Выбрать главу

gereden, maar ik had geen zin in dat geknoei in een auto.'

De Cock keek haar verrast aan.

'Waarom nam je hem niet mee hier naar je woning.'

Agneet van den Heuvel zuchtte.

'Dat heb ik een paar maal gedaan, maar de buren briefden dat over aan mijn moeder. En die kon zijn bloed wel drinken. Ze vond het verschrikkelijk dat ik met Bouke omging, en ze eiste voortdurend van mij dat ik de verhouding met hem verbrak. Wil jij ook in de goot? krijste ze dan.' De jonge vrouw spreidde haar beide handen in een hulpeloos gebaar. 'Ik wilde mijn moeder geen pijn doen.' De Cock schonk haar een trieste glimlach. 'Dus in de auto.' Agneet van den Heuvel knikte.

'We kregen ruzie… we kregen de laatste tijd toch steeds vaker ruzie. Ik wilde niet wat hij wilde en eiste opnieuw van hem, dat hij op korte termijn zou scheiden. Toen begon hij te lachen en zei: schat eens, hoeveel meisjes in mijn klas zouden er verliefd op mij zijn?' Agneet van den Heuvel sloot haar ogen. 'Dat was het… dat was het moment dat ik besefte, dat Bouke niet echt van mij hield… nooit werkelijk van mij had gehouden. Dat hij mij al die jaren had belogen en misbruikt. Bouke probeerde mij nog tegen te houden, maar ik vluchtte de wagen uiten rende weg… zo snel ik kon… bang, dat hij achter mij aan zou komen. Toen ik al buiten de parkeerplaats stond, bemerkte ik, dat ik slechts één schoen aan had, dat de andere in de wagen was achtergebleven. Ik was buiten adem. Hoelang ik daar op de Prins Hendrikkade heb gestaan… jankend, grienend in de plenzende regen… weet ik niet meer. Toen ik wat rustiger werd, ben ik teruggegaan… op mijn kousen… die ene schoen in mijn hand. Bouke was er niet… niet meer. Het linkerportier van zijn wagen stond helemaal open. Dat heb ik dichtgeklapt en ben op zoek gegaan. Hij moest toch ergens zijn?'

Agneet van den Heuvel zweeg… bleek en vermoeid. Haar kroezend rode haar vlamde niet meer. Angstig en ineengedoken zat ze in haar fauteuil… een grote, diepe witlederen fauteuil van plotseling immense afmetingen. Al haar weerbaarheid… haar vechtlust… was weggeëbd. Wat bleef was een lief schichtig vogeltje… klein, fragiel… een kind nog.

De Cock liet haar even begaan. Het liefst was hij opgestapt, de trap af, de straat op… zonder verder vragen… weg uit de benauwende sfeer rond dat kind van Rooie Betsy.

De oude rechercheur keek haar peinzend aan… wreef over zijn brede kin… schatte haar weerstand. "Vond je hem?'

Agneet van den Heuvel knikte traag.

'Tussen een paar autobussen… dood… met grote wijdopen ogen… in de regen. En een of andere gek… een of andere gek had zijn pik afgesneden.'

12

Stil, somber, nog diep onder de indruk van het verhaal van de jonge Agneet van den Heuvel, trokken de beide rechercheurs met hun nieuwe Golf weg van de oude Haarlemmerpoort. Vandaar rijdend in de Haarlemmer Houttuinen begon het plotseling te regenen. Dikke druppels kletterden als hagel op het dak en spatten op de voorruit uiteen.

Vledder zette de ruitewissers aan en keek daarna opzij naar De Cock, die zonder autogordel om diep onderuit was gezakt. 'Commentaar?' vroeg hij uitdagend. De Cock bromde vanonder zijn vooruitgeschoven hoedje. 'Waarop?'

'De stand van ons onderzoek.' De grijze speurder reageerde niet direct.

'Over de doden niets dan goeds,' verzuchtte hij na een poosje, 'maar hoe meer wij over hem te weten komen… hoe meer ik besef, dat die Bouke Anne Minnertsga toch wel een fielt van een vent was. Er zijn heel wat mensen die naar zijn dood hebben verlangd… die dood intens hebben gewenst.' Vledder grijnsde.

'Hun wensen zijn vervuld.' Het klonk cynisch. De Cock drukte zich iets omhoog.

'Het is alles bijeen bepaald opmerkelijk te noemen, dat die aantrekkelijke leraar klassieke talen nog zo lang heeft geleefd… dat hij niet eerder iemand op zijn dartele levenspad vond om een absoluut einde aan zijn amoureuze avonturen te maken.' Vledder trok een denkrimpel in zijn voorhoofd. 'In die sfeer zoek je het motief?' De Cock knikte traag.

