‘Misschien kun je bewijzen dat er een relatie is tussen die drie,’ gaf Vledder toe, ‘maar je hebt hun zelfmoord niet kunnen uitsluiten.’
‘Tot vandaag. Dat is ook de reden waarom ik bij Buitendam zat.’
Het was even stil in de kamer. Vledder liet de opmerking van zijn oude collega diep binnendringen.
‘Wat weet jij dat ik niet weet?’
‘Als we ons alleen beperken tot deze zaak,’ merkte De Cock ironisch op, ‘dan kunnen we uitsluiten dat Cindy de Vries zichzelf door een overdosis van het leven heeft beroofd.’
‘De Cock! De spuit lag nota bene naast haar op de grond.’
‘Ze spoot niet. Nooit. En op haar lichaam zijn verder ook geen naaldsporen aangetroffen.’
‘Hoe kun je dat zo zeker weten?’
‘Ik heb het van haar vriend gehoord. De kunstschilder Jaap Verduin, die meer dan twee jaar zijn leven met haar heeft gedeeld.’
‘Het mannetje van de Porsche.’
De Cock knikte en nipte nog eens van zijn cognac. Vledder ademde diep uit en het vlammetje van de kaars flakkerde door de verstoorde luchtstroom.
‘Is dat wettig en overtuigend, zoals er in de wet staat?’
De Cock trok een diepe rimpel in zijn voorhoofd.
‘Het is overtuigend genoeg om grondiger onderzoek te doen naar de dood van de andere twee. En er moet ook wel iets aan de hand zijn, want er is iemand die zijn uiterste best doet om mij van het onderzoek af te houden. Die hier stenen door de ruiten gooit. Waarom zou de Nationale Recherche zich ermee bemoeien als er niets aan de hand is?’
‘Maar wat is het motief?’
‘Goeie vraag.’ Maar De Cock had geen antwoord. Nog niet.
‘Heeft de Nationale Recherche die steen soms door je ruiten gegooid?’
‘En dat is een heel goeie vraag,’ sprak de grijze rechercheur bewonderend.
De mannen dronken in stilte van hun drankje. Er hing iets onuitgesprokens in de lucht.
De oude rechercheur en zijn jonge collega beseften de onmogelijkheid van de situatie waarin De Cock zich bevond. De jonge Vledder verbrak de ban.
‘Ik ben het met Buitendam eens: dit is te groot voor jou, De Cock.’
‘Dat is de vraag.’
‘Nee! De vraag is hoeveel doden er nog moeten vallen!’
De Cock keek verrast op door de felle reactie maar zei niets. Vledder zag het als een aanmoediging.
‘Als het waar is wat jij beweert: dat De Jongh en Van Deijssel en dat meisje Cindy zijn vermoord, wanneer ben jij dan aan de beurt!’
De Cock bracht zijn hand naar zijn gezicht en wreef over zijn brede kaken.
‘Mij zullen ze niet zo snel vermoorden, Dick. Als ik dood word aangetroffen krijgen ze heel Nederland over zich heen.’
‘Tenzij je zelfmoord hebt gepleegd!’ antwoordde Vledder met dodelijke logica.
De Cock zette zijn glas op de keukentafel en stond op. Hij liep naar de kamer en ging voor het grote raam staan, waar gistermiddag nog een steen doorheen gevlogen was. Hij tuurde de donkere avond in en dacht even aan zijn vrouw. Toen liep hij terug naar de keuken en richtte hij zich tot Vledder, die somber in zijn biertje staarde.
‘Als ik dood word aangetroffen omdat ik zelfmoord heb gepleegd, of omdat mij een ongeval is overkomen, dan weet jij dat het niet zo is. Dat er van toeval geen sprake is.’
Vledder blikte geëmotioneerd naar De Cock en nam snel een slok van zijn bier.
‘Dan ligt deze zaak in jouw handen, Dick.’
De Cock begeleidde zijn jonge vriend naar de voordeur. Ze hadden niet veel meer gezegd. Ze hadden hun glas opgedronken en nog wat nietszeggende woorden gewisseld.
‘O! Stom!’ Vledder sloeg zich met de vlakke hand tegen het voorhoofd. ‘Dat had ik je nog willen vertellen!’
‘Wat?’
‘Ik heb dat kenteken van die Porsche nog even verder nagetrokken. De dagwaarde van dat karretje, en dat is misschien wel interessant, was vandaag 54.158 euro. Niet gek, hè.’
