'Er ligt weer een man.' 'Dood?'
Jan Kusters knikte. 'Vermoord.'
Vledder reed de Golf de Oudebrugsteeg uit, de rijbaan van het Damrak op. Bij de brug voor het Stationsplein nam hij gierend de bocht naar rechts en raasde met hoge snelheid de oude Sint Nicolaaskerk voorbij.
De Cock had handen en voeten nodig om zich op zijn zitplaats vast te klemmen. Hij keek verwijtend opzij naar Vledder, die dooreen rood stoplicht reed en voor het Scheepvaarthuis met te veel risico het tegenliggend verkeer kruiste.
'Leer je het dan nooit,' riep de oude reche. ' eur kwaad boven het motorgeronk uit. 'Hoe vaak moet ik je hei 5 zeggen… dood is dood… afgelopen. Daar waag ik mijn pensic niet aan.' Vledder reageerde niet. Knarsend bracht de ji <ige rechercheur de politiewagen op het parkeerterrein tot stilstand. De Cock stapte uit en blikte even met een vies gezicht naar boven. Uit een gitzwarte hemel kletterde een ware wolkbreuk op hem neer. Hij schoof zijn oude hoedje naar voren en trok de kraag van zijn regenjas omhoog. Daarna keek hij opzij naar Vledder, die naast hem was komen staan. 'Hondeweer,' gromde hij ontstemd. 'Moet het in dit drassige land dan eeuwig regenen?' De jonge rechercheur snoof.
'Dat moet jij toch weten… dat is een zaak van Onze Lieve Heer.' De Cock negeerde de opmerking.
Gehuld in een lange zwarte regenjas kwam een diender uit een surveillancewagen op hem toelopen. De Cock herkende het jonge gezicht, dat glom van de regen.
De oude rechercheur drukte zijn ontstemming over het slechte weer weg en glimlachte. 'Wat dacht je,' vroeg hij vriendelijk, 'de moordenaar komt altijd terug naar de plek van zijn misdrijf?' De jonge diender knikte.
'Dat heb ik laatst ergens gelezen,' sprak hij instemmend. 'Het schijnt echt waar te zijn. Daarom… toen ik vannacht surveillerend over de Prins Hendrikkade reed, dacht ik: laat ik eens even op de parkeerplaats kijken. Je weet het nooit.' De Cock grijnsde.
'Je vond geen moordenaar… maar een lijk.'
De jonge diender gebaarde schuin achter zich.
'Weer tussen twee van die grote autobussen. Het lijkt uiterlijk ook precies op het geval van een paar dagen geleden. Ik heb maar weer een zeiltje uit de auto over hem heen gelegd.' Hij draaide zich om en liep voor De Cock uit.
Vledder volgde.
Na een dertig meter bereikten ze twee moderne hoge autobussen met Duits kenteken. Tussen die beide vehikels, nabij de hoge achterwielen, lag een gebold stuk bruin zeildoek. Een geklauwde hand, met de vingers omhoog, stak eronderuit.
De jonge diender trok het bruine zeildoek heel voorzichtig weg en De Cock scheen met ziin zaklantaarn in het hoekige gelaat van een jonge man. Hij had H >Te brede jukbeenderen, een sterk vooruitstekende kin en zwart aten, glimmend van pommade. Vette regendruppels plensden > i jn onbeschermde ogen, die wijd opengesperd naar de donkere he.iel staarden.
De Cock boog zich iets voorover en de warme adem van Vledder streek langs zijn nekharen. 'Guillaume du Bartas.' De oude rechercheur knikte.
'Leraar Frans.' De grijze speurder hurkte met krakende knieën bij de dode neer en sloeg ter hoogte van zijn bovenbenen de panden van zijn groene trenchcoat terug. 'Met afgesneden penis.'
De Cock kwam uit zijn gehurkte houding omhoog en zuchtte. De dood van de leraar Frans had hem pijnlijk verrast. De grijze speurder had geen identieke moord verwacht. Het klopte niet… paste niet in zijn verwachtingspatroon. In de duistere schema's van zijn denken was daarvoor geen plaats.
Bouke Anne Minnertsga was een man die problemen opriep… die roekeloos speelde met hartstochten en emoties… gevoelens van wraak opwekte.
Zo'n man was Guillaume du Bartas naar zijn mening niet. Zeker, ze waren beiden leraar aan hetzelfde gymnasium, maar verder bestond er oppervlakkig gezien tussen beide mannen geen enkele overeenkomst.
Vledder nam de zaklantaarn van hem over en hurkte bij de dode neer. Zijn rechterhand gleed tastend onder de brede schouderflappen van de groene trenchcoat. Na enige tijd kwam hij teleurgesteld overeind.
'Het is er niet.' 'Wat niet?'
De jonge rechercheur wees naar het lijk.
'Een briefje… een briefje zoals bij de dode Minnertsga.'
'Had je dat verwacht?'
