Выбрать главу

‘U deed het niet?’

‘Nee, ik zei hem dat hij zich met zijn eigen zaken moest bemoeien, dat hij met mijn privé-leven geen bliksem had te maken.’ De Cock knikte bemoedigend. ‘Heel goed. En toen?’ ‘Robert werd kwaad. Hij greep me bij mijn arm en zei dat hij die zwerver zijn hersens zou inslaan als hij hem nog eens in mijn gezelschap zag.’

‘En?’

Ze grijnsde. ‘Ik heb me er niets van aangetrokken. Marcel en ik bleven elkaar ontmoeten.’

‘Ook bij u thuis?’

Ze knikte traag. ‘Ook bij mij thuis. Meestal in de middag wanneer ik wist dat Alice en meneer Charles de stad in waren. Ik wilde hen buiten de affaire houden.’

‘En Robert?’

Ze wreef met de rug van haar hand langs haar voorhoofd. ‘Hij heeft mij nog één keer gewaarschuwd.’

‘Wanneer?’

Ze keek naar de rechercheur op. ‘Twee dagen voor u Marcel vermoord in de gracht vond.’

‘Laten we hem arresteren.’

‘Wie?’

Vledder schudde zijn hoofd om zoveel onbegrip. ‘Robert d’Hovenier,’ riep hij uit. ‘Wie anders? Er zitten in het verhaal van die Mabel Paddington voldoende aanwijzingen om hem redelijkerwijs als verdachte aan te merken. Ga maar na. Hij dreigde die Marcel zijn hersens in te slaan. Wel, volgens dokter Rusteloos had de slag op de schedel zoveel hersenletsel tot gevolg, dat de dood vrijwel onmiddellijk moet zijn ingetreden. Bovendien had Robert d’Hovenier een serie sterke motieven: haat, jaloezie, minnenijd.’ De jonge rechercheur stak gebarend een vinger omhoog. ‘En dan nog iets. De afstand tussen het huis van de familie d’Hovenier aan de Keizersgracht en de plaats waar het lijk in het water van de Brouwersgracht werd gevonden, is hemelsbreed nog geen honderd meter. Ik ben er eens gaan kijken. De situatie is bijna ideaal.’ Hij zweeg even. ‘Ik geloof dat je niet zo gauw weer een verdachte vindt die zo goed in het schema past.’

De Cock stak een sigaret op. ‘Haat, liefde, passie, moord… ze zijn zo slecht in schema’s te vatten.’

Vledder stond geagiteerd op. ‘Je zult er toch wat aan moeten doen. Je kunt het verhaal van het meisje moeilijk negeren. Ze legt een duidelijk spoor naar de moordenaar.’

De Cock reageerde niet. Hij wreef lange tijd met zijn hand langs zijn kin.

‘Je bent bij de sectie geweest?’

‘Ja.’

‘Wat zei dokter Rusteloos van de wond?’

‘Dodelijk.’

De Cock knikte. ‘Dat zei je al. Maar kon hij nog iets zeggen over het wapen?’

Vledder haalde wat wrevelig zijn schouders op. Zijn gezicht stond nors. De verandering van onderwerp zinde hem kennelijk niet. ‘Een metalen staaf,’ bromde hij onwillig, ‘of iets dergelijks. Volgens dokter Rusteloos heeft de moordenaar op het moment dat hij de dodelijke klap toebracht achter zijn slachtoffer gestaan.’

De Cock keek verbaasd op. ‘Achter zijn slachtoffer?’ Vledder knikte. ‘Hij moet vanuit de hoogte hebben toegeslagen. Vermoedelijk op een moment dat het slachtoffer een lagere plaats innam. De dokter noemde als mogelijkheid dat beiden een trap afliepen. Het slachtoffer uiteraard voorop.’

De Cock wreef in zijn ooghoeken.

‘Hartafwijking?’

‘Nee.’

‘A lcohol? ’

‘Minimaal. Nog geen kwart promille.’

De Cock zuchtte.

‘Dat betekent toch dat hij kort voor zijn dood één of twee borrels heeft gedronken.’

‘Was er verder nog iets?’

De jonge rechercheur schudde het hoofd. ‘Dokter Rusteloos nam aan dat het slachtoffer zo ongeveer dertig jaar oud was. Het schatten van de leeftijd bleek voor hem net zo moeilijk als voor ons.’ Hij haalde wat nonchalant zijn schouders op ‘Het was allemaal niet zo schokkend vanmorgen. De sectie bevestigde in feite de mening van de schouwarts… de man was al dood voordat hij in het water terechtkwam.’