'Spelen met liefde, hartstochten… tedere menselijke gevoelens… is een gevaarlijke bezigheid. Vernederend en krenkend voor de mensen die het treft.' Hij zweeg even. 'En dat niet alleen… het weekt ook onbeheerste emoties los.' 'Zoals bij Agneet?'

De Cock plukte aan het puntje van zijn neus. Er was vanavond een moment, dat ik dacht dat zij tot een bekentenis kwam.'

Vledder glimlachte.

'Je bedoelt, dat moment dat het Agneet van den Heuvel duidelijk werd, dat Bouke Anne Minnertsga haar al die jaren had bedrogen… dat hij haar hartstocht… haar grote liefde… in wezen gelijkschakelde met de dweperige aandacht van de jonge vrouwelijke leerlingen uit zijn klas?'

De Cock trok zijn gezicht in een ernstige plooi.

'Precies. Op dat moment was ze naar mijn gevoel rijp voor moord.'

Vledder blikte even opzij.

'Je hebt haar niet gearresteerd.'

De oude rechercheur maakte een verontschuldigend gebaar. 'Ik… eh, ik vond haar verhaal geloofwaardig,' sprak hij met enige weifeling in zijn stem. 'Ik heb er geen wanklanken… geen duidelijke dissonanten in gehoord. Het klopt ook met onze bevindingen op die parkeerplaats.' Hij tikte met zijn wijsvinger de rand van zijn oude hoedje omhoog. 'Als men haar verklaring overdenkt, dan is het in feite een wonder, dat ze ter plekke de moordenaar of moordenares niet heeft gezien.' Vledder staarde door de voorruit.

'Misschien,' sprak hij somber, 'heeft ze die moordenares wel degelijk gezien.'

De Cock reageerde verrast. 'Wie bedoel je?' Vledder knikte en vervolgde:

'Wilde… of kon ze jou onmogelijk zeggen wie ze daar had aangetroffen.'

De Cock draaide zich met een ruk naar hem toe. 'Wie bedoel je?' Vledder slikte.

'Rooie Betsy… haar moeder.'

Toen de rechercheurs de hal van het politiebureau aan de Warmoesstraat binnenstapten, keek Jan Kusters achter de balie verrast naar hen op.

'Wat zijn jullie laat!' stelde hij vast. Hij blikte omhoog naar de klok. 'Het is al over half twee. Ik had jullie niet meer terug verwacht.' De Cock liep op hem toe.

'We gaan ook naar huis… bij mij staat de chocolademelk in de magnetron te wachten.'

Jan Kusters glunderde. 'Je hebt zo'n ding gekocht?' De Cock knikte lachend.

'We komen even horen of er nog iets bijzonders is geweest.'

De wachtcommandant maakte een schouderbeweging.

'Dat mannetje was er weer.'

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

'Welk mannetje?'

Jan Kusters zwaaide voor zich uit.

'Hij is al een paar keer 's avonds hier geweest… een bejaarde grijze man… in een veel te wijde regenjas… slecht ter been.' 'En die was er weer?' De wachtcommandant glimlachte.

'Hij kwam hier zo tegen elf uur de hal binnen en vroeg naar jou.' De Cock reageerde verrast. 'Hij noemde mijn naam?' Jan Kusters knikte.

'Ik zei: De Cock is er niet… ga boven maar op hem zitten wachten… misschien komt hij nog even langs. Pas een halfuurtje geleden is hij vertrokken. Hij kwam van boven de trap af sukkelen en liep op mij toe. 'Het is te laat,'zei hij. 'Het heeft geen zin meer om langer te wachten'.' 'En toen?'

Jan Kusters gebaarde naar de deur.

'Toen sjokte hij het bureau uit.'

'Je hebt geen naam of adres van hem genoteerd?'

De wachtcommandant schudde zijn hoofd.

'Als ik van een ieder die hier aan mijn balie komt de naam en het adres moet noteren, dan…' Hij maakte zijn zin niet af. De telefoon op zijn bureau rinkelde. Jan Kusters nam de hoorn op en luisterde.

Al na een paar seconden legde hij de hoorn op het toestel terug. Hij keek op. Met een bleek gezicht gebaarde hij naar de telefoon. Dat was een van die twee jonge dienders, die een paar dagen geleden het lijk van die leraar klassieke talen op de parkeerplaats aan de Oosterdokskade aantroffen. Uit nieuwsgierigheid is hij daar tijdens zijn surveillance weer eens gaan kijken.' De Cock hield zijn hoofd iets schuin. 'En?'