Van Dijk holde weg.
Vledder liet zijn blik door het kamertje dwalen. Het was schaars gemeubileerd. Armoedig. Rechts naast de deur bevond zich een granieten aanrecht met een gootsteen en een vervuild gasstel. In een zwartgeblakerde pan zat een restje van een volledige maaltijd uit blik.
Dus hier had Mabel Paddington zich dagen achtereen verborgen gehouden. Waarom? Voor wie? En hoe was De Cock achter haar adres gekomen? In Utrecht? Vledder wreef met zijn hand langs zijn kin. Vragen stormden op hem af. Wie had haar vermoord? Hij deed een paar passen opzij, bekeek het slachtoffer vanuit een andere hoek. Plotseling werd zijn aandacht getrokken door iets op de vloer. Het lag vrij dicht bij het hoofd, glinsterde tussen het kastanjebruine haar. Het leek van metaal. Hij liet zich op één knie zakken en duwde het voorwerp met de achterkant van zijn ballpoint voorzichtig tussen de haren vandaan. Van Dijk, weer boven gekomen, keek vanuit de hoogte op Vledder neer. ‘Heb je wat?’
Vledder knikte. ‘Een aansteker… Een mooie, lijkt wel echt zilver.’ ‘Door de dader verloren?’
‘Misschien… Heb je een loep?’
Van Dijk graaide nerveus in zijn zakken. ‘Hier.’
Vledder nam de loep aan, schoof haar uit de houder en boog zich over de aansteker op de vloer. Van Dijk keek gespannen toe.
‘Staat er wat op?’
‘Ja, letters. Ze zijn wat uitgesleten, maar je kunt ze toch duidelijk onderscheiden.’
‘Welke letters?’
‘R. d’H.’
Vledder kwam wat traag overeind. Rond zijn mond lag een wat verbeten trek. ‘R. d’H,’ zei hij bitter, ‘de initialen van Robert d’Hovenier.’
In de grote wachtkamer van het politiebureau aan de Warmoesstraat luisterde De Cock aandachtig naar de uiteenzetting die de beide jonge rechercheurs van hun vondst in het kamertje aan het Kattegat gaven.
‘Mabel Paddington werd dus gewurgd?’
Vledder knikte. ‘Met een roodzijden sjaal. De aanval moet vanachter het slachtoffer zijn ingezet. De uiteinden van de sjaal lagen op de rug.’
De Cock krabde zich in de nek. ‘En nu wilden jullie Robert d’Hovenier voor de moord arresteren?’
Vledder klemde zijn lippen op elkaar. ‘Hij moet ons maar eens uitgebreid verklaren hoe zijn zilveren aansteker bij het lijk van Mabel kwam.’
De Cock tuitte zijn lippen. ‘Die verklaring kan ik je wel geven.’ De rechercheurs keken hem verward, achterdochtig aan. ‘U?’
De Cock knikte traag. ‘Het was een vals spoor. De aansteker werd bij het lijk gelegd… na de moord.’
Van Dijk slikte. ‘Door wie?’
De Cock antwoordde niet. Hij stond van zijn stoel op en liep langs de bureaus. Bij het verhoorkamertje bleef hij staan. Hij wachtte een moment. Toen trok hij de deur open.
Met haar rug tegen de elektrische radiator, bleek, ontluisterd, zat een slanke, blonde vrouw.
Vledder staarde haar verbaasd aan.
De Cock knikte. ‘Mevrouw d’Hovenier…! Drie jaar geleden nog Alida van Soomeren… de wettige vrouw van Tjeerd Talema.’
23
‘Vermoordde zij Mabel Paddington? Wanneer heb je haar gearresteerd? Waar? Wie vertelde je dat zij Alida van Soomeren was? Waarom wilde Tjeerd Talema haar doden? Wist zij dat…’ De Cock bracht beide handen naar zijn oren. ‘Zoveel vragen kan ik niet ineens beantwoorden,’ riep hij lachend. ‘Geniet eerst van mijn kostelijke cognac. Het is inderdaad iets bijzonders.’ Hij hield het glas tegen het licht. ‘Proost… op de misdaad.’ Hij had Vledder en Van Dijk uitgenodigd voor een laatste bespreking bij hem thuis. Zittend in zijn brede fauteuil, genoot hij zichtbaar van het ongeduld van zijn beide collega’s.
Vledder schudde bedroefd het hoofd. ‘Ik begrijp er nog steeds weinig van.’
