‘Zijn de anderen er al?’
De Cock knikte.
‘Appie Keizer en Fred Prins zitten bij mijn vrouw en hebben het hoogste woord.’
Ze stapten de woonkamer in. Mevrouw De Cock kwam onmiddellijk overeind en schudde Vledder ter begroeting de hand. Met een gebaar van verrukking nam ze het boeket in ontvangst. ‘Wat mooi.’
Ze wuifde uitnodigend naar een diepe fauteuil.
‘Ga zitten,’ riep ze vrolijk. ‘Mijn man vroeg zich al af waar je bleef.’
Vledder nam plaats. Zijn gezicht stond ernstig.
‘Ik… eh, ik heb even geaarzeld of ik vanavond wel zou komen.’ Mevrouw De Cock keek hem verrast aan.
‘Waarom?’
‘Heeft uw man van de begrafenis verteld?’
Mevrouw De Cock schudde haar hoofd.
‘Jurrian is thuis niet altijd even openhartig.’
Vledder keek naar De Cock.
‘Zal ik?’
De grijze speurder knikte.
‘Doe maar.’
Vledder zuchtte diep. Hij keek naar mevrouw De Cock op. ‘Elisa Korreman,’ sprak hij somber, ‘de dochter van de man die wij gisteravond hebben gearresteerd, werd vanmiddag op Zorgvlied begraven. Ondanks zijn bekentenis de drie vrouwen te hebben vermoord, had uw man gearrangeerd dat Andries Korreman de begrafenis van zijn dochtertje kon bijwonen.’ De jonge rechercheur stokte even.
‘Het werd een aangrijpende gebeurtenis. Naast het gedolven graf voor het kind, viel Nanette Korreman snikkend voor haar geboeide man op haar knieën en smeekte hem om vergiffenis. Het was hartverscheurend. Het tafereel greep me bij de keel. Ik was er zo kapot van, dat ik me afvroeg of ik er wel bij wilde zijn als vanavond de affaire opnieuw werd opgerakeld.’
Fred Prins vroeg om aandacht.
‘Ik wil wel weten waarom ik een kapotte broek en een paar schaafwonden aan mijn knieën heb opgelopen. Ann, mijn Ierse vrouw, vroeg om opheldering. Toen ik haar vertelde dat ik De Cock had bijgestaan, riep ze kwaad: that dangerous old man again.’
De oude rechercheur lachte. Hij pakte de fles cognac Napoleon, die hij speciaal voor dergelijke gelegenheden in voorraad hield, en vulde ruim de bodem van diepbolle, voorverwarmde glazen. Hij reikte die zijn vrienden aan. Daarna hield hij zijn glas omhoog.
‘Een toost… een toost op het onvermogen van een rechercheur.’ Fred Prins keek hem niet-begrijpend aan.
‘Onvermogen? Jij staat bekend als de beste speurder die ons land rijk is.’
‘Ik bedoel het onvermogen om open te blijven staan voor alle facetten die aan een zaak kleven.’
Vledder keek hem verrast aan.
‘Heb jij dat niet gedaan?’
‘Ik ben zo gefixeerd geweest op de mislukte huwelijken van de drie dochters van de chiromantiste en de motieven die aan de drie ex-echtgenoten konden worden toegeschreven en dat ik een tijdlang een belangrijk facet uit het oog heb verloren.’ ‘Welk?’
‘Het facet dat de chiromantiste niet alleen op basis van de handlijnen waarzegde, maar ook onbevoegd de geneeskunde bedreef. Dat facet diende zich toch overduidelijk aan. Denk maar eens aan Aard van de Koperberg met zijn pijnlijke benen, aan het mannetje in de wachtkamer met zijn winderigheid, aan Rooie Bertus met zijn claustrofobie en zelfs onze dader Andries Korreman, die er zich over beklaagde dat zijn vrouw Nanette met zijn zieke dochtertje voor genezing naar de chiromantiste ging.’
De Cock zweeg even voor het effect.
‘Die blindheid om een belangrijk facet van een onderzoek in de juiste belichting te zien, noem ik het onvermogen van een rechercheur.’
Appie Keizer boog zich iets voorover.
‘Andries Korreman vermoordde de chiromantiste omdat die zijn zieke dochtertje behandelde?’
De Cock trok een bedenkelijk gezicht.
‘Oppervlakkig gezien is dat wel juist. Maar in feite was dat niet het motief. Andries Korreman zag de toestand van zijn dochtertje steeds verder achteruitgaan. Pogingen van hem om zijn vrouw te overreden om met het kind naar een normale arts te gaan, mislukten. Zijn vrouw Nanette bleef blind geloven in de gave van de geneeskunst die de chiromantiste van Hogerhand zou zijn toebedeeld. Ook haar onsterfelijkheid was voor Nanette een ondiscutabel feit.’
Fred Prins sloeg zijn handen naar zijn hoofd.
‘Hoe is het mogelijk?’
Het gezicht van De Cock verstrakte.
‘Je moet de macht van de mystiek niet onderschatten. Mensen geloven graag in zaken die zich als bovennatuurlijk aandienen. De talrijke sekten die de wereld kent, zijn daarvan een bewijs.’ Fred Prins schudde zijn hoofd.
‘Wie gelooft er nu aan onsterfelijkheid?’
‘Andries Korreman,’ ging De Cock verder, ‘raakte in paniek. Hij wilde geen breuk met zijn vrouw en hij wilde voor alles zijn zieke kind behouden. Hij bedacht dat, wanneer die chiromantiste er niet meer zou zijn, als haar beweringen van onsterfelijkheid bedrog bleken, dat dan…’
‘Ik begrijp het,’ sprak Fred Prins. ‘Hij hoopte met de moord op de chiromantiste zijn vrouw en zijn kind te behouden.’ De Cock nam een slok van zijn cognac.
‘Om voor zichzelf straffeloosheid te verwerven, presenteerde hij zijn daad als een zelfmoord.’
Vledder glimlachte.
‘Dat werd door jou wel doorzien.’
De Cock knikte.
‘Een kwestie van ervaring.’
‘Waarom vermoordde hij Angela?’
De Cock maakte een triest gebaar.
‘Omdat door zijn moord op de chiromantiste niets veranderde.’ ‘Hoe bedoel je?’
‘Angela van Boskoop nam het werk van haar moeder over en zijn vrouw Nanette bleef met haar zieke dochtertje de Brouwersgracht bezoeken. Kreten van Angela, dat haar moeder niet was gestorven maar slechts een kortstondig bezoek aan de hemel bracht, werden door Nanette onvoorwaardelijk geloofd.’ ‘Ik begrijp nu,’ sprak Vledder zacht, ‘waarom zij op Zorgvlied bij het gedolven graf voor haar dochter aan haar man om vergiffenis vroeg.’
Appie Keizer grinnikte vreugdeloos.
‘Maar hij ging gewoon door?’
De Cock knikte.