De ochtend was helder en fris. Een wagentje van de Stadsreiniging veegde met veel geraas de goten en een joggende vrouw passeerde met elegante lange passen de deur toen De Cock naar buiten kwam. Het jonge groen in de bomen stak frivool af tegen de strakblauwe hemel. Er hing verandering in de lucht. Een definitieve omslag van koud naar warm weer. De Cock had even overwogen een taxi te nemen, maar het verkwikkende lenteweer verleidde hem tot een wandeling naar de tramheuvel. Intuïtief keek hij om zich heen of hij iets verdachts zag, maar meteen schudde hij knorrig het hoofd. Hij moest zich nu niet laten opjagen door spookbeelden. Natuurlijk, het was mogelijk dat hij in de gaten werd gehouden, maar voorlopig was de openbare weg de veiligste plek waar hij kon zijn. Zelfmoordenaars werden zelden in een tram aangetroffen!
De Cock passeerde op de Egelantiersgracht een café dat zijn terras al had uitgezet. Aan de tafeltjes langs het water zaten jonge mensen te ontbijten. Ze genoten van het vroege ochtenduur en de versgeperste jus d’ orange. Hoe anders was dit vroeger geweest, toen de Jordaan nog een wijk was waar het proletariaat geteisterd werd door ziekte en ellende. Waar de boldootkar de poepemmers kwam legen! In die stank was er geen plaats voor een krantje en een croissantje. De Cock moest onwillekeurig lachen bij de gedachte.
Hij liep de smalle Egelantiersstraat in en rechtte zijn rug. De tijd was gekomen om een aantal raadsels op te lossen. Bijvoorbeeld hoe het kon dat een arme kunstschilder er een Porsche van een halve ton op na hield!
Naast de bel van Jaap Verduin hing nog steeds de boodschap dat de bel stuk was, maar De Cock hoefde niet te kloppen. De deur stond op een kier. Voorzichtig duwde de oude rechercheur de deur een stukje verder open en stapte hij het nauwe gangetje in. Hij liep op de tast door het halfschemer en probeerde niet te struikelen. Aan het einde van het gangetje was de deur naar het atelier gesloten. De Cock legde voorzichtig zijn hand op de klink van de deur en duwde die naar beneden. De deur gaf soepel mee en door de kleine opening zag De Cock de rug van Jaap Verduin die over iemand heen gebogen stond. De Cock duwde de deur nu verder open en hij kreeg zicht op het gehele tafereel. Zijn hart sloeg een keer over. Op de grond lag, op zijn knieën, kunsthandelaar Keesing. Jaap Verduin stond over hem heen gebogen en hield de man met een hand stevig bij de kraag van zijn camelkleurige jas vast en met de andere hield hij een pistool op het hoofd van de kunsthandelaar gericht.
‘Je moet het toegeven,’ blafte Verduin Keesing toe, ‘ik wil dat je het toegeeft, smeerlap!’ In zijn woede had Verduin de binnenkomst van De Cock niet opgemerkt, maar Keesing zag vanuit zijn benarde positie twee benen de ruimte binnen komen, en toen hij opkeek zag hij tot zijn grote opluchting het brede gezicht van de Amsterdamse rechercheur.
‘Goddank, De Cock!’
Verduin draaide verschrikt zijn hoofd naar de deur, zonder dat zijn greep op Keesing verslapte.
‘Je bent gelukkig net op tijd,’ kraaide Keesing opgelucht. Maar die opluchting was van korte duur. Verduin gaf een ruk aan de kraag van de jas die nu om de keel van Keesing striemde en richtte zich woedend tot De Cock.
‘Hoe kom jij verdomme binnen! Wat doe jij hier?’
Even taxeerde De Cock de situatie. Het belangrijkste was nu dat de situatie niet uit de hand liep. Hij dwong zichzelf regelmatig te ademen en voor het oog te doen alsof zijn neus bloedde.
‘Ik wilde van jou wel eens horen hoe een arme kunstschilder zich een Porsche van ruim een halve ton kan permitteren.’
‘Flikker mijn huis uit!’ Verduin had duidelijk geen tijd meer voor nuances. De beminnelijke kunstschilder van de dag daarvoor was verdwenen. Maar De Cock liet zich niet uit het veld slaan en ging onverstoorbaar door.
‘En ik was benieuwd of jij toevallig de respectabele kunsthandelaar Keesing kende. Of Keesing jou. Maar dat antwoord heb ik nu al.’
