Выбрать главу

'Net als mijn man. We komen oorspronkelijk uit het oude Sneek.' Ze keek naar De Cock op. 'Wat is er met hem gebeurd?' De grijze speurder kwam met een somber gezicht uit zijn stoel overeind en strekte zijn rechterhand naar haar uit. 'Ik condoleer u,' sprak hij plechtig, 'met het verlies van uw echtgenoot.' Mevrouw Minnertsga kwam even omhoog en drukte de haartoegestoken hand. Toen ging ze weer zitten. 'Wat is er met hem gebeurd?' vroeg ze dwingender. Ze wees achter zich naar Vledder. 'Hij wilde het niet zeggen. Is hij met zijn auto…?'

De Cock liet zich langzaam terugzakken in zijn stoel. 'Het was geen ongeval,' sprak hij hoofdschuddend. 'Geen ongeval met zijn auto. Iemand heeft hem een paar messteken toegebracht… aan de gevolgen waarvan hij is overleden.'

Mevrouw Minnertsga trok denkrimpels in haar voorhoofd. 'Messteken?'

De Cock kauwde even op zijn onderlip. 'In de borststreek.'

Mevrouw Minnertsga keek hem met grote ogen aan. 'Hij is dus vermoord.' 'Inderdaad… het was moord.' 'Waar?'

'Wat bedoelt u?'

'Waar is het gebeurd?'

De Cock negeerde haar vraag. 'Had uw man gisteravond een afspraak?' Mevrouw Minnertsga trok haar schouders op. 'Dat weet ik niet. Hij zei de laatste tijd nooit meer waar hij heenging.' De Cock beluisterde de toon.

'Was er…' vroeg hij voorzichtig, 'sprake van een verwijdering tussen u en uw man?'

Mevrouw Minnertsga liet haar hoofd iets zakken. 'Het ging niet goed,' sprak ze zacht, bijna fluisterend. 'We leefden het laatste halfjaar als vreemden langs elkaar heen.'

'Wat was de oorzaak van die verwijdering?'

Mevrouw Minnertsga spreidde haar beide handen. 'Dat weet ik niet. Er was geen aanwijsbare oorzaak. Het is gegroeid. Zelfs op het gymnasium zagen of spraken we elkaar nauwelijks.'

De Cock keek haar fronsend aan. 'U… eh, u werkt ook op het Bartholinus Gymnasium aan het Linnaeushof?'

Mevrouw Minnertsga knikte traag.

'Ik geef Duits. Mijn man is… was leraar klassieke talen.'

De Cock boog zich vertrouwelijk naar haar toe en vulde zijn neus met haar parfum. 'Was… eh, was uw man u ontrouw?' vroeg hij voorzichtig.

'U bedoelt: of hij een vriendin had?' 'Dat bedoel ik.'

Er gleed een matte glimlach over het gezicht van mevrouw Minnertsga. 'Ik neem aan, dat er andere vrouwen in zijn leven waren… hoewel ik daarvoor nooit directe bewijzen of aanwijzingen heb gevonden.' Ze glimlachte opnieuw. Vrolijker. 'Ik denk, dat hij zo voorzichtig manoeuvreerde, dat hij mij niet kwetste.' De Cock knikte begrijpend. 'Reed u weleens in de wagen van uw man?' Mevrouw Minnertsga schudde haar hoofd.

'Op het Bartholinus loopt ons lesrooster niet gelijk… liep niet gelijk, bedoel ik. We trokken nooit gezamenlijk naar het gymnasium. En gingen ook nooit vandaar gezamenlijk naar huis. We leidden ieder ons eigen leven. Ik heb mijn eigen autootje… een Mitsubishi Colt.' Ze zweeg even. 'Ik zat ook vroeger niet graag bij hem in de wagen. Zijn rijstijl beviel mij niet.' 'Te wild?'

Mevrouw Minnertsga knikte nadrukkelijk.

'Als een wegpiraat… alsof hij een tank bestuurde. Hij ging er eenvoudig van uit, dat alle andere weggebruikers zich maar aan hem dienden aan te passen.' De Cock plukte aan zijn onderlip. 'Mist u een schoen?'

Mevrouw Minnertsga keek hem verward aan. 'Een schoen?'

De Cock monsterde de uitdrukking op haar gezicht en wuifde de vraag glimlachend weg. Daarna gebaarde hij in haar richting. "Had uw man vijanden… mensen, die hem naar het leven stonden?' Mevrouw Minnertsga maakte een schouderbeweging. 'Er waren wel mannelijke collega's op het Bartholinus Gymnasium, die openlijk de houding van mijn man ten opzichte van mij afkeurden.' Er gleed een zoete glimlach om haar lippen. 'Maar ik heb daar nooit felle emoties bij kunnen bespeuren.' De Cock glimlachte.

'Niet oplaaiend tot het niveau van moord?' 'Zeker niet.'