Vledder knikte nadrukkelijk.
'Het is eenzelfde moord,' hijgde hij. 'Eenzelfde modus operandi.'
De Cock grijnsde.
'En eenzelfde dader?'
Het gezicht van Vledder verstarde.
'Zeker,' reageerde hij fel, 'eenzelfde dader. Het is een omissie… een grove nalatigheid van ons. We hadden die jongen nooit de kans moeten geven om een tweede moord te begaan.'
De Cock streek met de rug van zijn hand de regen uit zijn gezicht.
'Roeland van Ieperen?'
Vledder snoof.
'Ja,' snauwde hij, 'wie anders?'
De Cock draaide zich om. Bram van Wielingen kwam met zijn aluminium koffertje aan de hand met grote stappen tussen de autobussen naderbij. Puffend bleef hij voor de oude rechercheur staan. 'De Cock,' hijgde hij, 'geloof me, je bent beslist een nagel aan mijn doodkist.' Hij zwaaide omhoog. 'Dit is toch geen weerom iemand uit zijn bed te halen en op pad te sturen?' De grijze speurder keek hem onbewogen aan. 'Heb jij bij de politie bijzondere privileges… of verdien je minder dan ik?'
Het gezicht van Bram van Wielingen betrok. 'Wat heeft dat er mee te maken?' De Cock spreidde zijn beide handen.
'Ik,' verzuchtte hij, 'ik ben vannacht nog niet naar mijn bed geweest. En… hoor je mij klagen?'
De politiefotograaf liep de oude rechercheur knorrend voorbij en zette zijn aluminium koffer naast zich op de gladde natte keien. Onderwijl wierp hij een steelse blik op de dode. Met grote ogen van verbijstering, strekte hij zijn rechterhand trillend vooruit. 'Alweer… alweer een vent zonder penis.'
De Cock reageerde niet.
Tussen de autobussen verscheen dokter Den Koninghe. Achter hem liepen de twee onaandoenlijke broeders van de geneeskundige dienst met hun brancard.
De Cock liep traag op hem toe. Hij voelde zich te moe, te mat om de oude lijkschouwer uitbundig te begroeten. Hij maakte een lichte buiging en wees schuin achter zich naar de dode. 'Het is een identieke moord… identiek aan dat geval van een paar dagen geleden… met afgesneden penis. Ik heb nog niet verder gekeken, maar ik vermoed, dat u in de borsten maagstreek dezelfde messteken zult aantreffen.'
Dokter Den Koninghe knikte. 'We zullen zien,' sprak hij gelaten.
De kleine lijkschouwer liep hem voorbij, trok zijn broekspijpen iets omhoog en hurkte bij de dode neer.
De Cock keek toe hoe dokter Den Koninghe met een kleine zaklantaarn even in de pupillen scheen en daarna met een teder gebaar voorzichtig met duim en wijsvinger de beide oogleden sloot. De oude rechercheur wendde zich tot Vledder. 'Maak jij het hier verder af. Rij straks achter de broeders aan naar Westgaarde en vraag of zij het lijk in jouw bijzijn willen ontkleden. Neem de papieren van het slachtoffer mee en misschien…' Hij pauzeerde even en keek glimlachend op. 'Misschien vind je toch nog ergens een briefje.' 'Je bedoelt van Roeland?' De Cock knikte. 'Dat hoopje toch?'
Vledder schonk hem een trieste grijns. 'Wat doe jij?'
De Cock duimde over zijn schouder.
'Ik ga te voet terug naar de Kit en vraag aan Jan Kusters of hij een wagentje en een mannetje heeft om mij naar huis te brengen. Ik ben het zat.'
Vledder knikte begrijpend. Zie ik je morgen,' zei hij vriendelijk.
De Cock slofte tussen de autobussen weg. Toen hij de parkeerplaats had verlaten, ademde hij diep, keek omhoog en liet de regen verkoelend in zijn gezicht plenzen.
Op zijn gemak, zijn handen diep in de zakken van zijn regenjas gestoken, slenterde hij over de Prins Hendrikkade, liep de Binnenkant en Kromme Waal voorbij en stapte links de smalle Oudezijds Kolk op.
Halverwege bleef hij staan, keek naar het water en bedacht, dat daar eens een Chinees verdronk.
Mijmerend over de vele moordzaken die hij in zijn lange carrière als rechercheur in de binnenstad van Amsterdam had behandeld, liep hij verder via de Zeedijk en de Sint Olofssteeg naar de Warmoesstraat. Toen hij de hal van het politiebureau binnenkwam, stond hij plotseling oog in oog met de weduwe Minnertsga. Ze had een glimmend rood hoedje in het model van een zuidwester op haar hoofd en haar vormen werden geheel verhuld door een lange witte regenjas, die bijna tot haar voeten reikte. De Cock bleef voor haar staan. 'Wat komt u hier doen?' vroeg hij streng.