De Cock schoof zijn oude hoedje wat naar voren en trok de kraag van zijn regenjas omhoog. Licht gebogen, zijn handen diep in de zakken gestoken, sjokte hij naar een surveillancewagen, die vooreen roodwit gestreepte slagboom stond.
Een jonge agent, gehuld in een lange zwarte regenjas, liep op hem toe. Zijn gezicht glom van de regen. Met een weids gebaar wees hij schuin achter zich. 'Hij ligt daar… daar verderop. Tussen twee Duitse autobussen. We hebben voor de regen een stuk zeildoek over hem heen gelegd.' Hij grinnikte vreugdeloos. 'We konden hem eerst niet vinden. De parkeerplaats staat hier vol.' De Cock keek hem verrast aan.
'Was er geen getuige om hem te wijzen?' De jonge diender schudde zijn hoofd. 'We hebben geen kop gezien.' 'Van wie was dan de melding?' De jonge diender trok zijn schouders op.
'Dat weet ik niet. Geen flauw idee. Toen we hier op de parkeerplaats aankwamen, was er niemand. Het terrein was uitgestorven. Wij dachten eerst ook dat het loos alarm was… een practical joke van een of andere stomme grapjas. Uiteindelijk zijn we toch maar gaan zoeken.'
De Cock glimlachte.
'Heel goed,' sprak hij bemoedigend. 'Heb je ook de meute gewaarschuwd?'
De jonge diender knikte nadrukkelijk.
'Zeker. Onmiddellijk nadat wij hadden ontdekt dat de man was vermoord. We hebben daarvoor contact gezocht met onze wachtcommandant. Van hem kwam ook de opdracht om hier op de parkeerplaats naar een man te gaan zoeken. Misschien heeft de wachtcommandant genoteerd van wie de melding kwam.' 'Vraag het hem straks en zet het even in het meldingsrapport.' De jonge diender knikte, draaide zich om en liep voor De Cock uit. Vledder volgde.
Na ongeveer dertig meter bereikten ze twee moderne autobussen met een Duits kenteken. Tussen die beide vehikels, nabij de hoge achterwielen, lag een gebold stuk bruin zeildoek. Een geklauwde hand, met de vingers omhoog, stak eronderuit.
De jonge diender trok het zeildoek voorzichtig weg en het ovale gelaat van een man werd zichtbaar. Vette regendruppels plensden in zijn onbeschermde dode ogen, die wijd opengesperd naar de donkere hemel staarden.
De Cock bezag de lijnen van het gezicht, de iets teruglopende kin, de smalle neus, het zwarte golvende haar, iets grijs aan de slapen, en schatte de man rond de veertig. Hij droeg een lichtbruin geruit kostuum met leren stukjes op de ellebogen van het sportieve colbert. De oude rechercheur blikte opzij. 'Weet je al wie hij is?'
De jonge diender schudde zijn hoofd.
'Ik heb niet naar legitimatiepapieren gezocht. Toen ik die dode ogen zag en bloed op zijn overhemd ontdekte, heb ik mijn collega het bruine dekzeil uit onze surveillancewagen laten halen en heb het lijk verder niet meer aangeraakt.' De Cock knikte begrijpend.
'We kijken straks wel of hij papieren bij zich heeft.' De oude rechercheur hurkte bij de man neer en drukte de rug van zijn rechterhand tegen de linkerwang van de dode. Het voelde koud en nat aan. Ineens bemerkte De Cock iets vreemds. De pantalon van de dode was van boven niet gesloten. De Cock stak zijn linkerhand omhoog naar Vledder. 'Geef mij even je zaklantaarn.' 'Heb je er zelf geen?' De Cock schudde zijn hoofd.
'Die moet tijdens jouw dolle rit in de wagen uit mijn zak zijn gerold.' De jonge rechercheur trok een grijns en deed wat De Cock verlangde.
De grijze speurder knipte het licht van de zaklantaarn aan en sloeg de doorweekte slippen van het colbert van de dode iets terug. De leren broeksriem bleek losgegespt en de ritssluiting van de gulp stond open.
Vol verbijstering en ontzetting staarde De Cock voor zich uit. Door de gehurkte houding trilden zijn gespannen kuiten. Tussen de benen van de dode, in de kleine cirkel van licht uit de zaklantaarn, lag in een plas geronnen bloed, een afgesneden penis.
2
De Cock kwam uit zijn gehurkte houding omhoog. Zijn stramme knieën kraakten en zijn gezicht zag bleek.