De grijze speurder zweeg. Geruime tijd keek hij haar onderzoekend aan. Opnieuw onderging hij de bekoring van haar schoonheid. Vooral de fraaie vorm van haar mond… soms even geopend om kleine parelende tanden te onthullen… hield zijn blik gevangen. Toch sloop in het hart van de oude rechercheur langzaam enige achterdocht… achterdocht, gevoed door het ontbreken van een vleugje bewogenheid… smart… verdriet. 'Hoe lang was u gehuwd?' vroeg hij. 'Ruim tien jaar.' 'Kinderen?' Mevrouw Minnertsga schudde haar hoofd.

'Daar… eh… daar was in ons beider leven geen tijd en ruimte voor. Bovendien betwijfelde ik of mijn man een goede vader zou zijn.' De Cock toonde verbazing. 'Hij was toch leraar… pedagoog?'

Om de lippen van mevrouw Minnertsga gleed een trieste glimlach. 'Hij was niet erg geliefd bij zijn leerlingen,' sprak ze traag. 'Ik heb in de zakken van zijn colbert weleens dreigbrieven gevonden.' 'Van leerlingen?'

'Ja.'

De Cock boog zich iets naar haar toe. 'Namen?'

Mevrouw Minnertsga schudde haar hoofd.

'Ik heb die briefjes steeds vernietigd. Ze waren meest anoniem.'

'En u hebt er nooit met uw man over gesproken.'

Mevrouw Minnertsga zuchtte.

'Dat had geen enkele zin. Mijn man had diepe minachting voor zijn leerlingen. Vooral als ze een paar maal hadden gedoubleerd.'

De Cock reageerde emotioneel.

'Dat lijkt mij geen goede instelling voor een leraar,' sprak hij snel, opgewonden. 'Als ik als rechercheur minachting voor mijn medemensen had, dan kon ik mijn werk niet doen.' Mevrouw Minnertsga spreidde haar handen in een berustend gebaar. 'U bent vermoedelijk een goede rechercheur. Mijn man was geen goede leraar.'

De Cock leunde in zijn stoel achterover. Met de pink van zijn rechterhand gleed hij langzaam over de rug van zijn neus. Van tussen zijn gespreide vingers keek hij haar schattend aan. De oude rechercheur had moeite met haar gedrag, haar reacties op zijn vragen. 'Ik… eh, ik hoop niet, dat u het mij kwalijk neemt,' sprak hij weifelend, 'maar ik heb niet de indruk, dat u bent geschokt…… dat de plotselinge dood van uw man u bijzonder heeft getroffen.' Het gezicht van mevrouw Minnertsga verstarde. In haar bruine ogen sloop een koele blik. 'U hebt gelijk,' sprak ze strak. 'Uw indruk is juist. Ik betreur zijn heengaan niet. Integendeel… zijn dood komt voor mij als een bevrijding.'

4

Toen mevrouw Ranske Minnertsga uit de recherchekamer was vertrokken, keken de beide rechercheurs elkaar gespannen aan. Het was alsof zij benieuwd waren van elkaar te weten wat de ander van het gesprek met de jonge vrouw dacht. Vledder spreidde zijn beide handen.

'Ze heeft niet eens gevraagd of ze haar vermoorde echtgenoot nog een keer mocht zien,' riep hij met enige verontwaardiging. 'Ze was koel, kil, afstandelijk… alsof de dood van haar man haar in het geheel niet aanging.' De Cock maakte een schouderbeweging.

'Misschien is ze door verdriet verdoofd en komt de reactie later.' Vledder schudde zijn hoofd.

'Dat geloof ik niet,' reageerde hij resoluut. 'Ik had het stellige idee, dat die Bouke Anne Minnertsga voor haar al maanden… zo niet jaren… geleden was gestorven.' De Cock knikte met een ernstig gezicht.

'Dat is een goede opmerking,' sprak hij bewonderend. 'Volgens mij heb je gelijk… gevoelsmatig had ze geen enkele binding meer met die man. Wat nog restte was het simpele feit, dat Bouke Anne Minnertsga in werkelijkheid nog leefde.'

Vledder reageerde verward.

'Wat wil je daarmee zeggen?'

De Cock kauwde peinzend op zijn onderlip.

'Ik neem haar laatste opmerking 'zijn-dood-komt-voor-mij-als-een-bevrijding' heel ernstig.'

Vledder trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.

'Jij verdenkt haar van de moord op haar man?'

De Cock maakte een afwerend gebaar.

'Zover wil ik nog niet gaan,' formuleerde hij voorzichtig. 'Maar ze heeft, naar mijn gevoel, wel een redelijk motief voor de moord op haar man. Het verwarrende is, dat zij dat motief nauwelijks verhult.. zelf aandraagt. Ze verafschuwde haar man… liet dat duidelijk blijken. Ik heb uit haar mond over die Bouke Anne Minnertsga geen enkel positief geluid gehoord. En ze is toch eens met hem getrouwd… aan zijn arm naar het stadhuis gestapt.' Vledder trok een grijns.