Выбрать главу

Vanuit de Planciusstraat reed Vledder de Golf onder het viaduct door naar het Haarlemmerplein en sloeg daar rechtsaf en bracht de wagen achter de fraai gerestaureerde Haarlemmerpoort tot stilstand. De beide rechercheurs stapten uit. De Cock keek uit over het water en wees.

'Al voorde oorlog, in 1939, vertrok van hier een veerbootje, dat de 'IJ-tunnel' heette. Het voer door het Wester Kanaal naar de overkant van het IJ.' De oude rechercheur grinnikte. 'De naam 'IJ-tunnel' getuigde van een ongebreideld optimisme. De echte IJ-tunnel werd eerst dertig jaar later, in 1969, geopend.' Vledder lachte. Typisch Amsterdams.'

De Cock lachte niet. Hij hield van de oude Amstelstad. Achter de Haarlemmerpoort staken ze de rijbaan van het Haarlemmerplein over en sjokten naar de Korte Marnixkade. Voor nummer 127 bleef De Cock staan en keek omhoog. Op de eerste etage brandde geen licht.

Vledder keek hem aan.

'Ze is niet thuis,' constateerde hij spijtig.

De Cock reageerde niet. Hij pakte uit de rechtersteekzak van zijn slonzige regenjas een koperen houdertje, waarin uitschuifbaar een reeks van blauwstalen sleutelbaarden. Het was een apparaatje dat hij eens van zijn vriend en ex-inbreker Handige Henkie had gekregen, toen die ernstig besloot om voortaan het smalle pad der deugd te bewandelen. Sindsdien had De Cock veelvuldig een 'gepast' gebruik van het apparaatje gemaakt.

Met kennersblik zocht de grijze speurder een passende sleutelbaard, opende daarmee de straatdeuren stapte in een klein portaal. Vandaar duwde hij zijn negentig kilo voorzichtig langs de houten trap omhoog. Vledder volgde.

Op het portaal van de eerste etage monsterde De Cock het slot van de woningdeur. Het was, zo zag hij, van een eenvoudige constructie. In slechts luttele seconden had hij het slot geopend en stapte de woning binnen.

Toen ook Vledder in de kleine hal stond, deed hij de woningdeur zorgvuldig achter hen dicht.

Vanuit het halletje kwamen ze in een kleine woonkamer. De Cock liet het ovaal van zijn zaklantaarn langs de meubels glijden. De inrichting was steriel en modern. Aan de witte wanden hingen enige surrealistische litho's in fel rood en korenblauw. Om een ronde tafel met een gewolkte glazen plaat op stalen poten, stonden vier diepe witlederen fauteuils op een witte vloer van glanzend balatum. De oude rechercheur stapte langs de fauteuils. In de deuropening naar de slaapkamer bleef hij staan en snoof enige malen… liet de lucht langs de trilharen van zijn neusgaten glijden. Daarna draaide hij zich om naar Vledder, die achter hem stond.

'Jasmijn,' fluisterde hij. 'Jasmijn en lavendel. De parfum ….. de parfumgeur in de wagen van de vermoorde Minnertsga.' Vledder grijnsde.

'Als we ook nog haar muiltje vinden… kunnen we Assepoester inrekenen.'

De beide rechercheurs hingen in het schemerdonker lui en verveeld achterover in de witlederen fauteuils. De tijd verstreek slechts langzaam. De geluiden die van buiten binnendrongen, werden steeds schaarser.

Vledder keek op zijn horloge en liet de wijzerplaat even oplichten. 'Het is al bijna middernacht,' bromde hij. 'Rooie Betsy had haar dochter moeten leren om op tijd thuis te komen.' De jonge rechercheur blikte opzij. 'Nemen we haar direct mee naar de Kit?' De Cock antwoordde niet direct. Hij hield er niet van om iemand te arresteren en pas later te bezien of hij of zij ook werkelijk schuldig was.

'Ik wil eerst even met haar babbelen.'

'Waarom? Zij was die avond bij Minnertsga in de wagen. Dat is duidelijk.'

De Cock knikte.

'Maar dat houdt niet onvoorwaardelijk in, dat zij hem ook heeft vermoord.'