Vledder nam de zaklantaarn van hem over en liet het ovaal van licht nog eens over de afgesneden penis glijden. Met een blik van ontzetting keek de jonge rechercheur opzij.
'Heb… eh, heb je dit al eens eerder meegemaakt?' vroeg hij hees. De Cock schudde zijn hoofd.
'En ik dacht nog wel,' verzuchtte hij, 'dat ik in mijn lange rechercheloopbaan zo'n beetje alles had gezien en meegemaakt. Maar dit is nieuw… zelfs voor mij.' Vledder slikte. 'Dit, dit,' stamelde hij onthutst, 'doet iemand toch niet zomaar… omdat hij of zij daar plezier in heeft. Ik bedoel, zo'n lugubere handeling moet toch een betekenis hebben?' De Cock boog zijn hoofd even voorover en liet het regenwater uit de rand van zijn hoed lopen.
'Het is misschien vreemd,' sprak hij achteloos, 'maar het doet mij denken aan een bruidsschat.'
Vledder keek hem verrast aan. 'Een bruidsschat?' In zijn stem trilde ongeloof. De Cock knikte.
'Volgens een bijbels verhaal in het eerste boek van Samuel was Michal, een dochter van Koning Saul, verliefd op David. Koning Saul eiste van David de voorhuiden van honderd Filistijnen… als bruidsschat.'
Vledder trok zijn neus iets op. 'En kreeg koning Saul die honderd voorhuiden?' Over het gezicht van De Cock gleed een grijns. 'In zijn ijver leverde David zelfs tweehonderd voorhuiden van Filistijnen bij koning Saul in… waarna hij Michal tot vrouw kreeg.' 'Een absurd verhaal.' De Cock ging kalm verder:
'Ik was vroeger op zondagsschool. Deze geschiedenis is mij uit mijn jeugd bijgebleven. Ik begreep het destijds namelijk niet. Ik wist niet wat een voorhuid was… tot mijn moeder het uitlegde. Het is ongeveer te vergelijken met het scalperen bij de Indianen. Men bewees ermee, dat men een vijand had gedood.' Vledder wees voor zich uit.
'Dacht je,' vroeg hij verward, 'dat dit iets met dat verhaal te maken heeft?'
De Cock trok zijn schouders op.
'Ik weet niet welke krankzinnige gedachten erdoor het hoofd van de moordenaar spookten. Maar het afsnijden van de penis van het slachtoffer duidt volgens mij wel op een symbool.' 'Van wat?'
De Cock wreef met een vlakke hand over zijn gezicht. 'Precies… van wat?'
Bram van Wielingen kwam met zijn aluminium koffertje aan de hand met grote stappen tussen de autobussen naderbij. Hijgend en puffend bleef hij voor De Cock staan.
'Wat een verschrikkelijk pokkenweer,' sprak hij hartgrondig. 'Beestachtig. Daarin stuur je nog geen hond de straat op.' De Cock trok zijn mondhoeken iets op. 'Geen hond… wel een oude chagrijnige politie-fotograaf.' Bram van Wielingen keek even naar de grijze speurder op, maar reageerde verder niet. Hij zette zijn aluminium koffertje op de natte gladde keien en wierp onderwijl een blik op de dode. Zijn gezicht verstarde plotseling. Trillend bracht hij zijn rechterhand naar voren. 'Heb je dat gezien,' riep hij ontdaan, 'ze hebben zijn penis afgesneden.' De Cock knikte traag.
'We hebben het gezien,' reageerde hij simpel. 'Wij staan hier al een poosje.'
Bram van Wielingen slikte. 'Dat is toch niet normaal?' De Cock grijnsde.
'Maak jij maar gauw een paar plaatjes, dan kun je weer naar huis.' De grijze speurder zwaaide met een breed gebaar om zich heen. 'Ik wil een paar totaalbeelden van de ruimte tussen de autobussen. En enige close-ups van het gezicht. Ik weet nog niet wie hij is.' Bram van Wielingen bukte zich. Met nog trillende handen maakte hij zijn koffertje open, nam daaruit zijn trouwe Hasselblad en monteerde een flitslamp. De fotograaf keek schuin omhoog naar De Cock. 'Moeten zijn ogen zo open blijven?' De Cock wees naar het lijk.
'Voorlopig, ja. Zo hebben we hem gevonden. Morgen in het sectielokaal, voor de autopsie begint, kun je…' De oude rechercheur maakte zijn zin niet af.