De Cock trok aan het puntje van zijn neus. ‘Dat is zeker niet gek…’
Vledder deed de deur open en de frisse lucht stroomde het halletje in. Het was stil op straat. In de verte startte een auto. Vledder ademde de late avondlucht diep in.
‘Lekker! Ik kan niet wachten op de zomer.’ Vledder stapte naar buiten.
De Cock sloeg hem goedmoedig op de schouder.
‘Bedankt voor je komst.’
Vanuit zijn ooghoek zag De Cock een auto met hoge snelheid naderbij komen.
Vledder draaide zich nog even glimlachend om, alvorens met een groet het stoepje af te stappen. De Cock zag de auto bijsturen richting het trottoir. Tot zijn verbijstering zag hij hem recht op Vledder af rijden die met zijn rug naar de aanstormende auto stond!
‘Dick!!’
De Cock greep de jonge rechercheur met twee handen bij zijn arm en trok hem terug het halletje in. De twee mannen tuimelden achterover, terwijl de auto met gierende banden het huis passeerde.
Hijgend lagen de mannen op de grond. Dick krabbelde snel overeind en trok zijn oude collega bij de hand omhoog. Kreunend en steunend kwam De Cock weer op beide voeten terecht.
‘Heb je je bezeerd?’ vroeg Vledder bezorgd.
De Cock schudde het hoofd en greep naar zijn pijnlijke rug. Vledder rende de straat op en keek in de richting waarin de auto was verdwenen. Toen draaide hij zich naar zijn collega, die een grimas trok en zijn rug rechtte.
‘Wat was dit?’
De Cock liep naar zijn vriend en pakte hem bij zijn armen.
‘Dit was “het”, Dick. “Het” dat mensen vermoordt en stenen door ruiten gooit. Luister, jongen, vergeet wat ik je vanavond heb gezegd. Vergeet dat je hier bent geweest. Jij bent nergens verantwoordelijk voor, wat ik je ook heb gezegd. Ook niet als ik dood gevonden word!’
9
De Cock had die nacht slecht geslapen.
Na het vertrek van Vledder had hij zich nog een glas cognac ingeschonken in een poging zijn zenuwen in bedwang te krijgen. Ondanks zijn lange, lange staat van dienst in het niet altijd even vredige ‘milieu’ was de confrontatie met plotseling geweld nog altijd een schokkende ervaring. Hij kon zich niet voorstellen hoe het voorval zou zijn afgelopen als hij de auto niet vanuit zijn ooghoek had zien aankomen. Maar één ding wist hij zeker: als Dick Vledder iets was overkomen, had hij zich dat zijn hele verdere leven aangetrokken.
Hij was aan het antieke bureautje gaan zitten dat in de hoek van de woonkamer stond. Hij zat daar eigenlijk nooit. Het was meer een verzamelplaats geworden voor familiefoto’s en vakantiekiekjes. Hij had de fotolijstjes voorzichtig opzijgeschoven en een aantekenblok gepakt. Daarna had hij alle bekende feiten over deze zaak nog eens op een rijtje gezet. Hij beschreef de personages, het vervalste schilderij, de slachtoffers, en had getracht zicht te krijgen op hun onderlinge verband. Langzaam maar zeker begon hij een beeld te krijgen van de zaak, maar het lukte hem nog niet om greep te krijgen op alle details. Na nog een uur peinzen had hij vermoeid de kaars op de keukentafel uitgeblazen en was hij naar bed gegaan. De genoten cognac hielp hem bij het inslapen, maar na een paar uur werd hij wakker en het lukte hem niet meer om diep in slaap te komen. Niet alleen werd hij geplaagd door gedachten, ook liet zijn rug hem op pijnlijke wijze weten dat hij enige uren daarvoor nogal ongelukkig ten val gekomen was. Toen het eerste ochtendlicht door de gordijnen prikte was hij opgelucht opgestaan.
Nadat hij zich had gedoucht en aangekleed scharrelde hij in de keuken rond, op zoek naar de koffiefilters. Even overwoog hij zijn vrouw te bellen, maar die lag waarschijnlijk nog in diepe slaap dus dat idee liet hij varen. Een speurtocht door alle keukenkastjes leverde uiteindelijk het verlangde resultaat op. De koffiefilters bevonden zich, evenals de koffie, in het kastje recht boven het koffiezetapparaat dat op het aanrecht stond. Hij ontbeet met koffie en een geroosterd boterhammetje met kersenjam en las de krant die al vroeg op de mat gevallen was. Toen hij de krant uit had, spoelde hij zijn bord en kopje om. Het was de hoogste tijd om op pad te gaan.