Выбрать главу

Tussen de autobussen verscheen dokter Den Koninghe. Achter hem liepen de broeders van de Geneeskundige Dienst met hun brancard. Ze torenden hoog boven de kleine lijkschouwer uit, onaandoenlijk, als paladijnen van de dood.

Terwijl achter hem Bram van Wielingen in de dode ogen flitste, liep De Cock op Den Koninghe toe en schudde hem hartelijk de hand. Hij had een zwak voor de excentrieke dokter met zijn ouderwetse grijze slobkousen onder een deftige streepjesbroek, zijn stemmig jacquet en zijn verfomfaaide groenuitgeslagen garibaldihoed. Zelfs in de gutsende regen verscheen hij in hetzelfde tenue. Zonder regenjas. 'Hoe maakt u het?' vroeg De Cock belangstellend. Dokter Den Koninghe glimlachte. 'Met mij…' antwoordde hij met een schorre stem, 'mij gaat het goed… nog wel.' Hij blikte met een halfopen mond omhoog in de gutsende regen. 'Als ik vanavond geen acute longontsteking oploop, geef ik mijzelf nog wel enige jaren.' 'In gezondheid.'

De lijkschouwer keek De Cock dankbaar aan. Met de rug van zijn wijsvinger wiste hij een paar regendruppels van zijn brilleglazen. Daarna hurkte hij bij het lijk neer.

Even bezag dokter Den Koninghe de gelaatstrekken van de dode, pakte een kleine zaklantaarn achter uit een pand van zijn jacquet en scheen in de pupillen. Daarna drukte hij voorzichtig met duim en wijsvinger de beide oogleden toe. Het ovale gezicht van de dode man kreeg met gesloten ogen opeens een veel vrediger aanzien… niet zo afschrikwekkend meer.

Dokter Den Koninghe knoopte het colbert los en bekeek aandachtig de omvangrijke bloedplek op het overhemd.

Bij het openslaan van het colbert gleed er een gevouwen briefje tussen de rechter revers uit op de keien.

Vledder bukte zich snel, raapte het op en stak het bij zich.

Uiterlijk onbewogen bezag de kleine lijkschouwer de afgesneden penis in de plas geronnen bloed en kwam overeind. Hij nam zijn bril af, pakte zijn witte pochet uit het borstzakje van zijn jacquet en poetste gewoontegetrouw zijn glazen schoon.

'Hij is dood,' sprak hij laconiek. De Cock knikte met een ernstig gezicht. "Dat begreep ik.' De dokter wees omlaag. 'Nog niet lang… hooguit enkele uren.'

'Oorzaak?'

Dokter Den Koninghe kuchte.

'Enige messteken in borst- en maagstreek. Dokter Rusteloos zal bij de gerechtelijke sectie morgen wel het aantal en de diepte van de wonden bepalen. Dat kan ik zo niet bezien. En ik heb ook geen zin om zijn overhemd helemaal los te knopen. Hij is in ieder geval aan inwendige bloedingen overleden.'

Met precieze bewegingen zette hij zijn bril weer op en plooide zijn pochet terug in de borstzak van zijn jacquet. Voor hij wegliep strekte hij zijn wijsvinger naar de afgesneden penis. 'Heb je weleens van Sigmund Freud gehoord?' De Cock knikte traag.

'Een Oostenrijks psychiater… grondlegger van de psychoanalyse.' Dokter Den Koninghe zwaaide ten afscheid. 'Die sprak van penisnijd.'

De Cock fronste zijn wenkbrauwen. 'Penis-nijd?'

De lijkschouwer liep lachend bij hem weg. 'Er zijn vrouwen,' riep hij vrolijk, 'die er aan lijden.'

De Cock draaide zich om en Bram van Wielingen flitste opnieuw in het gelaat van de dode. Nu met gesloten ogen. De oude rechercheur keek hem onderzoekend aan. 'Ben je klaar?' De fotograaf knikte.

'Ik maak morgen in het sectielokaal nog een paar plaatjes van zijn verwondingen.'

De Cock knikte instemmend.

'Ik heb Ben Kreuger hier nog niet gezien,' sprak hij rondkijkend. 'Misschien is hij onderweg. Roep hem straks in je wagen op en zeg hem, dat er voor een dactyloscoop hier in de regen niets te kwasten valt.' Hij zweeg even en dacht na. 'Ik wil morgen wel de vingertjes van het slachtoffer.' Bram van Wielingen glimlachte.

Ik zal het hem zeggen.' Hij demonteerde de flitser van zijn Hasselblad en legde de beide apparaten omzichtig in zijn koffertje. Met een klap sloeg hij het dicht, wuifde joviaal ten afscheid en liep op een sukkeldrafje tussen de autobussen weg.