De Cock keek peinzend voor zich uit. ‘Het staat dus nu wel vast dat hij werd vermoord.’ Hij grinnikte vreugdeloos. ‘Als we nu nog wisten wie het slachtoffer was… misschien kwamen we dan ook wat dichter tot de dader.’

Vledder keek hem verwonderd aan. ‘Weet je dat nog niet?’ ‘Nee.’

‘En Mabel Paddington dan?’

De Cock glimlachte. ‘Mabel was te verliefd om nauwkeurig te kijken.’

‘Hoe bedoel je?’

‘Wel, ze leefde van de ene afspraak naar de andere. Dat haar geliefde Marcel heette, was haar voldoende. Ze vroeg niet verder.’ Vledder trok zijn neus op. ‘Ze kon je dus niets vertellen?’ vroeg hij ongelovig. ‘Ik bedoeclass="underline" hoe zijn achternaam was, waar hij werkte, woonde, vandaan kwam?’

De Cock schudde langzaam het hoofd. ‘Ze schrok min of meer toen ik haar langs mijn neus weg vroeg of haar Marcel misschien getrouwd was. Die mogelijkheid was nog niet bij haar opgekomen. Mijn vraag sloeg een deuk in haar herinnering.’ ‘Stomme griet,’ siste Vledder. ‘Als ze haar geliefde netjes buiten de deur had gehouden, dan was er niets gebeurd.’ De Cock keek naar hem op. ‘Je ziet dus een duidelijk verband tussen Mabels love-affair en de moord?’

Vledder stak zijn brede kin uitdagend naar voren. ‘Ja, dat zie ik.’ Het klonk wat hautain. ‘En als jij die Robert d’Hovenier niet onder handen neemt, dan doe ik het!’

De Cock keek zijn leerling schuins aan. Rond zijn lippen zweefde een glimlach.

Plotseling rinkelde de telefoon. De Cock nam de hoorn op en luisterde. Het was vriend Van Dompseler, de wachtcommandant. ‘Ik heb hier beneden aan de balie iemand die naar je vraagt. Een jongeman…’

‘… met een bleek, pafferig gezicht,’ vulde De Cock aan. Van Dompseler lachte. ‘Inderdaad, dat heeft hij.’

‘Het is goed. Laat hem maar boven komen.’

De Cock legde de hoorn neer en gebaarde naar Vledder. ‘Bereid je voor.’

‘Waarop?’

‘Het verhoor van de moordenaar.’

Vledder keek hem wat verward aan. ‘De moordenaar?’ De Cock knikte. ‘Robert d’Hovenier… Hij is op weg naar boven.’

6

De man die zonder kloppen de recherchekamer binnenkwam, was groot, breed en log. Hij had een vriendelijk, bolrond gezicht en kort, stoppelig haar, dat tot vrij laag op zijn voorhoofd was ingeplant. Met een brede lach om de lippen stapte hij langs de bureaus op de beide rechercheurs toe. Zijn roze, vlezige wangen trilden in de nagalm van zijn tred.

Rechercheur De Cock kwam vanachter zijn bureau vandaan en stak hem zijn hand toe. Onderwijl keek hij hem onderzoekend aan. Op het eerste gezicht maakte de man een komische, bijna onnozele indruk. Achter een vreemd, smal brilletje met metalen montuur schitterde een paar ogen, die waakzaam rondblikten.

‘Robert d’Hovenier?’

Op het bolronde gezicht tekende zich verbazing af. ‘Ja.’ De rechercheur glimlachte innemend. ‘Mijn naam is De Cock… met ceeooceekaa. En dat is mijn collega Vledder.’ Hij maakte wat spottend een lichte buiging. ‘Wat verschaft ons het genoegen van uw komst?’

De jongeman slikte iets weg. ‘Hoe weet u wie ik ben?’ De Cock haalde zijn schouders op. ‘Het is een eis van mijn beroep,’ zei hij met een simpel handgebaar, ‘steeds zo goed mogelijk geïnformeerd te zijn.’

D’Hovenier knikte langzaam. ‘Dat begrijp ik,’ zei hij traag. ‘En ik neem aan ook de bron te kennen waaruit u uw informaties hebt geput.’

‘Zo?’

De jongeman zuchtte. ‘Ik vermoed zo dat Mabel Paddington u het een en ander over mij heeft verteld.’

De Cock grijnsde breed. ‘Inderdaad… Mabel Paddington. Ze was bijzonder openhartig.’

Robert d’Hovenier vertoonde een wat moede glimlach. ‘Dat is de reden van mijn komst. Ik ben bang dat zij u dingen heeft verteld die niet in overeenstemming zijn met de waarheid… Leugens, die mij in een verkeerd daglicht plaatsen.’