‘Wat bedoelt u?’
‘Waarom dat gevoel van onrust?’
Aard van de Koperberg ademde diep.
‘Ik werd plotseling beheerst door de gedachte dat er iets was gebeurd… iets ernstigs… iets heel verschrikkelijks. Hoewel er geen directe aanwijzingen waren, kon ik dat beklemmende gevoel niet uit mijn gedachten bannen.’
De man zweeg vermoeid en liet zijn hoofd zakken.
De Cock gebaarde in zijn richting.
‘Verder?’ drong hij aan.
Aard van de Koperberg keek op.
‘Tot mijn verbazing werd ik na mijn bellen binnengelaten door haar oudste dochter Angela. Die vertelde mij dat haar moeder plotseling op vakantie was gegaan naar Zuid-Frankrijk… om tot bezinning te komen.’
‘Bezinning… waarvan?’
‘Dat vroeg ik ook. Volgens Angela zou haar moeder door mij zijn overrompeld… voelde haar moeder zich niet meer zo goed in staat om een eventueel huwelijk met mij klaar en helder te kunnen overdenken.’
‘Vandaar… bezinning?’
‘Ja.’
‘Lijkt mij een redelijk motief,’ sprak De Cock kalm. ‘Misschien heeft die Alida van Boskoop uw onstuimige benadering inderdaad als overrompelend ervaren en is ze na een gesprek met haar dochters tot de slotsom gekomen dat een wat rijper beraad nodig was.’
Aard van de Koperberg kwam met een ruk uit zijn stoel overeind. ‘Het is niet waar!’ Hij schreeuwde. ‘Alida is niet met vakantie. Ze is niet naar Zuid-Frankrijk. Met de dochter op mijn hielen ben ik door het huis gegaan. Er was niets weg. Al haar kleding hing nog in de kasten. Niets wees op een vertrek. Toen ik Angela daarop wees, werd ze kwaad, furieus. Ze wilde niet langer met mij praten. Ik moest van haar onmiddellijk het huis verlaten.’
‘Dat hebt u gedaan?’
Aard van de Koperberg schudde zijn hoofd.
‘Ik bleef hameren op het feit dat de kleding van Alida nog compleet in de kasten hing. Angela wilde daar aanvankelijk niets over zeggen. Toen ik opmerkte dat haar moeder dan blijkbaar naakt naar Zuid-Frankrijk was vertrokken, beweerde Angela dat haar moeder speciaal voor haar vakantie een geheel nieuwe garderobe had aangeschaft.’
Aard van de Koperberg ging weer zitten.
‘Het is een leugen!’ Hij schreeuwde opnieuw. ‘Het verhaal van Angela klopt niet.’
‘Daar was u direct al van overtuigd?’
‘Ja.’
‘Waarom bent u toen niet direct bij mij gekomen?’
‘Ik was er nog niet rijp voor. Veertien dagen lang heb ik alles overdacht… gewacht op een teken van leven van Alida… een telefoontje… een berichtje waarom ze was gevlucht, waarom ze dacht dat ze een huwelijk met mij niet aankon.’
Aard van de Koperberg greep met zijn handen naar zijn hoofd. ‘Ik weet,’ sprak hij vermoeid, ‘dat er in een stad als Amsterdam dagelijks mensen verdwijnen. Ik begrijp ook dat de recherche in verband met die vaak tijdelijke vermissingen niet steeds een uitgebreid en diepgaand onderzoek kan instellen.
Maar dit is anders. Alida is niet gevlucht om tot bezinning te komen. Dat is onzin. Zij is een intelligente evenwichtige vrouw met bijzondere gaven en een sterke wil.’
De Cock keek de man strak, onderzoekend aan.
‘Wat denkt u dat er is gebeurd?’
De olijfkleurige huid van Aard van de Koperberg trok bleek weg en zijn mondhoeken trilden.
‘Alida,’ lispelde hij, ‘is vermoord… door haar eigen dochters.’
2
Toen Aard van de Koperberg gebogen, met zijn hoed vreemd scheef op zijn hoofd en tranen in zijn donkerbruine ogen, uit de grote recherchekamer was vertrokken, viel er een diepe stilte.
De beide rechercheurs keken elkaar verward aan.
Na enige tijd duimde Vledder over zijn brede schouder. ‘Wat doen we hiermee?’
Het klonk wat geprikkeld.
‘Ik vind het een bijzonder vreemd verhaal.’