De Cock hurkte opnieuw bij het lijk neer en trok het linkerpand van het colbert van de dode omhoog. Zonder zijn vingers met bloed te besmeuren, tastte hij in de binnenzak en vond daarin een bruinlederen portefeuille. Beschermend voorde regen stak hij die snel in een zak van zijn regenjas.

De oude rechercheur liet nog even zijn blik langs de gelaatstrekken van de dode glijden, daarna kwam hij langzaam omhoog en wenkte de broeders van de Geneeskundige Dienst naderbij. Ze legden de brancard naast het lijk neer en tilden de dode voorzichtig op het canvas. Daarna drapeerden zij een laken over hem heen, sloegen de canvasflappen terug en sjorden de riemen vast. Zachtjes wiegend droegen ze hem weg.

De Cock, Vledder en de jonge diender volgden en zagen toe hoe de broeders de brancard in de ambulancewagen schoven en de deuren dichtklapten. Na een groet stapten ze haastig in en reden van het parkeerterrein weg.

Peinzend staarde De Cock de wagen na tot de rode achterlichten in grauwe regennevels oplosten.

'Bouke Anne Minnertsga.' 'Heet hij zo?'

De Cock hield de bruinlederen portefeuille op zijn knieën. 'Dat staat in zijn rijbewijs. Op de foto prijkt een knappe man.' 'Lijkt de foto?' De Cock knikte. 'De gelaatstrekken zijn duidelijk te herkennen. Hij is geboren in Bolsward… ruim achtendertig jaar geleden. Volgens zijn papieren woont hij in Amsterdam op de Prinsengracht nummer 1115.' 'Getrouwd?'

De Cock bescheen met zijn zaklantaarn de bescheiden uit de portefeuille. 'Daar kan ik niets van vinden. Als ik het mij goed herinner, had hij wel een trouwring om zijn rechterringvinger.' 'Moeten we nog iemand waarschuwen?' 'Familie?'

'Ja.'

De Cock schoofde mouw van zijn regenjas iets terug en keek op zijn horloge. 'Nu nog… op dit uur? Het is al over tweeën.'

Vledderstak het contactsleuteltje in het slot van de Golf, maar startte niet. De jonge rechercheur blikte opzij. 'Wat is penisnijd?' De Cock glimlachte.

'Dat noemt men in de psychoanalyse de bewuste of onbewuste afgunst van de vrouw voor het gemis van een penis.' Vledder keek hem ongelovig aan. 'Bestaat zoiets?'

De Cock trok zijn schouders iets op.

'Er wordt aangenomen dat iets dergelijks bestaat. Maar verder kan ik je er niets zinnigs over zeggen. Ik heb er mijn eigen vrouw nooit naar gevraagd en ik ben ook geen psychiater.' Vledder verzonk in gepeins.

'Het zou bij deze moord best eens een motief kunnen zijn.'

De Cock keek de jonge rechercheur van terzijde aan.

'Een vrouw die afgunstig is op de penis van de heer Bouke Anne Minnertsga en hem daarom dat geslachtsdeel afsnijdt?'

In zijn stem klonk twijfel. Vledder gebaarde voor zich uit.

'Die afgunst kan tal van oorzaken hebben,' sprak hij ernstig. 'Haat, nijd, jaloezie. En misschien is het afsnijden van de penis wel een symbool… een verwijzing naar ontrouw.' 'Ontrouw van Bouke Anne Minnertsga.' 'Precies.'

De Cock keek nog eens met aandacht naar de kleine pasfoto op het rijbewijs.

'Als ontrouw een motief voor zijn dood was,' sprak hij hoofdknikkend, 'voorzie ik een onderzoek met tal van moeilijkheden. Gezien zijn uiterlijk zou het mij niets verwonderen als Bouke Anne Minnertsga bij leven een bruisende man was, die in allerlei liefdesaffaires was verwikkeld.' Vledder lachte uitbundig.

'En speelde zijn penis daarbij een belangrijke rol.' Het gezicht van De Cock bleef strak. Moord amuseerde hem niet. De afgesneden penis baarde hem alleen maarzorgen. Hij deed de papieren terug in de portefeuille en wees naar de beslagen voorruit. 'Zou je eindelijk niet eens van die enge parkeerplaats wegrijden?' vroeg hij licht geprikkeld. 'Of wil je hier overnachten?' Vledder scheen de opmerking niet te horen. De jonge rechercheur staarde nadenkend voor zich uit. Na enkele seconden draaide hij zich half om en wees naar de bruine portefeuille op de knieën van De Cock. 'Zit daar ook een kentekenbewijs in?'

De Cock pakte de portefeuille en klapte hem weer open.

'Ik dacht wel dat ik tussen zijn paperassen een kentekenbewijs heb gezien.'