De Cock knikte gedwee.
‘Dat begrijp ik.’
Hij nam plaats op een laag roodlederen bankje dat tegenover de troon stond.
De vrouw strekte haar rechterarm naar hem uit.
‘Geef mij uw linkerhand,’ gebood ze.
De Cock gehoorzaamde niet. Hij bracht zijn beide armen naar voren en vouwde zijn handen.
‘Ik moet u een bekentenis doen,’ sprak hij somber. ‘Het is niet mijn plan om u te consulteren… in de gebruikelijke zin van het woord… ik heb geen wezenlijke kwalen.’
‘Wat komt u dan doen?’
De oude rechercheur beet even op zijn onderlip.
‘Mijn naam is De Cock… met… eh, met ceeooceekaa. Ik ben als rechercheur van politie verbonden aan het bureau Warmoesstraat. De jongeman die mij tot hier begeleidde, is mijn collega rechercheur Vledder.’
De vrouw keek hem verward aan.
‘Recherche?’
De Cock knikte.
‘Mijn collega en ik zijn onder een valse vlag bij u binnengekomen.’ Het gezicht van de vrouw verstarde.
‘En u hebt met de mensen in de wachtkamer gesproken?’ De Cock knikte.
‘Alleen met de oude man in die bruine loden jas.’
‘De heer Pietersen.’
‘Ik heb hem niet naar zijn naam gevraagd.’
De vrouw kneep haar lippen op elkaar.
‘Voor wie of wat geldt uw ambtelijke belangstelling?’ De Cock keek haar strak aan.
‘Uw moeder.’
‘Die is met vakantie in Zuid-Frankrijk.’
De Cock glimlachte.
‘U bent Angela?’
‘Inderdaad.’
‘Er zijn mensen die dat niet geloven.’
‘Wie?’
De Cock schonk haar een milde grijns.
‘Kunt u dat niet raden?’
De bruine ogen van Angela van Boskoop vonkten.
‘Aard van de Koperberg.’
Ze sprak de naam uit als een vloek.
De Cock knikte.
‘Hij was gisteravond bij mij om de vermissing van uw moeder te melden. Het zei mij dat hij verliefd op haar was geworden en het plan had opgevat om met haar te trouwen.’
Angela van Boskoop snoof.
‘Hij is op haar geld uit.’
‘Dat… eh, dat,’ reageerde De Cock voorzichtig, ‘kan ik niet beoordelen. Zeg mij hoe ik in contact met uw moeder kan komen. Wanneer ik heb vastgesteld dat zij nog in leven is, staak ik mijn onderzoek.’
Angela van Boskoop wendde haar hoofd af.
‘Ik wil niet dat moeder tijdens haar vakantie wordt gestoord.’ De Cock zuchtte.
‘Die Aard van de Koperberg beschuldigt u en uw beide zusters van moord op uw moeder. Dat is ernstig. Het verplicht mij om een diepgaand onderzoek in te stellen.’
‘Nonsens.’
De Cock spreidde zijn armen.
‘Ik ben doorgaans een beminnelijk mens,’ zei hij vriendelijk. ‘Maar zo komen wij niet verder. Uw zuster Beatrijs heeft aan Nanette Korreman, de moeder van Elisa, en aan de man met de bruine loden jas gezegd dat uw moeder in de hemel is… een tijdelijk bezoek aan Onze-Lieve-Heer.’
De grijze speurder zweeg even.
‘Hoewel de hemel en de stranden van Zuid-Frankrijk,’ ging hij gedragen verder, ‘wellicht enige verwantschap kennen, zijn dit voor mij — als rechercheur — toch tegenstrijdige verklaringen.’
‘Beatrijs is niet goed wijs,’ bromde Angela van Boskoop. De Cock negeerde de opmerking.
‘Ik wil een onderhoud met haar.’
Angela schudde haar hoofd.
‘Dat sta ik niet toe. Ik ben de oudste. Sinds moeder met vakantie is, heb ik de leiding.’
‘Waar kan ik Beatrijs vinden?’
‘Dat zeg ik u niet.’
De Cock stond van zijn bankje op, liep naar de wachtkamer en riep Vledder binnen. Hij wees naar de vrouw op de blauwfluwelen troon.
‘Dit is Angela van Boskoop,’ sprak hij streng, ‘de oudste dochter. Ze weigert om ons bij ons onderzoek naar de vermissing van haar moeder Alida van Boskoop behulpzaam te zijn. Ik vermoed dat haar zusters Beatrijs en Christina hier in dit huis aanwezig zijn. Zoek hen op en breng beiden naar deze behandelkamer voor een onderhoud.’