Er klonken voetstappen op de trap. Op het portaal van de eerste etage stopte het geluid. Er was wat nerveus gemorrel aan het slot van de woningdeur, gevolgd door stappen in de hal. Even later floepte het licht aan. In de deuropening naar de woonkamer stond een knappe vrouw… een sterk verjongde replica van Rooie Betsy met lang rood kroezend haar, eindigend in een paardestaart. Ze keek met een blik vol verbijstering en verbazing van De Cock naar Vledder en terug. 'Wat… eh, wat moeten jullie hier?' vroeg ze stamelend. 'Wie… eh, wie zijn jullie? Hoe… eh, hoe komen jullie hier binnen?' De Cock kwam uit zijn fauteuil overeind, nam zijn hoedje af en maakte een hoffelijke buiging in haar richting. 'Mijn naam is De Cock,' sprak hij vriendelijk. 'De Cock met ceeooceekaa.' Hij wees naar zijn jonge collega, die nog lui in zijn fauteuil hing. 'En dat is Vledder, mijn onvolprezen hulp. Wij zijn rechercheurs van politie, verbonden aan het bureau Warmoesstraat.' 'Rechercheurs?' De Cock knikte.

'Wij bemerkten tot onze schrik,' loog hij charmant, 'dat de toegangsdeur tot uw woning niet slotvast was afgesloten. Om uw kostbare bezittingen tegen diefstal te beschermen zijn wij naar binnen gegaan en hebben gewacht op uw komst.'

Agneet van den Heuvel deed een stap dichterbij en keek de oude rechercheur argwanend aan. 'Dat geloof ik niet,' reageerde ze strak. De Cock schonk haar zijn beminnelijkste glimlach. 'U hebt gelijk,' sprak hij berustend. 'Het was een leugen. Wij kwamen niet om uw inboedel te beschermen… wij kwamen om u te arresteren.'

Agneet van den Heuvel plofte geschokt in de witlederen fauteuil tegenover hem.

'Arresteren?' herhaalde ze toonloos. De Cock knikte.

'Als verdacht van moord op de heer Minnertsga.'

Agneet van den Heuvel strekte haar rug. Uiterlijk onbewogen keek ze De Cock secondenlang aan.

'Ik was het niet.'

De grijze speurder glimlachte.

'Ik heb in mijn lange loopbaan als rechercheur zelden iemand direct spontaan horen bekennen.'

Agneet van den Heuvel trok haar lippen tot een strakke lijn. 'Ik was het niet,' herhaalde ze.

De Cock liet zich weer in zijn fauteuil zakken. U hebt de heer Minnertsga gekend?' opende hij voorzichtig.

Agneet van den Heuvel knikte.

'Ik had een verhouding met hem… al drie jaar… sinds ik als achttienjarig meisje op het Bartholinus bij hem in de klas kwam.' 'U was verliefd op hem?' 'Onmiddellijk.'

De Cock verborg een glimlach achter zijn hand. Hij ontdekte in de jonge vrouw iets van de spankracht en spontaniteit van Rooie Betsy. De oude rechercheur zuchtte diep. 'Het begin van een uitzichtloze liefde.' Agneet schudde haar hoofd.

'Niet uitzichtloos. Bouke heeft steeds beloofd met mij te trouwen.

Volgens hem was zijn eigen vrouw niet bereid en in staat om aan de eisen van zijn Fries temperament te voldoen.'

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

'Fries temperament?'

Agneet van den Heuvel knikte.

'Bouke beweerde altijd met klem, dat de Friese mannen temperamentvoller zijn dan de mannen uit de rest van het land.' De Cock hield zijn hoofd iets schuin.

'Jij was wel bereid en in staat om aan de eisen van zijn Fries temperament te voldoen?'

Agneet van den Heuvel knikte nadrukkelijk. 'Ik was erg gelukkig met hem.' De jonge vrouw liet haar hoofd iets zakken. 'Ik wilde dat geluk vasthouden,' ging ze zacht, bijna fluisterend verder. 'Vasthouden… met beide handen. Daarom drong ik er steeds bij hem op aan om te scheiden… en eindelijk met mij te trouwen. Ik wilde gelukkig zijn… gelukkig in de beslotenheid van een huwelijk… geen losvaste verbintenissen, waaraan mijn lieve moeder uiteindelijk ten gronde is gegaan.' Ze keek meteen betraand gezicht naar hem op. 'Is… eh, is dat zo mal?' De Cock schudde zijn hoofd.

'Dat is niet mal,' antwoordde hij vriendelijk. 'Echt niet. Ieder mens vecht voor zijn geluk. En ieder mens heeft ook recht op die strijd voor zijn geluk… maar niet met alle middelen.' Agneet van den Heuvel wreef met de rug van haar hand de tranen uit haar ogen.

'U denkt, dat ik Bouke heb vermoord?' De Cock negeerde haar vraag. 'Je zat bij hem in de wagen…?'

Agneet van den Heuvel knikte.

'Ik was wat geprikkeld. Bouke was weer eens naar de parkeerplaats