Выбрать главу

Toen De Cock de volgende morgen opgewekt de grote recherchekamer binnenstapte, zwiepte hij zijn oude hoedje missend naar de kapstok, trok zijn regenjas uit en raapte zijn hoedje op. In zijn zo typische slenterende pas sjokte hij naar zijn bureau. Vledder zat diep gebogen achter zijn elektronische schrijfmachine. Zijn rappe vingers dansten over de toetsen. Toen hij De Cock in het oog kreeg, liet hij zijn vingers rusten en keek op. ‘Je bent laat.’

De Cock liet zich in de stoel achter zijn bureau zakken en knikte zijn jonge collega met glinsterende ogen welgemoed toe. ‘Dat klopt,’ sprak hij gedragen. ‘En het is vandaag niet voor de eerste keer dat jij mij op dit feilen duidt.’

Het klonk plechtig.

Vledder gromde.

‘Commissaris Buitendam was hier vanmorgen al een paar maal en vroeg naar je.’

‘Had hij iets bijzonders?’

‘Hij is gisteravond laat, ver na middernacht, nog gebeld door onze Aard van de Koperberg.’

‘Wat?’

Vledder knikte.

‘Hij deed commissaris Buitendam officieel melding van het feit dat hij aan jou kennis had gegeven van de vermissing van Alida van Boskoop.’

De Cock trok zijn wenkbrauwen op.

‘Wat wil die vent?’

‘Weet ik veel?’

‘Denkt hij dat wij beiden stante pede naar de kusten van Zuid-Frankrijk reizen op zoek naar zijn geliefde?’

Vledder gniffelde.

‘Als dat zou kunnen? En wat denk je van een korte trip naar de hemel?’

De Cock wuifde de opmerking weg.

‘Wat bezielt die man?’

Vledder grinnikte.

‘Ik zei je toch direct al dat ik hem niet sympathiek vond.’ De Cock boog zich iets naar voren.

‘Ben je nog iets te weten gekomen?’

Vledder knikte.

‘Veel, heel veel.’

‘Ik luister.’

Vledder raadpleegde een blad vol notities.

‘Onze Alida van Boskoop is in het verleden al eens vervolgd voor het onbevoegd uitoefenen van de geneeskunde. Ze had bij een zeer bemiddelde oudere dame de verwachting gewekt — zo staat in het proces-verbaal — dat zij haar van een ongeneeslijke kanker kon genezen. De oudere dame spendeerde al haar spaarcentjes aan de behandeling van de chiromantiste. Toen zij uiteindelijk toch aan haar kwaal overleed, deden haar kinderen aangifte.’ ‘Volgde er een veroordeling?’

Vledder schudde zijn hoofd.

‘De rechters waren van mening dat het wettig en overtuigend bewijs niet was geleverd.’

De Cock kneep even zijn ogen dicht.

‘En spraken haar vrij.’

‘Precies.’

De Cock trok een grimas.

‘Als wij afgaan op de verhalen van Aard van de Koperberg met de pijn in zijn benen en Andries Korreman met zijn zieke dochtertje, dan oefent Alida van Boskoop nog steeds onbevoegd de geneeskunde uit. Zij heeft haar praktijken nooit opgegeven.’ ‘Ook haar dochters niet.’

De Cock keek hem verrast aan.

‘Haar dochters?’

Vledder knikte.

‘Ik heb dat proces-verbaal door Afra Molenkamp uit onze administratie laten lichten.’

‘Heel goed.’

‘Hans Rijpkema, de verbalisant van destijds, heeft als bijlage een interview met Alida van Boskoop bij het proces-verbaal gevoegd.’

‘Knap.’

Vledder ging onverstoord verder.

‘In dat interview voor een of ander damesblad zegt Alida van Boskoop dat Onze-Lieve-Heer niet alleen aan haar, maar ook haar drie dochters de gave van de geneeskunst heeft geschonken.’

De Cock siste tussen zijn tanden.

‘Hoe durft ze?’

Vledder grinnikte.

‘Het wordt nog gekker. Luister. Alida van Boskoop vertelt in dat interview vol trots dat zij zo overtuigd is van haar bijzondere gave, dat zij zich de naam Hippocratine eigen heeft gemaakt.’ ‘Hippocratine?’

Vledder knikte.

‘Een soort vrouwelijk equivalent van Hippocrates, de Griekse arts uit de oudheid die als vader van de geneeskunde geldt.’ De Cock schudde vertwijfeld zijn hoofd.