‘Sta niet zo te kletsen, man,’ piepte een benauwde Keesing. ‘Haal deze gek van mijn nek.’
‘Ik ben verbaasd u hier aan te treffen.’ De Cock klonk luchtig, maar hij hield de situatie scherp in de gaten.
‘Die gast heeft mij hier met een smoesje naartoe gelokt.’
‘Hou je kop!’ De stem van Verduin klonk als een zweepslag. Hij drukte het pistool in de nek van zijn jammerende slachtoffer. Hij deed een poging om zijn woede onder controle te krijgen.
‘Luister, De Cock, ik wil alleen maar van hem horen of hij verantwoordelijk is voor de dood van Cindy. Alleen maar een simpel “ja” is genoeg. Dus rot nou maar weer op, ik los dit zelf wel op!’
‘Man, je bent gek!’ kermde Keesing.
Jaap Verduin trok een woedende grimas, zweet parelde op zijn voorhoofd en De Cock hoorde hoe hij hoog en kort ademde. Hij richtte zich weer geheel op Keesing en het was alsof De Cock zich niet meer in de ruimte bevond.
‘Ik wil een “ja” horen, ja?!’
‘Hoe kan ik nou iets bekennen wat ik niet heb gedaan?’
De Cock voelde dat de situatie hem ontglipte. De woede van Verduin ontsteeg elke redelijkheid. Hij moest een manier vinden om Verduin te kalmeren voor er slachtoffers vielen.
‘Doe geen moeite, meneer Verduin,’ zei hij, trachtend zijn stem vaderlijk te laten klinken, vol vertrouwen. ‘Ik weet dat hij die moord heeft gepleegd.’
De eenvoudige mededeling maakte dat het beeld van Verduin en Keesing even bevroor. Beide mannen leken een moment hun adem in te houden. Toen draaide Verduin langzaam zijn hoofd naar De Cock.
‘Wat?’
‘Keesing is verantwoordelijk voor de moord op Cindy.’
‘Je lult!’ schreeuwde Keesing.
‘En geloof me,’ vervolgde De Cock, ‘hij is het doodschieten niet waard.’
Jaap Verduin deed een stap naar achteren om De Cock beter te kunnen aankijken, waardoor zijn greep op Keesing iets verslapte. Keesing hijgde en keek op naar de grijze rechercheur.
‘Hoe kom je erbij dat ik ook maar iets met die moord te maken heb?’
‘Ik vermoedde al een tijdje dat er een verband was tussen de heer Keesing en een aantal moorden de afgelopen tijd, maar ik kon er geen bewijs voor vinden.’
‘Is het in je kop geslagen, man?’
‘En de moordenaar van Cindy moest ook de moordenaar zijn van Wim de Jongh.’
‘Wie? Waar gaat dit allemaal over! Haal liever die gek bij me weg.’
‘Maar ik zag het verband niet direct. Bovendien kon ik niets bewijzen.’
Jaap Verduin zei niets, maar luisterde naar het verhaal van De Cock. Hij hield het pistool nog steeds bij het hoofd van de kleine kunsthandelaar, maar de druk leek iets af te nemen. Keesing kreeg daardoor een tikje van zijn oude bravoure terug.
‘Er valt niets te bewijzen, man. Het is allemaal lulkoek!’
‘Pas toen ik uw chauffeur zag, begon het mij te dagen. Toen wist ik het zeker.’
‘Wat? Wat wist je dan zeker?’ Keesing kwam half omhoog en keek De Cock opstandig aan. Verduin verstevigde zijn greep en drukte Keesing weer naar de grond.
‘Oké, dat was het dan.’ Zijn woede had plaatsgemaakt voor een kille berusting. ‘Je had met je klauwen van Cindy af moeten blijven.’
Verduin verplaatste het pistool naar het achterhoofd van Keesing.
‘De Cock, man, doe iets!’
Maar De Cock kon niets doen. Hij kon proberen zich met zijn volle gewicht tegen Verduin aan te gooien, maar het risico dat er daardoor slachtoffers zouden vallen was torenhoog. Hij moest in gesprek blijven. Blijven praten tot Verduin die executie uit zijn hoofd zou zetten.
‘Jaap!’
Verduin keek niet meer om. Hij liet de kraag van de jas van Keesing los en plantte een voet op diens rug waardoor de kunsthandelaar plat op de grond kwam te liggen. Toen haalde hij de veiligheidspal van het pistool.