‘Een wond?’ onderbrak ze.
‘Ja, een wond.’
Ze staarde hem aan, haar ogen groot en angstig. ‘Is hij dan vermoord?’
De Cock slikte.’Wij… eh… wij hebben inderdaad reden om aan te nemen dat uw Marcel…’
Ze sprong abrupt op. Haar neusvleugels trilden. ‘Hij is vermoord!’ schreeuwde ze. ‘Hij is vermoord! Hij is…’ Ze herhaalde het als een echo.
De Cock kwam haastig overeind, sloeg zijn armen om haar trillend lichaam.
‘Hij…’ snikte ze. ‘Dan heeft hij het toch gedaan… de schoft.’ De Cock hield zijn mond bij haar oor. ‘Wie?’ fluisterde hij. ‘Robert… Robert d’Hovenier. Hij heeft steeds gezegd dat hij het doen zou.’
5
‘Hij heeft hem vermoord!’ Haar stem trilde tegen de kale wanden van de recherchekamer. ‘Hij… hij…’ Ze snikte zonder geluid. Rechercheur De Cock duwde haar zachtjes terug op de houten stoel naast zijn bureau. Jarenlange recherche-ervaring had hem geleerd ten aanzien van emotionele kreten de nodige reserves in acht te nemen.
Hij nam rustig tegenover haar plaats en bekeek het betraande gezicht. Ze leek volkomen oprecht, leefde kennelijk in de overtuiging dat die Robert d’Hovenier, wie dat ook mocht zijn, haar jonge vriend had vermoord.
‘Waarom?’
Ze antwoordde niet. Het leek alsof de werkelijkheid haar ineens ontglipte, of de wereld om haar heen wegzonk, ongrijpbaar voor een zintuiglijke waarneming. Haar mond zakte open en haar grote, bruine ogen staarden wezenloos in het niets.
De Cock wachtte geduldig tot de wazige sluier uit haar blik wegtrok. Hij schoof zijn stoel bij en boog zich iets naar voren. ‘Waarom?’ fluisterde hij opnieuw, dwingend. ‘Moord… moord vraagt om een motief.’
Ze keek naar hem op. ‘Een motief,’ herhaalde ze toonloos. ‘Natuurlijk, een motief. Robert had een motief.’
‘Welk?’
Ze tikte met een vinger op haar borst. ‘Ik… ik was voor hem het motief.’
De Cock knikte zuchtend. ‘Jaloezie!’
Ze schonk hem een wrange glimlach. ‘Zo mag u het noemen… jaloezie. Vrijwel vanaf het moment dat ik vanuit Engeland bij de familie d’Hovenier in huis kwam, heeft Robert mij hardnekkig met zijn liefde achtervolgd.’ Ze zweeg even en staarde naar de vloer. ‘En ik heb zijn toenadering steeds even hardnekkig afgewezen.’ Haar stem had een harde klank.
‘Waarom?’
Ze haalde wrevelig haar schouders op. ‘Ik kan er niets aan doen. Ik mag hem niet. Hij is mij te opdringerig, te kleverig, als u begrijpt wat ik bedoel. Hij is geen man tegen wie je kan opzien… die mij ontzag inboezemt.’ Ze krulde haar lippen tot een grijnslach. ‘Ik ben misschien wat ouderwets. Ik hou nu eenmaal van een sterke man, een man die me het gevoel geeft beschermd te zijn.’
‘Marcel gaf u dat gevoel?’
Ze knikte met een ernstig gezicht. ‘Bij Marcel voelde ik me veilig. Hij was altijd zo kalm, zo volkomen zeker van zichzelf.’ ‘In welke verhouding staat Robert d’Hovenier tot de rest van de familie?’
‘Robert is een neef van meneer Charles. Hij is de zoon van meneer Charles’ oudere broer Gustaaf, die twee jaar geleden samen met zijn vrouw bij een auto-ongeval om het leven kwam. Nu zijn meneer Charles en Robert nog de enige mannen in de familie die de naam d’Hovenier dragen.’
‘Zo?’