‘Dat een blad zo’n interview opneemt. Dat is pure volksverlakkerij. Wie weet hoeveel mensen die Alida van Boskoop al in het verderf heeft gestort… Mensen die rotsvast in haar kunde hebben geloofd.’

Vledder boog zich over zijn schrijfmachine.

‘En dan nog wat,’ sprak hij met opgeheven vinger. ‘Alida van Boskoop kan nooit door haar dochters zijn vermoord.’ De Cock keek hem ongelovig aan.

‘Waarom niet?’

Vledder trok zijn gezicht in een ernstige plooi.

‘Ze is onsterfelijk.’

3

Toen ze het politiebureau verlieten, regende het zachtjes. Een fijne miezerige motregen, die traag en loom uit een loodgrijze hemel zakte. Vledder knoopte zijn jack dicht, huiverde en mompelde een verwensing. ‘Zomer,’ gromde hij. ‘Wij hebben het sinds de eenentwintigste juni nog geen uur droog gehad.’ De Cock legde zijn hand op zijn hoedje en keek langs de gevel van het politiebureau omhoog. Het wolkendek was zo dicht, dat het hem leek of de zon in het oude Amsterdam voor de rest van de eeuw niet meer zou schijnen.

De beide rechercheurs liepen vanuit de Warmoesstraat naar de Oudebrugsteeg en staken in draf voor een aanstormende tram van lijn 9 de rijbaan van het Damrak over. Op het brede trottoir speelde een met bruin zeildoek afgedekt draaiorgel Vluchten kan niet meer, een droevig lied over een verloren toekomst.

De Cock bleef even hijgend staan. Toen zijn ademhaling weer op peil was, stortte hij gul een gulden in het mansbakje. Tegen de stroom voetgangers in sjokte hij met Vledder op zijn hielen in de richting van het Centraal-Station. Via de Haringpakkerssteeg liepen ze naar de Nieuwendijk.

De Cock trok de kraag van zijn regenjas omhoog en likte met het puntje van zijn tong een regendruppel van zijn neus. Hij blikte opzij.

‘Wie zegt dat zij onsterfelijk is?’

Vledder grinnikte.

‘Alida van Boskoop zelf… in dat interview.’

‘Zegt ze ook waarom… waardoor?’

‘Volgens haar op last van Onze-Lieve-Heer, met de persoonlijke opdracht om voor eeuwig en altijd van Hem te getuigen.’ De Cock schudde zijn hoofd.

‘Waanzin,’ sprak hij afkeurend. ‘Pure waanzin. Men zou die Alida van Boskoop voor godslastering moeten vervolgen. Zij is ook niet de eerste die van zichzelf profeteert onsterfelijk te zijn. En ik vrees dat na haar nog velen zullen volgen.’

‘Bestaat dat nog… godslastering?’

De Cock knikte nadrukkelijk.

‘Het is zelfs een misdrijf. Maar ik kan mij niet herinneren dat wij daar ooit een proces-verbaal voor hebben opgemaakt.’ Vledder grinnikte.

‘Die onsterfelijkheid van Alida van Boskoop is nog niet alles. Puttend uit Zijn kracht, zo staat in dat interview, acht zij zich in staat om dezelfde wonderen te verrichten die Onze-Lieve-Heer deed toen hij op aarde was.’

‘Bijvoorbeeld: doden tot leven wekken?’

Vledder schudde zijn hoofd.

‘Dat stond niet zo uitdrukkelijk in dat interview, maar ik acht het heel goed mogelijk dat Alida van Boskoop — gezien de bijzondere geneeskundige gaven, die zij zichzelf toedicht — meent dat zij de dood kan overwinnen.’

De Cock knikte voor zich uit.

‘On-ster-fe-lijk’, verzuchtte hij. ‘Zelf… en door haar… ook anderen?’

Vledder trok zijn schouders op.

‘In dat interview spreekt ze alleen over haar eigen eeuwigheid, maar je proeft uit haar woorden dat ze niet uitsluit dat zij ook anderen onsterfelijk kan maken.’

De jonge rechercheur blikte even opzij.

‘Zouden er mensen zijn die dat van haar geloven?’

‘Stellig.’

‘Krankzinnig.’

‘Met deze vorm van krankzinnigheid,’ sprak De Cock traag, ‘moet men heel erg voorzichtig zijn. Het is verbazingwekkend hoeveel mensen bereid zijn te geloven. Denk maar eens aan de collectieve zelfmoorden van sekteleden in Amerika.’ De oude rechercheur zweeg even.