De Cock lachte. ‘Wees gerust. Tot voor kort tastte ook ik volkomen in het duister.’ Hij nam een teug van zijn cognac. ‘Voor een juist begrip lijkt het me het beste terug te gaan naar Utrecht… ongeveer drieënhalf jaar geleden, toen op een kwade dag in augustus Tjeerd Talema Alida van Soomeren ontmoette.’ Hij zette zijn glas neer en leunde achterover. ‘Het was een van die toevallige ontmoetingen die ’s mensen lot en leven bepalen. We hoeven daar geen zwaarwichtige betogen aan vast te koppelen, maar een babbeltje in Utrecht bij een bushalte had grote gevolgen, Alida van Soomeren had op het moment van de ontmoeting al een rijk crimineel verleden. Ze had in België een reeks verduisteringen en oplichtingen gepleegd en was, toen de grond onder haar mooie voetjes te heet werd, naar Holland uitgeweken.
Het is bijna verbijsterend hoe argeloos Tjeerd Talema in haar val liep. Hij was totaal verblind door haar schoonheid en koesterde zich onbekommerd in haar gulle liefde.’
Vledder keek verwonderd op. ‘Hield ze echt van hem?’ ‘Ze vond hem een aardige, ongecompliceerde jongen zonder enige ervaring. Ik geloof dat ze aanvankelijk wel iets voor hem voelde dat met liefde is te vergelijken. Maar toen haar misdadige geest mogelijkheden zag, verbleekte de liefde en kreeg haar hebzucht de overhand.’
‘Welke mogelijkheden?’
De Cock grijnsde. ‘Tjeerd had haar verteld van het pittoreske, maar wat slaperige Zoetekamp… en van zijn grote vriend en studiegenoot, dokter Hoekstra, die daar pas een praktijk had overgenomen. Alida luisterde aandachtig. Ze vroeg belangstellend naar bijzonderheden over het dorp, de jonge dokter, de gewoonten bij geboorten en overlijden. Ook de familierelaties van Tjeerd Talema ploos ze zorgvuldig uit. Toen ze ervan overtuigd was dat haar plan een redelijke kans van slagen had, dreef ze hem in een overhaast huwelijk.
Tjeerd was opgetogen, leefde in een roes van geluk. Hij liet zich door zijn lieftallige jonge bruid verleiden tot een wilde, kostbare huwelijksreis naar het mondaine Saint Tropez. Een reis die zijn financieel vermogen feitelijk te boven ging. Alida van Soomeren gedroeg zich alsof ze met een miljonair was getrouwd. Ze wenste alleen in de duurste hotels te logeren en bedelde om exclusieve toiletjes en sieraden. Binnen een paar weken kwam de verliefde Tjeerd tot de pijnlijke ontdekking dat hij geen geld meer had, dat zelfs zijn spaarcentjes waren verdwenen. Hij telegrafeerde zijn baas, vroeg en kreeg een lening, maar daarbij was wel een vriendelijk, maar dringend verzoek de huwelijksreis te beëindigen omdat zijn vakantiedagen ruimschoots waren verstreken.
Alida van Soomeren wilde niet terug naar het kille Utrecht. Ze maakte heftige scènes en stortte zich vol overgave in niet te stuiten huilbuien. Tjeerd was wanhopig. Hij legde haar uit dat hij geen geld meer had, dat hij zelfs al een lening had gesloten bij zijn baas.
Dat was het moment voor Alida van Soomeren om haar plannen te ontvouwen. Ze deed het uiterst listig en stelde het zo simpel voor, dat Tjeerd zich uiteindelijk gewonnen gaf.’ Vledder schoof naar het puntje van zijn fauteuil. ‘Wat voor plannen?’ In zijn stem trilde ongeduld.
De Cock glimlachte. ‘Levensverzekeringen.’
De jonge rechercheur keek hem verrast aan. ‘Levensverzekeringen?’
De Cock knikte. ‘In de daaropvolgende maanden reisde het jonge stel langs diverse grote en middelgrote Europese steden, leefde daar enige tijd en sloot verzekeringen af op het leven van de jonge en kerngezonde Tjeerd Talema. Ze overdreven niet. De afgesloten posten waren redelijk en wekten bij de verzekeringsmaatschappijen niet de minste argwaan. Het was ook niet zo vreemd dat een zorgzame echtgenoot een levensverzekering sloot ten behoeve van zijn jonge vrouw. Er waren zelfs maatschappijen die het stel adviseerden het bedrag van de levensverzekering zo hoog mogelijk op te voeren. En het echtpaar liet zich graag voorlichten.’
De Cock gebaarde breed. ‘Het was doodsimpel. In enkele maanden liep het bedrag van de afgesloten levensverzekeringen op tot een klein miljoen. Met de grootste moeite schraapten ze het geld bij elkaar om de eerste premies te betalen. Alida van Soomeren pleegde op de haar eigen wijze een paar kleine verduisteringen… en het lukte. Maar de tijd drong.’