‘Ja, meneer Charles heeft zelf geen kinderen. Hij is heel lang vrijgezel gebleven. Ongeveer een jaar geleden trouwde hij vrij plotseling. Ik weet nog dat mijn moeder er erg van opkeek, toen ze het hoorde. Hij was al vijfenveertig. Alice, zijn vrouw, is zeker twintig jaar jonger.’
Ze kuchte.
‘Neef Robert is altijd al de oogappel van meneer Charles geweest. Hij doet alles voor hem. Hij bekostigt zijn studie, alles. Robert woont al vanaf zijn zestiende jaar bij hem in huis. Meneer Charles beschouwt hem dan ook min of meer als zijn eigen zoon.’
‘Hoe oud is Robert?’
‘Achtentwintig.’
‘Niet getrouwd?’ Ze glimlachte zwakjes. ‘Nee. Hij zei altijd dat hij zijn leven lang op mij had gewacht.’
‘Hoe wist hij van het bestaan van Marcel?’
Haar gezicht betrok. ‘Hij betrapte ons.’
‘Waarmee?’
Er gleed een blos over haar wangen. ‘Het was dom. Ik had vergeten de deur van mijn kamer af te sluiten. Robert d’Hovenier kwam onverwacht thuis en vond tot zijn verbazing mijn kamer niet op slot.’
De Cock fronste zijn wenkbrauwen. ‘Tot… eh… tot zijn verbazing, zei u?’
Ze grinnikte zachtjes. ‘Ik zorgde er altijd voor de verliefdheid van neef Robert buiten mijn deur te houden. Ik zei u al dat hij bijzonder hardnekkig was.’
De Cock glimlachte. ‘Hoe reageerde Marcel?’
‘O, heel rustig. Hij liep kalm op Robert toe en vroeg hem uiterst beleefd of het zijn gewoonte was om zonder kloppen binnen te komen.’
‘En Robert?’
Ze plooide haar lippen tot een brede grijns. ‘Robert… Robert stond als aan de grond genageld. Zijn bleek, pafferig gezicht zag zo rood als een kreeft. Hij keek beurtelings naar Marcel en naar mij. Hij was verbaasd, stomverbaasd. Ik zag het. Ik ken zo langzamerhand de uitdrukkingen van zijn gezicht. Het duurde niet lang. De verbazing veranderde snel in intense haat. Onmiskenbaar. Ik zag het aan zijn ogen. Het leek me een eeuwigheid voor hij een excuus stamelde en wegliep.’
Ze friemelde nerveus aan haar rokje. ‘Ik weet niet hoe het kwam. Ik kon er niets aan doen. Ik probeerde het nog in te houden, maar het ging niet. Plotseling schoot ik in de lach. De situatie kwam mij op de een of andere manier dolkomisch voor. Ik bleef lachen, zonder ophouden. Marcel had de grootste moeite mij tot bedaren te brengen. Later bedacht ik dat mijn schateren Robert als hoongelach in de oren moet hebben geklonken.’ De Cock wreef met zijn hand over zijn gezicht. ‘Het was vernederend,’ zei hij ernstig.
Ze knikte. ‘Diezelfde avond nam hij wraak. Tijdens het diner maakte hij in het bijzijn van Alice en oom Charles een heftige scène. Hij zei dat hij zich uiteraard niet met mijn amoureuze affaires wilde bemoeien, maar hij raadde mij toch vriendelijk aan bij de keuze van mijn “partners” wat zorgvuldiger te werk te gaan. Tenslotte bevonden zich in het huis van zijn oom heel wat kostbaarheden en wanneer ik er een gewoonte van maakte om de eerste de beste zwerver die op mijn pad kwam, binnen te halen, dan…’ Ze sloeg haar handen voor het gezicht. ‘Het was verschrikkelijk. Zo ging hij tekeer. Ik ben huilend van tafel gelopen.’ De Cock keek haar wat ongeduldig aan. ‘Ik hoor nog steeds niets van een bedreiging.’
Ze kneep de lippen op elkaar. ‘Dat kwam de volgende dag. Toen ik ’s morgens de deur uitstapte om naar de academie te gaan, stond hij buiten op me te wachten. Hij vroeg me of ik van plan was mijn relaties met die man voort te zetten. Zijn toon was zo ijzig, zo neerbuigend, dat ik hem op dat moment voor zijn dikke kop had willen slaan.’