‘Waarom vreemd?’
‘Het klopt volgens mij niet. Naar mijn gevoel zijn er te veel hiaten.’
‘Zoals?’
‘Een lijk. Bij een moord hoort toch een lijk.’
De Cock grinnikte.
‘Inderdaad, een gewilde combinatie.’
Vledder schudde afkeurend zijn hoofd.
‘Die man heeft gewoon een blauwtje gelopen. Dat is simpel. Maar als afgewezen minnaar stap je toch niet naar de recherche?’
De Cock keek naar hem op.
‘Jij denkt dat die chiromantiste niet is verdwenen… niet is vermoord?’
Vledder zuchtte.
‘Ik weet waarachtig niet wat ik ervan denken moet,’ sprak hij vermoeid. ‘Ik zie er niets in.’
De Cock trok zijn gezicht strak.
‘We gaan het onderzoeken.’
Vledder keek hem verrast aan.
‘Werkelijk?’
In zijn stem trilde ongeloof.
De Cock maakte een hulpeloos gebaar.
‘Er blijft ons weinig anders over. Er is volgens die Aard van de Koperberg een ernstig vermoeden van misdrijf. En niet zomaar een misdrijf, maar moord.’
‘Als er werkelijk iets ernstigs met die Alida van Boskoop is gebeurd, zijn we veertien dagen te laat. Tijd genoeg om een lijk weg te werken.’
‘Voor ons geen reden om de zaak nu maar op zijn beloop te laten. Ik ben altijd bang voor Belgische toestanden… Dat men ons later verwijten maakt als we te weinig aandacht aan de zaak besteden.’
‘Wat wil je eraan doen?’
‘Kijk morgenochtend eens wat je in onze registers over die vrouw en haar exotische dochters te weten kunt komen en trek ook onze Aard van de Koperberg na.’
‘Vertrouw je hem niet?’
De Cock glimlachte.
‘Mijn oude moeder zei altijd: Je kijkt ze wel voor de kop, maar niet in de krop.’
Vledder snoof.
‘Ik vond hem niet sympathiek. Bovendien hou ik niet van huilende mannen. Ik weet dat het ouderwets is, maar als ik een vent zie snotteren, word ik korzelig.’
‘Jij vond zijn verdriet niet oprecht?’
‘Krokodillentranen.’
De jonge rechercheur kwam geërgerd uit zijn stoel.
‘Waarom komen de mensen altijd met van die ellendige zaken naar ons toe? Waarom geen gewone gezellige moord met een mooi gaaf lijk en een ja-knikkende dader binnen handbereik? Ze storten ons altijd in de problemen.’
Vledder wond zich op.
‘Waarom zouden die drie exotische dochters plotseling hun lieve moeder vermoorden?’
De Cock plukte aan zijn onderlip.
‘Daarvoor zijn wel motieven denkbaar. Geld. Misschien is… was moeder welgesteld en waren de dochters door een huwelijk van haar met die Aard van de Koperberg bang een groot deel van hun erfenis te verliezen?’
Vledder ging weer zitten.
‘Ze hadden hun moeder toch gewoon kunnen adviseren om onder huwelijkse voorwaarden te trouwen? Er zijn, dacht ik, andere mogelijkheden dan een brute moord om een erfenis veilig te stellen.’
De Cock maakte een afwerend gebaar.
‘Het heeft weinig zin om nu al over een mogelijk motief te filosoferen. Aard van de Koperberg vermoedt dat de dochters hun moeder hebben vermoord. Meer niet. Er is geen spatje bewijs. Het is maar een suggestie op basis van een onberedeneerd gevoel van onbehagen. Er bestaat geen enkele zekerheid.’ De grijze speurder dacht even na.
‘Het lijkt erop dat Alida van Boskoop van de aardbodem is verdwenen. Maar het kan ook best zijn dat ze zich voor de avances van de onstuimige Aard van de Koperberg een poosje schuilhoudt.’ Vledder glimlachte.
‘Misschien heeft dochter Angela gelijk en ligt ze — in een modern en splinternieuw badpak, gruwend van de gedachte aan haar opdringerige minnaar — te bruinen aan een of ander zonnig strand aan de Mediterranee.’
De Cock grinnikte.
‘Dat hoop ik innig,’ sprak hij opgewekt. ‘Dan zijn wij van een probleem verlost.’
Vledder knikte.
‘Als we kunnen bewijzen dat ze nog leeft, dan is voor ons de kous af.’