Vledder aarzelde even. Hij liep naar de troon en boog zich naar Angela.
‘Zijn beiden hier?’ vroeg hij vriendelijk.
Angela knikte traag. Ze wendde zich tot De Cock, met tranen in haar ogen.
‘Waarom neemt u geen genoegen met mijn verklaring dat moeder op vakantie is?’
De Cock stak zijn kin iets omhoog.
‘Ik wil helderheid.’
Vledder verliet de behandelkamer. Al na enkele minuten kwam de jonge rechercheur terug. Achter hem liepen twee jonge vrouwen. Ze leken kopieën van Angela: dezelfde olijfkleurige huid, donkere ogen en gitzwart haar. Er waren slechts kleine nuances van verschil. Een van hen droeg een zalmkleurig mantelpakje met een kleine ruit, de andere een donkerblauwe nauwsluitende japon, die haar weelderige vormen accentueerde.
De Cock deed een stap in hun richting.
‘Wie van u is Beatrijs?’
De jonge vrouw in de nauwsluitende japon reageerde. De Cock keek haar onbewogen aan.
‘Waar is uw moeder?’
‘In de hemel.’
‘Tijdelijk voor een onderhoud met Onze-Lieve-Heer?’ Beatrijs van Boskoop knikte.
‘Zo mag u dat noemen.’
‘Ze is dus niet op vakantie in Zuid-Frankrijk zoals Angela beweert.’
Beatrijs schudde haar hoofd.
‘Angela is de oudste van ons drieën. Zij heeft haar eigen visie. Zij vond het beter om aan de mensen te zeggen dat moeder tijdelijk in Zuid-Frankrijk met vakantie was.’
‘Dat is niet waar?’
‘Nee.’
‘Ze is in de hemel?’
‘Ja.’
‘Tijdelijk?’
‘Inderdaad.’
‘U verwacht haar dus terug?’
‘Absoluut.’
Christina duwde haar zuster ruw opzij. De huid van haar gezicht kleurde dieprood. Wild zwaaide ze met haar armen. ‘Laten we er toch mee ophouden!’ riep ze geëmotioneerd. ‘Dit kan niet. Het heeft geen zin om de feiten achter te houden.’ De Cock hield haar donkere ogen in zijn blik gevangen. ‘Wat zijn de feiten?’
Christina slikte.
‘Moeder is dood… Ze pleegde zelfmoord.’
4
De Cock toonde opperste verbazing.
‘Zelfmoord?’
Christina knikte.
‘Zelfmoord,’ beaamde ze. Ze wees naar haar zuster Angela op haar fluwelen troon.
‘Zij vond haar.’
‘Hoe?’
‘Wat bedoelt u?’
De Cock werd ongeduldig.
‘Hoe pleegde uw moeder zelfmoord?’
Christina slikte.
‘Moeder hing zich op.’ De jonge vrouw wees schuin achter zich naar de deur van de wachtkamer. ‘Daar… daar hing ze. Met haar gezicht in de richting van de troon.’
‘Hoe was ze gekleed?’
Christina wees opnieuw naar Angela.
‘Ze droeg het statiekleed dat zij nu aan heeft. Het gewaad met de tekens van de dierenriem.’
‘Droeg uw moeder dat gewaad de gehele dag?’
Christina schudde haar hoofd.
‘Alleen als ze consult hield.’
De Cock keek van Christina, via Beatrijs naar Angela. Opnieuw viel hem de gelijkenis op.
‘Uw moeder hield hier in dit huis consult als chiromantiste,’ ging hij verder, ‘maar woonde zij hier ook?’
Angela gebaarde wijd om zich heen.
‘Het hele huis aan de Brouwersgracht was van moeder. Hier leefde, woonde en werkte ze. Wij meiden hebben boven wel ieder een eigen slaapkamer, nog van vroeger, maar meestal verblijven wij in onze eigen bungalow in het Speulder- en Sprielderbos op de Veluwe.’
‘Moeder woonde hier alleen?’
Angela knikte.
‘Maar moeder was nooit alleen. Er was altijd een van ons bij haar.’
‘Ook ’s nachts?’
Angela schudde haar hoofd.
‘Elke dag — zo was onze afspraak — assisteerden wij moeder hier om beurten op de praktijk. Daarvoor beloonde ze ons.’ Christina knikte bevestigend.